Held Coen Hilbrink door Gerard Lage Venterink Zestien dagen was hij toen zijn vader en opa door de nazi's werden vermoord. Zeventig jaar later tracht de historicus Coen Hilbrink nog steeds het wezen van oorlog te doorgronden. En dichter bij een 'held' te komen die nooit vader kon zijn. Het gemis wordt alleen maar sterker nu hij zelf ouder wordt, zegt hij. En heeft telkens wisselende gedaantes. De metgezel die je helpt de wereld te ontdekken. De vriend, die je sti muleert en tegenspreekt en tegen wie je je mag afzetten. „En vooral de vader die zich voor je interesseert, gewoon, omdat je zijn zoon bent." Al die vaders is hij steeds meer gaan missen vanaf het moment dat hij hoorde dat de man die met zijn moeder was, niet zijn vader was. Dat zijn echte va der, Coen Hilbrink, op 23 september 1944 bij een overval van de nazi's op het hoofdkwartier van de Twentse Knokploegen in Huize Lidwina in Zen deren was doodgeschoten. Bijna gelijktijdig met zijn opa Sietze. Een jaar of negen was hij toen. De ontdekking het kind van een held te zijn, zou het al snel afleggen tegen een sterker gevoel. „De wee moed die me op dat moment bekroop, is altijd als een ondertoon in mijn leven aanwezig gebleven." Door de afwezigheid van zijn echte vader is hij 'voor eigen rekening' opgegroeid, zoals hij het noemt. Innerlijk onrustig, soms 'totaal eenzaam' in zijn jonge jaren. Met een moeder en goede stiefva der, die zelf flinke risico's gelopen hadden en emo tioneel té beschadigd uit de oorlog waren gekomen om er met hem over te kunnen praten. „Mijn echte vader was thuis taboe." Pas toen hij als dertiger besloot geschiedenis te gaan studeren en op zoek te gaan naar zijn familiege schiedenis, kwam hij die grote onbekende voor het eerst zelf tegen. In diens laatste momenten. „Ik zie me nog zitten bij het RIOD (Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, het tegenwoordige NIOD, red.), waar het verslag van de overval door de SD (Sicherheitsdienst, red.) op Lidwina lag. Ik heb een half uur voor me uit gestaard. Daarin werd be schreven hoe mijn vader is vermoord, iets dat ik nooit eerder zo precies had geweten." Zijn vader Coen, 29, onderwijzer in Almelo en regel matig koerier voor het verzet, is die 23e september vanwege razzia's in Almelo ondergedoken in Huize Lidwina in Zenderen. Een villa, die beheerd en be woond wordt door opa Hilbrink. Maar in september 1944 is het ook het hoofdkwar tier van de Twentse Knokploegen, waarvan Coens broer Cor een van de leiders is. Iets waar de Sicher heitsdienst die ochtend, na arrestaties elders, achter is gekomen. Bij de SD-overval die volgt, vlucht zijn vader. Maar hij wordt doodgeschoten als hij een vrouw helpt te ontkomen. Zijn opa Sietze wordt even later gepakt en zonder pardon geëxecuteerd. Cor is afwezig. In die ene dag is niet alleen zijn familiegeschiedenis samengebald, maar óók de thema's die hem in zijn latere historische werk bezighouden. Het toeval, dat mensen ergens brengt of weghoudt, moedig maakt of het leven kost. Het uitzonderlijke van oorlog, die gewone stervelingen in beulen en anderen in hel den verandert. Of het heldendom en de eensgezind heid die vaak anders waren dan gedacht. „Een held is iemand die bij het gevaar de verkeerde kant op rende, hoor je wel eens. Daar zit iets in. Als mijn vader had vermoed wat er ging gebeuren, was hij nooit naar Lidwina gegaan. Het was een krank zinnige keten van toevalligheden waardoor hij en al die SD'ers daar waren. En hij werd gedood." Hilbrink kijkt op een vergelijkbare manier naar de hele oorlog. Als een keten van toevalligheden. Hij tracht te registreren wat er precies is gebeurd, zon der snel te (ver-)oordelen. Het denken in morele categorieën van goed of fout heeft hij daarbij achter zich gelaten. „Goed en fout geven geen greep op het verleden, voeden slechts vooroordelen. Het is het einde van het nadenken over wat er echt is gebeurd." Wraakgevoelens jegens mensen als de Weense goud smid Kronberger, die de SD-eenheid leidde en zijn vader en opa liet doden, heeft hij niet meer. „Ik zie hem nu niet in termen van goed of fout, maar als ie mand die door de oorlog in die situatie was beland. Hij had in Polen, Denemarken en Frankrijk gediend, was geestelijk vervormd bij de SS en aan het eind van die keten waren zijn keuzes beperkt. Wij heb ben de illusie van de vrije wil. Maar zonder die oor log was niemand van al die mensen uit zoveel ver schillende landen die dag in Lidwina geweest en was Kronberger wellicht goudsmid gebleven." Het brengt hem bij een ander thema in zijn werk. „Aan Kronberger zie je dat het in oorlog heel moei lijk is mens te blijven, je individualiteit te bewaren. Mij interesseert dat en vooral de tegenkracht. Hoe kun je een 'ik' blijven, hoe bewaar je je mens zijn? In de illegaliteit vind je op die vraag bijzondere ant woorden." Zoals verzet allereerst een individuele zaak was, was schuld dat ook. „Dé Duitser als schuldig collec tief bestaat niet", zegt hij daarom. „De SD in Lid wina werd geholpen door een Nederlandse, de man die de eenheid leidde was een Oostenrijker, de man die mijn vader trof een Vlaming en de man die opa doodschoot een Hongaarse Roemeen." Ook 'onze oorlog' bestaat niet. „Verzet en verraad waren er in veel gradaties. En heel veel Nederlan ders merkten weinig en rommelden zich er zo goed mogelijk doorheen." Al die individuele verhalen laten zich niet in een 'goed of fout'-scheiding dwingen. Maar ook niet in het nieuwe 'grijs' waarmee - in het spoor van de his toricus Chris van der Heijdens 'Grijs Verleden' - nu soms wordt geoordeeld. Is iedereen ergens wel een beetje goed en een beetje fout, zoals Van der Heij den suggereert? „Dat is kletskoek. De mensen die be langeloos Joodse onderduikers hielpen, waar waren die een beetje fout? Of waar was de kampbeul van Amersfoort, Kotalla een beetje goed?" De oorlog kende aanzienlijk meer kleuren dan grijs. „En meer nuances dan het versleten goed en fout." En die kunnen enkel per persoon worden vastge steld. „Ik denk eerder in termen van meer of min der moedig of beschaafd. Ik vind moedig gedrag mooier dan lafheid. En ik kan ook in individuele ge vallen oordelen dat wie, zoals mijn vader, onderdui kers hielp, moedig was." De Tweede Wereldoorlog heeft geen snelle, simpele lessen te bieden. En maakt ook volgende generaties niet per se alerter tegen dreigingen als racisme en antisemitisme. Of het anti-islamisme. Ook dan geldt dat begrijpen beter is dan veroordelen. „Ik word boos als ik Wilders hoor over kopvodden- taks of minder Marokkanen. Dat is fascistische taal. Maar boos worden is alleen maar emotie. Ik wil pro beren te analyseren wat hij doet en waarom hij steun heeft." Dat scherpt net als de studie van de oorlog, de geest. „En alles wat de geest scherpt en zo bijdraagt aan een beschaafdere moraal, is goed." De vader die nooit de kans kreeg vader te zijn, is nu hij ouder wordt, meer dan ooit in zijn leven aanwe zig. Alleen. Of- wanneer op 4 mei de klok op de Waalsdorper vlakte twee stille minuten inluidt - samen met al die anderen die slachtoffer werden. Het officiële herdenken op de Dam is hem steeds meer gaan tegenstaan. Vanwege het nationale karak ter ervan. En vanwege de rol van de Oranjes. „Het verzet was juist geen nationale zaak, maar een van een kleine groep gewone mensen. En de Oranjes, die naar Canada vluchtten en van wie een promi nent familielid kort voor de oorlog nog als ere-SS'er door Berlijn paradeerde, zijn niet de symboolfigu ren om de weinigen te herdenken die in de oorlog wel hun hart lieten spreken." Zijn historische werk ziet hij nu ook als een vorm van herdenken. Het heeft hem dichterbij zijn vader gebracht, die ineens ook aanwezig is in de gesprek ken met zijn moeder. Sinds de dood van haar twee de man praat ze wel over haar vermoorde echtge noot. Bijna wekelijks gaat hij van Zutphen naar Ol- denzaal, pikt haar op en rijdt naar een mooi hotel net over de grens. Bij koffie en wijn, naderen moe der en zoon de vaderHet is het hoogst haalbare na die 23e september 1944- „Want wat er echt had ho ren te wezen, daar kom je nooit meer bij."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2014 | | pagina 89