1
1
ZEELAND GEPEILD
w
2 BUITEN
mm wm
In deze serie reizen we de pijlen achterna. Wekelijks landt er
eentje lukraak op de kaart van Zeeland. En precies daar, op
die toevallige plekken waar ze natrillend wijzen, nemen we
poolshoogte. Op akkers waar bieten op de rooier wachten,
op borrelende schorren en slikken, in door westenwinden
getekend bosgebied, op dromerige duinen - elk stukje
Zeeland heeft een verhaal.
RIEMENSKREEK
Een spannend plekje achter de dijk,
weet hij. Waar bijna niemand
komt. Je volgt het boerenlandpad,
het weggetje dat erven, akkers en
weilanden met elkaar verbindt.
Makkelijk te vinden is het niet en
er is prikkeldraad gespannen waar
je overheen moet klimmen. En dan: steil om
hoog, tussen natte opgestuwde graspollen,
dwars door klei die zompig is en zuigt; want
pas boven aangekomen zal het beloofde land
zich aan je openbaren.
Inderdaad kun je vanuit die positie de hele
Koudepolder overzien. Aan de ene kant het
spiegelende brede water van de Braakman, dat
tot begin jaren vijftig nog een woeste getijden-
geul was en in open verbinding stond met de
Westerschelde. Richting het noordoosten
doorklieven de lange pijpen van Dow Chemi
cal en de havens van Terneuzen de horizon,
en stoten rokende pluimen in de vochtige
lucht. En daar beneden, wijst hij, aan de voet
van de dijk, sluimerend langs landerijen met
gerooide uien en percelen omgespitte grond,
slingert de Riemenskreek.
Peter Maas (56) is sinds een aantal jaren één
van de twee boswachters van Staatsbosbeheer
voor Zeeuws-Vlaanderen. Hij is opgegroeid in
Terneuzen en kent het gebied goed. Zijn va
der nam hem vroeger wel eens samen met
zijn broer en vier zussen mee: „Dan maande
hij ons even onze mond te houden, omdat hij
ons naar de stilte wilde laten luisteren."
Niet lang daarna zwierf hij er alleen rond.
Vaak kwam hij de oude boswachter tegen:
„Dat was er nog eentje die alle dagen buiten
liep. Hij floot naar de zwarte ruiter, familie
van de strandloper, en het grappige was: die
floot terug. Daarvan was ik enorm onder de in
druk. En ook van die vogel, die in de rui op
een tureluur lijkt maar lange, rode poten
heeft. Ze leven in de Arctische toendra. De
vrouwtjes verlaten na het leggen van de eie
ren het nest en trekken naar het Zuiden. Wij
komen ze dan bij ons in de streek tegen. De
mannetjes blijven achter, bebroeden de eieren
en komen hen dan later achterna."
Het liefst was hij indertijd dan ook naar de
bosbouwschool gegaan: „Er waren echter zo
veel aanmeldingen dat er naar het cijfergemid-
delde werd gekeken, en daar scoorde ik ruim-
mmm
schoots onder." Dus werd het een opleiding
tot zoölogisch analist. Halverwege de jaren
tachtig was hij nog wel even twee seizoenen
veldmedewerker bij de Provincie Zeeland,
grinnikt hij, en omdat het in die tijd belang
rijk was om vegetatie ter plaatse in kaart te
brengen, kweet hij zich vol overgave van zijn
taak. Hij hield fanatiek en nauwgezet streep-
lijstjes bij, een gewoonte die hij nog steeds -
met of zonder lijstjes - erop nahoudt.
Daarom gaat hij telkens op zijn knieën voor
de Riemenskreek: „Hier heb je allerlei zilte
plantensoorten: zeealsem, zeerus, gerande
schijnspurrie, dunstaartje, zeekraal. En gesteel-
de zoutmelde, die in heel Nederland alleen
hier en op Schouwen-Duiveland en op Vlie
land voorkomt."
Dat het gebied door militaire inundaties tij
dens de Tachtigjarige Oorlog met zout water
in aanraking is geweest, is te zien aan het
glooiende weiland dat bij de dijk nog groen is
en naar de randen van de oevers toe grijs
bruin wordt, en zelfs rood. „Net als de bedij
king is het zilte gras langs de kreken karakte
ristiek voor het Zeeuws-Vlaamse landschap",
zegt Maas. „Maar het is wel belangrijk dat het
niet te veel gaat vergrassen, anders verdwijnt
er veel kwetsbare, eenjarige vegetatie."
Ruim twintig jaar werkte hij voor Stichting
Landschapsbeheer Zeeland, voor hij uiteinde
lijk toch boswachter werd. Maar hoewel deze
functie tegenwoordig vooral grotendeels be
staat uit vergaderingen, overleg en correspon
dentie, zijn er nog wel eens thema-excursies
voor toeristen, of aanvragen van groepen die
eropuit willen gaan.
Laatst sjouwden er vijfentwintig opgetogen
dames van de plattelandsvrouwenvereniging
met hem mee, vertelt hij, over het prikkel
draad, door de graspollen en langs de steile
dijk omhoog. Maar het woord hoefde hij nau
welijks te voeren, zelfs niet te wijzen op de
koekoeksbloem, het duizendblad en het riet-
zwenkgras. Een tijdje hobbelde hij zwijgend
achter hen aan. Probeerde zich voor te stellen
wat zij zich van deze excursie zouden herinne
ren. Toen maande hij ze om éventjes te blij
ven staan en twee minuten stil te zijn; écht he
lemaal stil. „Twee minuten duren lang", zegt
hij vergoelijkend. „Het viel niet mee. Maar ze
gaven toe dat het net als vroeger is, wat je hier
dan hoort."
Hij houdt een blog bij voor de website van
Staatsbosbeheer, en had jaren geleden een wis
selcolumn met drie andere boswachters in de
krant. Eigenlijk zou hij vaker naar de Riemens
kreek toe moeten, vindt hij. Thermoskan kof
fie mee, en dan maar kijken en schrijven.
Waarom hij dat niet doet, begrijpt hij niet. Hij
weet immers uit ervaring dat als je eenmaal
de eerste zin op papier zet, er vanzelf andere
zinnen volgen. En alle geluiden intensiveren
de rust; de vogels over het water, de wind
over de akkers, het ruisen van bosschages, riet
en gras.
Nevel hangt op de landerijen. Een zwerm put-
tertjes volgt de rafelranden van de kreek. „De
zomer trekt zich terug", zegt hij voldaan. „Ik
houd van de herfst. Vermolmen, verpulveren,
verstillen. Met de zekerheid dat alles in het
voorjaar weer opbloeit, is het naderende einde
een geruststellende gedachte."
Op je knieën
voor de kreek
door Jacoline Vlaander