Molen
sr
Stall
ilMill
Jo Theune
door Ben Jansen
Het lijkt een gemeenplaats, maar uit de
mond van Westkappelaar Jo Theune
klinkt het oprecht en vergevingsge
zind: „Ach, de ene Duitser is de andere
niet, net zo goed als dat geldt voor Ne
derlanders."
Jo Theune (81) heeft redenen ge
noeg een wrok te koesteren te
gen alles wat met de bezetter in
de Tweede Wereldoorlog te ma
ken heeft. In één klap verliest hij
als 11-jarige op dinsdag 3 oktober
1944 twee opa's, twee oma's,
twee tantes, twee neefjes en een nichtje.
Ze hebben in de kelder van molen De
Roos van zijn vader Bram een schuil
plaats gevonden voor het bombardement
dat 247 Engelse Lancasters uitvoeren om
een bres te slaan in de Westkappelse Zee
wering. De geallieerden kiezen een paar
denmiddel om de Duitsers van Walche
ren te verdrijven: de dijken worden op
vier plaatsen gebombardeerd om het ei
land onder water te zetten.
Het bombardement komt niet als een
verrassing voor de inwoners van Westka-
pelle. Een dag eerder werpen geallieerde
vliegtuigen strooibiljetten uit met de
aansporing het eiland te verlaten. Maar
dat is makkelijker gezegd dan gedaan.
Zonder toestemming van de Duitsers
mag niemand van Walcheren af. De be
volking heeft al eerder met beschietin
gen vanuit de lucht te maken gehad. Ve
len hebben een primitief schuilkeldertje
gemaakt. Anderen hebben molenaar
Theune gevraagd of ze in de kelder van
De Roos mogen als er echt iets loos is.
De molen heeft stevige funderingen met
aarde eromheen. Daar zit je vast wel vei
lig. „Laat ze maar komen; ze mogen van
nacht nog landen", zegt Westkapellaar
Simon Hengst strijdlustig kort voordat
hij met zijn vrouw en hun vier kinderen
de schuilplaats in de molen opzoekt.
Geen van hen komt er levend uit.
De jonge Jo Theune had ook in de molen
gezeten als zijn vier jaar oudere zus
Bet je niet zo koppig was geweest. In te
genstelling tot Hengst en de anderen die
in De Roos willen schuilen, beschouwt
zij de molen allerminst als een veilige
plek. Theune: „Ze realiseerde zich wat er
kon gebeuren als de molen met zijn zwa
re molenstenen en balkenconstructie
zou instorten. 'Daar kom je nooit meer
uit', zei ze. En ze hield voet bij stuk: voor
geen geld zou ze in de molen gaan schui
len als het erop aan zou komen. Er was
geen ompraten aan. Toen zei mijn moe
der: 'Dan zoek je zelf maar een schuila
dres voor ons vieren'. En dat deed ze. We
konden op een boerderij net buiten het
dorp terecht."
De Theunes brengen er de nacht van
maandag op dinsdag door en 's morgens
pakt vader Bram zijn fiets om in de mo
len aan het werk te gaan. Even voor enen
verschijnen de eerste vliegtuigen boven
Westkapelle. Ze werpen lichtmarkerin-
gen uit. Het onheil staat op het punt te
beginnen. De 47 mensen die zich vooraf
van een schuilplaats in de molen hadden
verzekerd, melden zich. Ze wanen zich
veilig in De Roos.
Bram Theune springt op zijn fiets om
naar zijn gezin op de boerderij even bui
ten het dorp te gaan. Hij haalt het niet.
Het bombardement barst los en de mole
naar duikt een droge sloot in. De bom
menwerpers komen in acht golven van
dertig vliegtuigen, telkens een kwartier
na elkaar. De bommen van de eerste
twee golven missen de dijk, maar ont
ploffen middenin het dorp. Na de vijfde
golf dringt de zee Walcheren binnen.
„Wij waren natuurlijk vreselijk ongerust
over mijn vader. Het was een verschrik
kelijk lawaai: de ontploffende bommen,
de Lancasters die precies boven ons
schuiladres met brullende motoren de
draai maakten om terug te vliegen naar
Engeland en het voortdurende vuur van
de Duitse luchtdoelbatterij die vlakbij
stond opgesteld. Toen het bombarde
ment eindelijk voorbij was, ging de zoon
van de boer in het dorp poolshoogte ne
men. Hij kwam terug met goed en slecht
nieuws: mijn vader leefde, maar de mo
len was ingestort."
De vluchtelingen in de molen van Theu
ne zitten als ratten in de val. Met de
vloed komt het water de kelder binnen.
De een na de ander verdrinkt. Drie perso
nen kunnen uit de puinhoop worden ge
red: een tante van Theune en een vader
met zijn dochtertje van negen maanden.
De lichamen van de 44 anderen worden
de dagen erna geborgen. Het is moei
zaam werk. Bij laag water moet de kelder
steeds worden leeggepompt. Daarna kun
nen balken worden doorgezaagd en brok
ken metselwerk met koevoeten opzij
worden gewrikt. Een van de mannen die
eraan meewerkt is Theunes oom Maar
ten Brasser. Hij weet dat zijn vrouw en
zijn twee kinderen in de molen zitten.
Theune: „Zelf was hij vlak voor het bom
bardement begon nog even naar huis ge
gaan, omdat zijn vrouw in de haast haar
doosje met sieraden op de keukentafel
had laten staan. Toen de bommen begon
nen te vallen, kon hij niet meer terug
naar de molen. Bij de berging van de
slachtoffers vond hij zijn eigen vrouw.
Samen met iemand anders droeg hij
haar weg. Hij zei niets. Er rolden alleen
een paar tranen over zijn wangen."
Het bombardement kost 152 Westkappe-
laars het leven, 7 procent van de bevol
king. Hun nabestaanden hebben nauwe
lijks tijd om te treuren. „Later zei mijn
moeder wel eens: je rolde van de ene so
res in de andere. Mijn vader en moeder
deden hun best om mijn zus en mij
niets te laten merken van hun verdriet
over het verlies van allebei hun ouders.
Maar ik denk niet dat ze veel geslapen
hebben, de nacht na het bombarde
ment." De slachtoffers krijgen een voor
lopig graf in Oostkapelle. Dat is dan nog
droog. De bevolking van Westkapelle
wordt geëvacueerd.
Woensdag 1 november landen de gealli
eerden bij Westkapelle. Een week later is
Walcheren bevrijd. Theune: „Natuurlijk
ging de vlag uit, maar van echte uitbun
digheid was geen sprake. Het hele eiland
stond onder water. Pas op 12 oktober
1945 was de dijk gedicht."
Westkapelle kan aan de slag met puinrui
men en opbouwen. Begin jaren vijftig
verschijnen de eerste badgasten. Duit
sers. Theune: „Ja inderdaad, eerder dan
Nederlanders. De eerste reactie was na
tuurlijk: daar heb je die moffen weer.
Maar je kon niet kieskeurig zijn. Hun
geld was welkom. Veel Duitsers zaten
goed bij kas, want de wederopbouw in
Duitsland werd gestimuleerd door geen
belasting te heffen op overwerk. In West
kapelle hadden veel mensen zich in de
schulden moeten steken om een nieuw
huis te bouwen. Dus verhuurden ze 's zo
mers hun huis aan Duitsers en gingen ze
zeifin de schuur wonen." Jo Theune en
zijn vrouw Mien van Rooijen deden dat
ook nadat ze in i960 trouwden. „We had
den jarenlang dezelfde gasten. Een domi
neesgezin uit Duitsland. Hele lieve men
sen. Maar toen de hypotheek voor een
deel was afgelost zijn we ermee gestopt."
Af en toe gaan de gesprekken in die ja
ren met Duitse gasten wel eens over de
oorlog en over de ellende die in Westka
pelle werd aangericht. De toon is meest
al goedmoedig. Theune: „Inderdaad, de
ene Duitser is de andere niet. We heb
ben wel ëens zitten praten met een Duit
ser die als verdediging aanvoerde dat de
Engelsen het bombardement hebben uit
gevoerd. Dan krijgt zo'n gesprek ineens
een scherp randje. Ja, zeiden wij, maar
dat deden ze omdat jüllie hier zaten."
In 1947 krijgen de slachtoffers van het
bombardement en van andere oorlogs
handelingen in Westkapelle hun laatste
rustplaats op de begraafplaats aan de
voet van de vuurtoren. Daar is elk jaar
op 1 november een herdenking. Jo Theu
ne is er altijd bij. Een nuchtere man die
op zakelijke toon over de verwoesting
van Westkapelle en het verlies in zijn fa
milie vertelt. Maar elke onbewogenheid
heeft zijn grens.
„Een paar jaar geleden mocht ik bij de
herdenking samen met met kleindoch
ter Mila bloemen leggen op de graven
van mijn grootouders. Toen hield ik het
niet droog."
S p; a r:
1 li
Kleine foto: Jo Theune in zijn achtertuin bij een
replica van de molen waar veel van zijn fami
lieleden de dood vonden.