I Weten wat je eet: dat is voor Els Mesu, van kaasboerderij Schellach, een vanzelfsprekendheid. Eigen melk, van eigen koeien. Waarvan er zo nu en dan een in de vrieskist belandt als biefstuk en stooflap. Eigen brood, van eigen graan. Schellach verkoopt oorspronkelijkheid. En kaas natuurlijk. 32 ZEELAND ELS MESU, KAASBOERIN I B Vanuit haar woonkamer kijkt ze op de koeienstallen. „Kijk, er wordt net een kalfje ver plaatst." Ze woont en werkt op een boerderij. Maar boe rin? Nee, zo wordt ze liever niet genoemd. „Onderné- mer", zegt Els Mesu. „Boerin vind ik altijd zo.... Nog altijd zijn er mensen die denken dat wij met de hand melken. Dat de tijd hier heeft stilgestaan. Er waren hier een keer men sen uit Amsterdam. Toen ik mijn telefoon pak te, vielen die mensen bijna van hun stoel, want ik had een smartphone. Een iPhone, ja wel. Wij zijn mensen van deze tijd. Natuurlijk ben ik wel boerin. Maar ik weet wat voor mis plaatst, nostalgisch ingekleurd beeld met na me in verstedelijkte gebieden opdoemt bij het woord 'boer' of'boerin'. Dat beeld doet de boe ren van nu tekort." „Mensen weten sowieso weinig van het boe renleven. In 2007 werd 'Kijk, een koe!' uitge zonden. Dat was een soort voorprogramma van Boer zoekt vrouw. Mijn oudste zoon kreeg als 'boer Robbie uit Zeeland' drie Rotter damse meiden onder zijn hoede. Die dachten bij wijze van spreken dat chocolademelk uit bruine koeien kwam en magere melk uit ma gere. Van het leven op de boerderij wisten ze niets. Het was allemaal even verbazingwek kend voor ze. Dat je 's morgens niet uren kan gaan tutten voor je aan het werk gaat, maar even een washand over je gezicht haalt en de stal induikt. Dat je 's nachts je bed wel eens uit moet, omdat een koe gaat kalven. Dat melk die uit een koe komt nog warm is. Dat je geen kaas kunt maken met nepnagels en nagellak. Ze hadden werkelijk geen idee." Van vader op zoon, van moeder op dochter: dat is toch hoe je leert om boer te zijn? „Vroeger ja, toen werd de kennis op die ma nier overgedragen. Nu leren de meeste boeren zonen het vak op een agrarische mbo- of hbo-opleiding, of gaan naar de universiteit in Wageningen. De boer is nu meer ondernemer en manager. Het vak is veel technischer gewor den. Land wordt bewerkt met behulp van sa- tellietnavigatie, de computer houdt bij wan neer welke koe gekalfd heeft, er is ingewikkel de Nederlandse en Europese regelgeving." „Toen ik jong was, liepen er hier op het platte land nog schetsers rond. Binnen tien dagen na dat een kalfje geboren was, kwam de schetser langs om een tekening te maken waarop je het vlekkenpatroon van het kalf kon zien. Vooraanzicht, zijaanzicht links, zijaanzicht rechts. En dat portret was z'n identiteitsbe wijs. Nu krijgen kalveren een nummer en kun je aan de hand daarvan alle ouders en voorou ders in de computer opzoeken. Ik bedoel maar: er is veel veranderd." Ook op het platteland. „Ik herinner me uit mijn jeugd de hoge bo men en mooie meidoorns, nu verdwenen om dat ze kaprijp waren, of ziek werden. De boer derij stond een heel eind van het dorp - dat was Sint Laurens - en nog veel verder van Mid delburg. Er was leegte om de boerderij. Klaren- beek, de sportvelden: die waren er nog niet. De kleuterschool stond in Sint Laurens. Vanaf mijn vijfde stepte ik daar elke dag heen, twee kilometer verder. Voor zover ik me kan herin neren ben ik maar hoogst zelden met de auto gebracht. Mijn buurmeisje was ook op de step, gaandeweg voegden zich nog meer kin deren bij ons, tot er een hele groep was. Heel gezellig. Later, toen we ouder waren, gingen we op de fiets." Mijn vader had een gemengd bedrijf. Eerst tuinbouw met grove groenten als spruiten en bloemkool. Later akkerbouwgewassen als aard appels, suikerbieten, graan, uien en later ook wat voedermais. En koeien. Koeien zijn er al tijd geweest. Wij aten meestal eigen groenten en vlees." Altijd weten wat je eet en waar het vandaan komt, dus. Heel trendy. „Een paar keer per jaar ging er een koe naar het slachthuis aan de Seisweg in Middelburg. Een eigen vriezer hadden we niet. Op het dorp was een vrieshuis; daar kon je een kluis huren. Ik was zelf nooit zo heel erg van de stal, maar mijn zus Mar ja wel. Met de ene koe had je meer connectie dan met de ander, dus het kon wel eens even moeilijk worden als ze naar de slacht gingen. Marije bijvoorbeeld, dat was onze topkoe. Een superkoe, eentje met ka rakter, Zeeuws kampioen geweest ook. Toen Marije ging, was ze waarschijnlijk al behoor lijk taai, want ze is heel lang blijven kalven. En zolang een koe kalft, geeft zij melk en hou den we haar. Marije is misschien wel opgege ten, maar niet door ons." „Nu slachten we jaarlijks zo'n tien van de 160 stuks vee voor onze klanten. Als het tijd is, zeg ik wel eens tegen de mensen: 'de koe staat in de stal, ga maar even kijken'. Maar dat wil len ze dan meestal toch liever niet weten. Als ze bij de dieren kijken en wij leggen uit dat sommige voor de melk zijn en sommige voor het vlees, en dat er volgende week weer een paar worden opgehaald, is het: 'Zonde! Zielig!' En dan heb je nog een categorie die juist wél wil weten wat en wie ze eten. Heel bewust: dat was de koe, die eten we nu. Deze heeft hier een goed leven gehad en goede voeding, van het eigen bedrijf." Hebben ze hier een goed leven? „Wij hebben een superdeluxe serrestal. De eerste van Zeeland. Mooi licht, mooi open. De koeien zijn er zo graag dat ze afgelopen zomer toen het overdag zo warm was, zelfs naar de stal teruggingen omdat daar een veel aangena mer klimaat heerste. Beter dan in de wei. Ze kunnen zelf beslissen of ze buiten of binnen zijn." „Echte melkkoeien, zoals de onze, geven zo veel melk dat je het kalfje niet lang bij de moe- der kunt laten. Daar worden ze nu eenmaal op gefokt. Komt de melkproductie na de geboor te op gang, dan is het kalfje geneigd door te blijven drinken, al is het veel te veel. Daarom En dan heb je nog een categorie die juist wél wil weten wat ze eten. Heel bewust: dat was de koe, die eten we zetten we het al redelijk snel apart in een wiegbox. Veertien dagen lang krijgt het via een speen de biest van de moeder. Biest is de eerste melk, boordevol antistoffen. Daarna groeien- de kalveren bij elkaar op in een stro- hoek met een 'melkbar'. Dat is een bak waar de warme melk in wordt gegoten. Elk kalf kan via een eigen speen de melk opdrinken; zo wordt aan de zuigbehoefte voldaan. Ja, dat zijn nieuwe inzichten. Zo is er ook op het gebied van antibiotica veel veranderd. De overheid heeft het excessieve gebruik aan banden ge legd. Dierenartsen worden erop gewezen dat het niet goed is. Preventief antibiotica geven is niet meer van deze tijd. Wij gebruiken bij ziekte als het even kan een knoflookprepa- raat." Wanneer werd het een kaasboerderij? „In 1979 ben ik getrouwd en uit huis gegaan. In 1980 zijn mijn ouders begonnen met kaas maken. Ik heb dat dus nooit meegekregen, als kind. Het was crisis en de melkprijs was abo minabel - dat was nog vóór de melkquota. Mijn ouders stonden voor de keus: een mede werker ontslaan, of nieuwe inkomstenbron nen aanboren. Dat werd het kaasmaken. Om ons heen zag je boeren die ook een weg zoch ten. Zo ontstonden de minicampings. Verbre ding is de redding gebleken voor de sector. Al leen de groten redden het zonder baantje bui ten de boerderij om of andere neveninkom sten." Konden je ouders dat wel, kaas maken? „Ze hadden geen idee! Mijn vader en moeder zijn op cursus gegaan in Gouda om het te le ren. De oude paardenstal is verbouwd tot win keltje met daarin een opslag en pekelbakken. Er kwam een kleine toonbank met een bel er op. Gewoon maar eens proberen, dachten mijn ouders. Hun insteek was: een kwalitatief goede Goudse kaas maken, waarvan de men sen zouden zeggen: 'Deze smaakt!' en er nog eens voor terugkomen. Nog vóór de opslag klaar was, kwam een mevrouw op de fiets in formeren: 'Ik heb gehoord dat jullie kaas ma ken. Zou ik een stukje mogen?' Dat mocht; in de kelder lagen de eerste kazen te rijpen." Schellach werd een begrip. „Alleen heette de kaasboerderij toen nog geen Schellach; dat kwam pas in 2000, toen ik met mijn drie zussen het bedrijf overnam." „Het begon ooit met een tonnetje van 400 li ter. En dan maakten mijn ouders nog niet eens elke dag kaas. Nu verwerken we 2000 li ter per dag. En naast de Goudse zijn er allerlei kruidenkazen. We hebben ons eigen graan, waarvan we ons eigen meel laten malen bij Brasser. Bakker Jan Schrieks uit Middelburg bakt er broden van, desgewenst zonder toevoe gingen. Brood zoals oma het vroeger bakte. Er zijn er die speciaal voor dat brood komen." Jij bent ook geen geboren kaasboerin. „Nee. Na het atheneum heb ik de secretaresse opleiding van Schroevers gedaan. Ik werkte daarna in administratieve functies, onder Die Zeeuwse knopkaas maakte veel goed door door Ondine van der Vleuten Els Mesu-Kwek- keboom werd op 9 april 1960 geboren in wat nu kaasboerde rij Schellach is, aan de Prooyen- seweg in Mid delburg. Ze trouwde met haar jeugdlief de, aannemer Peter Mesu. Na het atheneum volgde een op leiding tot se cretaresse bij Schroevers. Mesu werkte bij Provinciale Waterstaat en op een advoca tenkantoor. Ze was hoofd type kamer bij ac countantskan toor Deloitte. In 2000 maakte Els Mesu de overstap naar de kaasboerde rij van haar ouders. Ze heeft drie kinde ren.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2014 | | pagina 36