Bijna zeventig jaar nadat zijn vader, Oberfeldwebel Karl Götz, door vijande lijk vuur bij Wijbosch om het leven kwam, achterhaalde diens zoon Kurt de laatste rustplaats van deze als 'unbe- kannter Soldat' begraven parachutist. „Ik ben heel wat Nederlanders dank verschuldigd bij deze zoektocht." Kurt Götz door Mari van Rossem februari 1949 liggen. Die dag graaft per soneel van het tweede peloton van de Dienst Identificatie en Berging uit Eind hoven de stoffelijke resten op. Er volgt een herbegrafenis op de Duitse militaire begraafplaats in het Noord-Limburgse Ysselsteyn: in vijf individuele graven naast elkaar. Van drie, meest jonge jon gens, is de naam bekend. De twee ande ren staan te boek als 'ein Deutscher Sol dat'. Moeder en zoon Götz hebben geen weet van deze gegevens. Vanaf zijn vroegste jeugd groeit Kurt Götz op met het idee dat hij hoe dan ook wil weten wat met zijn vader is ge beurd. Het aantal vraagtekens groeit naarmate hij zich meer en meer ver diept in de gebeurtenissen. Kurt zoekt oude kameraden van zijn vader op en praat met hen, hij duikt waar mogelijk in archieven en zoekt ook contact met de Bund Deutsche Fallschirmjager. „Mijn vader was een graag geziene man die in eerste instantie in Berlijn bij de politie werkzaam was. In 1936 belandde hij in Stendal, hét parachutistencentrum van Duitsland, waar hij tot 1938 als dienstplichtige tot de allereerste para chutisten van het Duitse leger behoor de. Hij was militair - niet vanuit politie ke gronden - en koppelde bij deze elite troepen van de luchtmacht kameraad schap aan orde, discipline en sportivi teit. Vader gold als een voorbeeld voor velen." „Nee", zegt Kurt, „hij was geen nazi." Dat het niet bijster wil vlotten met de zoektocht naar zijn vader heeft de nodi ge oorzaken. In de eerste naoorlogse ja ren zijn de geestelijke wonden nog te vers, de dagelijkse noden te groot en is Kurt zelf te klein om actie te onderne men. Daar komt bij dat het land in twee ën in gescheurd. Kurt en zijn moeder wonen nu in de DDR en zeker na de bouw van de Muur is het onmogelijk die per in het sporenonderzoek te duiken. „Die veertig jaren van DDR hakten er bij ons behoorlijk in: soldaten die in de Tweede Wereldoorlog hadden meege vochten, golden in Oost-Duitsland als criminele fascisten. Wilde je als nabe staande uitzoeken hoe het jouw dierba re was vergaan, dan kreeg je de Stasi op je dak: die veiligheidsdienst zag dan ook jou als nazi. Ik heb door het schrijven van brieven grote risico's genomen." Na de val van de Muur in 1989 duurt het toch nog decennia voordat er schot in de zaak komt. Bijna obsessief zoekt zoon Kurt verder en komt puur toevallig uit bij Anton Beijk in Sassenheim. Hij is het die in 2011 ontdekt dat de stoffelijke res ten van Kurts vader waarschijnlijk over gebracht zijn naar het Noord-Limburgse Ysselsteyn. Een volgende probleem doemt echter op: bij de eerste herbegra fenis in 1949 blijken administratieve fou ten te zijn gemaakt waardoor niet duide lijk is waar vader Karl op het immense kerkhof met ruim 30.000 Duitse oorlogs slachtoffers precies ligt. Door tussen komst van de beheerder, Karl-Heinz Voigt, wordt identificatiespecialist Pa- tric van Aalderen bij de zaak betrokken. Namens de Bergings- en Identificatie- dienst Koninklijke Landmacht begint de sergeant-majoor met zijn research, maar hij kan pas in juli 2013 écht aan de slag wanneer hij 'heel bruikbare informatie' ontvangt en onderzoekt. „Op basis hier van besloten we om de twee onbekende Duitse militairen in november dat jaar te ontgraven," stelt Van Aalderen. Hij vervolgt: „Karl Götz was een 1.80 me ter lange man, met een markant gezicht. Qua leeftijd was hij wat ouder dan de an deren naast wie hij begraven lag. Zijn doodsoorzaak moest ook vast te stellen zijn aan de hand van de stoffelijke res ten. Van drie mannen in het graf waren de namen bekend. De vierde en even eens onbekende soldaat was een stuk jonger en kleiner van postuur en bleek nog een identiteitsplaatje bij zich te dra gen dat niet eerder was gevonden. Num mer vijf - met een trauma aan de sche del - moest dus wel haast de vader van Kurt zijn. Wat restte was DNA-onder- zoek om definitief uitsluitsel te geven. Samen met mijn collega Els Schiltmans ben ik op 15 januari van dit jaar naar het oosten van Duitsland gereden, om daar met Kurt en diens echtgenote Erika te spreken en om wangslijmvlies af te ne men bij Kurt. Binnen enkele weken bleek er een 100 procent match te zijn: het onderzoek had ertoe geleid dat we een vraagteken konden wegnemen." Kurt Götz herinnert zich dat verlossen de telefoontje maar al te goed: „Ik ben een geboren Berlijner, zo eentje die al tijd een grote mond heeft. Maar op dat moment voelde ik me klein, moest erbij gaan zitten, totaal sprakeloos. Ik ben heel wat Nederlanders die me begeleid den op mijn zoektocht veel dank ver schuldigd. Die dank geldt ook de men sen op de dag van vaders derde begrafe nis op donderdag 24 april in Ysselsteyn, in het bijzijn van onze hele familie, met drie generaties aan het graf. Dank dus aan de uitvaartleiders en geestelijk ver zorgers. Dank aan de medewerkers van de Volksbund Deutsche Kriegsgrabersfursorge in Ysselsteyn. Dank aan de Duitse schoolkinderen die een pracht van een gedicht voorlazen. Dank ook aan de Bergings- en Identifica- tiedienst; vooral aan Patric, een vriend voor het leven." Als was toen nu. In een split second is Kurt Götz (75) hardop in gedachten terug bij die 'gouden oktoberdag' in 1944, die binnen een paar minuten zwart omrand raak te. Als 5-jarig kereltje zat het zoontje van parachutist en Oberfeld webel Karl Götz met zijn hondje Bobi voor het ouderlijk huis in Stendal bij Maagdenburg te spelen. Regelmatig richtte hij de blik in de hoogte, omdat hij in zijn kinderlijke onschuld dacht en hoopte zijn vader in vertrouwde omge ving sierlijk te zien springen. „Ik zie die man in zwart legeruniform zó weer voor me; hij liep me voorbij, stopte plotseling bij onze voordeur, draaide zich om en wuifde vriendelijk naar mij. Moeder deed open en kort daar op klonk dat schelle, vertwijfelde 'nein, nein, nein' op een wijze zoals ik nooit eerder van haar had gehoord. Er leek iets in haar geëxplodeerd: opgekropte gevoe lens, de ongewisheid over de situatie van haar man, de vader van haar enige kind, en de constante angst of hij nog wel in leven was. Die schreeuw van een moeder en echtge note, die in die oorlogsdagen eerder re gel dan uitzondering was, is me tot op de dag van vandaag bijgebleven. Ik was mijn vader kwijt, maar waar was hij", schuurt de emotie, bijna zeventig jaar la ter, de stem van de zoon. Een paar dagen voor de fatale datum, we schrijven 26 september 1944, is sergeant Karl Götz met delen van het tweede ba taljon van zijn Fallschirmjager Ersatz- und Ausbildungsregiment 3 in het defen siefin Wijbosch, niet ver van Schijndel. De Kampfgruppe is hevig in gevecht met onderdelen van de 101 Airborne Division en wordt gebombardeerd. In to taal 82 Duitse militairen sneuvelen er die dag. Ook Karl Götz, die tijdens een vliegtuigbeschieting door een kogel do delijk in het hoofd getroffen wordt. Sa men met vier anderen krijgt hij op de grond van de familie Van den Doelen, in de buurt van de kerk van het 'Wijbosch', een tijdelijk graf, zoals er in die dagen meerdere gedolven worden. Uit de overlevering, zo vertelt Henk van den Brand uit Schijndel, is bekend dat op meer plekken in die omgeving ge sneuvelde Duitsers - vaak naamloos - zijn begraven. „Over dit massagraf vertel den oudere dorpsbewoners dat één wit kruis met een geweer eraan en twee an dere kruizen met helmen erop de plek markeerden waar de doden hun tijdelij ke rustplaats kregen", aldus Van den Brand, die lid is van de historische werk groep van de Heemkundekring Schijn del. Uiteindelijk zullen de vijf er tot 10 Kleine foto: Kurt Götz met zijn ouders op een jeugdfoto, foto's Henning Schacht

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2014 | | pagina 103