ZEELAND GEPEILD
16 BUITEN
In deze serie reizen we de pijlen achterna. Wekelijks landt er
eentje lukraak op de kaart van Zeeland. En precies daar, op
die toevallige plekken waar ze natrillend wijzen, nemen we
poolshoogte. Op akkers waar bieten op de rooier wachten,
op borrelende schorren en slikken, in door westenwinden
getekend bosgebied, op dromerige duinen - elk stukje
Zeeland heeft een verhaal.
DER BOEDE
Iemand die hier
belandde, zag je
meestal niet meer
terug
Om de stalen spijlen van het
hoge toegangshek slingert
klimmende winde. Langs de
barokke, mossige pilaren
kruipt klimop. De verstilde,
diepe tuinen van het land
goed worden nog even door
de woekering omhelst, voor zij worden ver
zwolgen in een uitbundige Walcherse jungle.
„Het duurt niet lang meer tot de naam Der
Boede onleesbaar is", wijst Johan Geerse (57),
en hij richt zijn camera, zoomt in, drukt af.
Hij vindt het fascinerend, zegt hij: „Als je
maar lang genoeg wacht, verdwijnt overal de
vanzelfsprekende samenhang. Zo wordt de
werkelijkheid vanzelf surrealistisch." Daarom
zwerft hij nog af en toe over het terrein. Het
levert hem huiveringwekkende en humoris
tische beelden op. Oog voor de vervreemding
heeft hij altijd al gehad: „Soms realiseer ik me
opeens dat iedereen waarmee ik door de Lan
ge Delft loop, over amper honderd jaar niet
meer bestaat."
Het hek is gesloten. Maar er is nog wel een
paadje langs de afgeplakte brievenbus, tussen
de bramen door. „De cirkel is bijna rond", ver
telt Geerse. „Ooit was dit eeuwenlang een
landgoed. Vlak na de oorlog, eenmaal aange
kocht door Stichting Rusthuizen Walcheren
(tegenwoordig: SVRZ), ontstond hier een van
de grootse zorginstellingen van Nederland.
Het landhuis als verpleeghuis, uitgebreid met
twee halfgebogen symmetrische vleugels, en
nog twee gebouwen erbij: Ter Poorte en De
Vliedberg. Inmiddels is het geheel verkocht
aan een projectontwikkelaar, en wordt het
weer een landgoed. Met villa's."
Hij is staffunctionaris bij SVRZ 't Gasthuis,
rechterhand van de locatiemanager en draagt
medeverantwoordelijkheid voor beleid, jaar
planningen en projecten. En hoewel fotografe
ren zijn passie is, schreef hij vier jaar lang in
de avonduren aan het herinneringsboek dat
hij onder de titel 'Die? die is naar Der Boe-
de toe!' in eigen beheer heeft uitgegeven. De
presentatie was tijdens de twee feestelijke da
gen in het voorjaar waarop oud-medewerkers,
huidige medewerkers en belangstellenden af
scheid konden nemen van het oude verpleeg
huis. „Ik wilde hiermee een monument op
richten, zoals we ook doen voor andere belang
rijke gebeurtenissen, objecten en personen.
En een beeld schetsen van de ontwikkeling
van de zorg voor chronisch zieken, zowel gees
telijk als lichamelijk, in het naoorlogse Neder
land."
Maar ook en vooral wilde hij dat alle verhalen
behouden bleven. Want hij zette niet alleen
het tijdsgewricht en de pioniersgeest tot 1970
in de schijnwerpers, maar liet eveneens de toe
gewijde 'meisjes' van toen hun ervaringen ver
tellen. Die leefden vervolgens enorm mee met
het schrijfproces en belden hem regelmatig op
om te informeren hoever hij nu was, want 'zij
waren al over de tachtig, en dus mensen van
de dag'. Als de complexiteit en omvang van
het project hem al eens naar de lippen steeg,
dacht hij toch niet aan opgeven, lacht hij: „De
meisje keken er zo verlangend naar uit, en heb
ben met hun herinneringen alle puzzelstukjes
ineen doen schuiven."
Zelf voelt hij zich ook verbonden met het land
goed waar hij in 1996 zijn sollicitatiegesprek
voor afdelingshoofd voerde. Zijn functie ver
vulde hij uiteindelijk in Middelburg, want in
Koudekerke was Der Boede toen al over het
hoogtepunt heen: „De trend om zorg klein
schaliger te organiseren, verspreid in dorpen
en wijken, zette door." Dat je mensen eigen
lijk niet uit hun eigen leefomgeving moet ha
len, onderschrijft hij, want nog steeds ervaart
hij de huivering uit zijn jeugd, toen de naam
vooral onheilspellend klonk en het einde der
tijden inluidde: „Iemand die hier belandde,
zag je meestal niet meer terug."
Slenterend over het verlaten terrein is de uit
straling van buitenhuizen uit de achttiende
eeuw ervaarbaar, maar de barokke structuur
van tuinen en zichtlijnen, met fruitbomen en
vijverpartij, verdwijnt. De meeste paadjes zijn
begroeid met mos en gras. Takken van bomen
en struiken hangen breeduit en laag. De woe
kerende wildernis spaart ook de terrassen met
robuuste plantenbakken niet. Van de bijgebou
wen zijn bijna alle ruiten gesneuveld.
Het is de esthetiek van het leven dat zich
heeft afgespeeld, waarna al het vergankelijke
dat nog even achterblijft volstrekt nutteloos
blijkt omdat het uit de context losgezongen is.
De sporen daarvan zijn ook de bordjes met
voorschriften en regelgeving: die verwijzen
nu heel gedecideerd naar zichzelf en naar de
voorbije tijd.
Vooralsnog behouden de geheimen van het
landgoed ook in deze staat hun aantrekkings
kracht. Want als Piet Labruyere, een van de
vroegere tuinmannen, langs wandelt en: „On
gelooflijk!" roept, „ik ken het hier bijna niet
meer terug!", gaan ze samen toch nog even
naar de diepe welput kijken. Ze sluipen de
bosjes in. Tot hun kuiten in de wingerd en
brandnetels. Waar de kleiige bodem hol
klinkt, knielen ze zwijgend neer. Groen ver
wijderen, grond wegvegen, twee grote klin
kers kantelen. Er stijgt uit de stenige kilte een
vochtige geur omhoog. Ademloos buigen zij
zich over het duister.
Na een tijdje dekt Labruyere de spelonk voor
zichtig toe. Harkt met zijn handen de aarde en
klimop eroverheen. Hun jasjes afkloppend
struinen ze het struweel weer uit. En zacht rit
selend veert achter hen de begroeiing terug.
Losgezongen
uit de tijd
door Jacolien Vlaander
Johan Geerse