Ruim vijftig jaar werkte hij bij De Schelde. Jan Weug begon er als veer
tienjarige bij de bedrijfsschool, werd tijdens de oorlog ontslagen, hervat
te zijn carrière en eindigde in 1987 als directeur van de Vlissingse werk
„Natuurlijk ben ik trots. Maar als je gewoon doet wat je moet doen,
blijft er niet zoveel trots over hoor."
66
26 ZEELAND
JAN WEUC
Ik zou het leuk vinden als het verhaal
zou gaan over Vlissingen, zegt Jan
Weug nadat hij bijna vier uur lang
over zijn leven heeft gesproken. „Dat
is beter dan al die kletspraatjes van
een oude man. Schrijf maar over de
plannen van de woningbouwvereni
ging om te bouwen op het Scheldeterrein. En
over de jachthaven, die er nog steeds niet is."
Weug is betrokken bij zijn stad. Hij houdt het
nieuws bij, hij dient graag als vraagbaak voor
iedereen die iets weten wil en geeft ad-
vies.Aan de muur in de huiskamer hangt een
tekening van het nieuwe zorgcentrum dat in
de Zware plaatwerkerij komt, een gebouw dat
hij destijds nog heeft ontworpen.
Komt u nog wel eens op het Scheldeterrein?
„Ja natuurlijk!" Hij lacht. „Er is een kade naar
me genoemd; natuurlijk kom ik er wel eens...
Het lijkt erop dat er nu een frisse wind waait.
Of dat aan het nieuwe gemeentebestuur ligt,
of dat alle puzzelstukjes ineens op hun plaats
vallen, weet ik niet. Er gebeurt gelukkig wat."
U begon op uw veertiende bij de Schelde. Waarom
bent u zo vroeg gaan werken?
„Ik kwam van de lagere school af - ik heb nog
op de verlengde lagere school gezeten, met
klassen zeven en acht. Je had een beurs nodig
om naar de HBS te gaan, maar dan moest je ge
middeld een acht halen, in elke klas. Als dat
niet lukte, werd je eruit gegooid en kregen je
ouders de rekening toegestuurd. Het was mid
den in de crisistijd van de jaren dertig. Dus
mijn vader zei: 'dat zullen we maar niet doen'.
Op 15 september 1936 ben ik naar de bedrijfs
school van de ketelbouw gegaan."
Hoe bent u de oorlog doorgekomen?
„Ik ben ondergedoken omdat ik niet naar
Duitsland wilde om aan onderzeeërs te gaan
bouwen. Omdat nogal wat van mijn familie
op zee voer, in de koopvaardij en bij de mari
ne, had ik geen zin om een schip te bouwen
dat later een torpedo in zo'n schip zou jagen.
Maar de Duitsers hadden het idee dat de werk
nemers van de werf overgeplaatst moesten
worden. Op 18 mei 1942 ben ik ondergedoken.
Ik zat eerst in de Hendriksstraat, later in Zou-
telande, en daarna in de Scheldestraat, op
nummer 48, bij hopman Luitwieler van de
padvinderij, waar ik ook bij zat. We werkten
als padvinders in het verzet, in cellen van vier,
maar er was toch verraad. Dat ging gepaard
met fusillades van padvindersleiders in Goes
en Kapelle, dus het werd te gevaarlijk. Ik ben
in 1944 vertrokken naar Krabbendijke. En dat
is nooit uitgelekt, met dank aan de marechaus
see die altijd kwam waarschuwen. Eén keer
was ik net op tijd. Vroeger stonden er op het
land van die overkappingen waar uien in ge
stort werden om te drogen. Ik dacht: ik gooi
uien over me heen, dat stinkt zo, dan raken de
honden het spoor bijster. Om ze te misleiden
ben ik eerst nog doorgelopen naar de sloot, en
over hetzelfde spoor weer terug. Ze hebben
me ook niet gevonden."
Was dat niet angstig?
„Daar denk je zo op dat moment niet aan. De
hele oorlog is angstig en daar raak je ook een
beetje aan gewend. Hier in Vlissingen waren
zware bombardementen, dat begon al in 1940,
Vlissingen is de zwaarst gebombardeerde stad
van het land."
Hoe kwam u uw tijd door in de oorlog?
„Vanuit Engeland kwam er een verzoek om
het eiland Walcheren en bunkers en dum
mies in kaart te brengen, omdat ik bij de pad
vinderij was. We hadden een kaart uit 1922. Ik
kon de omtrekken van Walcheren wel teke
nen, maar ik moest overal gaan kijken of er
dingen veranderd waren."
„Je had toen de groene mannetjes, wat ze te
genwoordig boa's zouden noemen, die moes
ten toezicht houden. Ik wist natuurlijk dat als
ik ging zitten tekenen en meten, dat ik gevaar
liep om gepakt te worden. Ik heb eerst een te
kening gemaakt van de kerktoren van Bigge-
kerke, die stond op het voorblad. Als de Duit
sers zouden komen, dan sloeg ik het voorblad
eroverheen en ging ik druk tekenen aan die
kerktoren." Grijnzend: „Zonder het papier te
raken. En dat werkte. 'Wat kunt u mooi teke
nen', zeiden ze. Ze rookten nog een sigaretje,
en gingen verder."
„Die tekening was één-tien bij één-tien. De in
specteur van politie heeft die met de boot
overgebracht naar Terneuzen en van daaruit is
hij naar Eindhoven gebracht, waar een cen
trum was van illegale activiteiten. Die hebben
'm gefotografeerd en verkleind en hij is als
postzegel ingesloten in een brief en via Lissa
bon naar London gestuurd. Na de bevrijding
moest ik een permit hebben om op de boule
vard te komen - want we waren nog steeds be
zet, door de Engelsen. Die moest ik ophalen
in de Sint Jacobsstraat. Ik kom daar, en daar
hing mijn kaart."
Hoe heeft u in die tijd uw vrouw ontmoet?
„In de oorlog ben ik Nel uit het oog verloren,
we kenden elkaar al, van de padvinderij. In de
winter van 1944, na de middagschaft, hebben
we elkaar weer ontmoet. Zij kwam van haar
werk, ik ging ernaar toe. We ontmoetten el
kaar voor het eerst dus weer in de Kasteel
straat. En het gekke was dat we op hetzelfde
moment allebei omkeken. En toen klikte het.
In 1949 zijn we getrouwd, op 20 januari. En
uit dat huwelijk zijn een zoon en drie doch
ters geboren. Die zijn nu allemaal al in de zes
tig. Ik heb zelfs al achterkleinkinderen. Die
Wat het
mooiste
was? Voor
De Schelde
werken...
staan daar allemaal op de kast, rond de foto
van mijn vrouw. Zij is overleden in maart
1996, aan tumoren in haar hoofd."
Hij is even stil. „En mijn zoon is twee jaar la
ter overleden, in Engeland. Mijn kleinzoon
studeerde daar en die was afgestudeerd. Ze
zouden met zijn spullen terug naar Nederland
komen. Hij lag in bed, hij was nog wezen gol
fen met zijn zoon, en hij is uit bed gevallen.
En dood. Waarschijnlijk op zijn slaap geval
len. Hij was nog maar 48."
Hoe heefi u carrière gemaakt?
„De Schelde had een rotnaam. Dat er nooit
iets kon, maar als je wilde kon er een heleboel.
Als je verder wilde studeren en het resultaat
goed was, kreeg je de helft van je studiekosten
terug. Ik heb werktuigbouw gedaan en elektro
techniek en scheepsbouw, allemaal bij de
PBNA. Er waren wel meer mensen die studeer
den, maar ze gingen niet allemaal zo ver als ik.
Ze vonden het niet zo'n echte opleiding, zo'n
schriftelijke opleiding, maar het was echt een
uitkomst."
Hoe werd er later tegen u aangekeken?
„Dat weet ik niet. Dat weet ik echt niet. Ik ge
loof wel dat het gewaardeerd is. Er is een film
gemaakt, 'Vergeten trots', daarin zeggen men
sen iets over de cultuur bij De Schelde. Die
was na de oorlog heel anders, en dat merkte je
wel. Toen ik directeur was, zei ik: 'Mijn naam
is Jan, mijn vader heette Weug. Noem me nou
Jan, anders versta ik jullie niet'. ^'Ja meneer
Weug', zeiden ze dan. Ik kan begrijpen dat
mensen daar moeite mee hadden."
Was u ambitieus?
„Toen ik op de bedrijfsschool zat, voerden we
wel eens interne opdrachten uit. Ik werd op
een laatdunkende manier door collega's be
handeld. En ik zei - ik was natuurlijk een snot
neus hè, van achttien-'Als jullie nou zo door
gaan, krijgen jullie daar spijt van, want ik ben
van plan om directeur te worden van dit be
drijf .Dat maakte nogal indruk. Ik werd door
ingenieur Kapsenberg, die later directeur
werd, apart genomen. En die zei: 'Je hebt iets
gezegd wat niet helemaal bereikbaar voor je is.
Meende je dat nou?'
Maar ja. Je moet een hoop geluk hebben. Later
na de oorlog, toen ik informeerde of er werk
voor me was, kreeg ik een briefje terug van
diezelfde meneer Kapsenberg, dat er geen va
cature open was. Ik begreep het wel, ik was ei
gengereid, ik paste niet in het systeem."
„De leiding bij de Schelde dacht: het is nu
1949, we gaan gewoon verder waar we zijn
geëindigd, men begreep totaal niet dat de
maatschappij veranderd was in de oorlog. En
dat niet alles meer geaccepteerd werd. Ik heb
in die tijd wel eens ruzie gemaakt met direc
tieleden. Ik stapte met mijn overall en mijn
Pas maar op, ik
word hier later directeur
door Nadia Berkelder
Jan Weug (92)
werd na de lage
re school leer
ling bij scheeps
werf De Schel
de. Na de oor
log - die hij
deels in de on
derduik door
bracht - maakte
hij carrière bij
de werf. Hij
werd bedrijfslei
der, hoofdinge
nieur scheeps-
nieuwbouw en
kreeg de lei
ding over de
bouw van de
schepen voor
de marine. Hij
nam in 1987 af
scheid als direc
teur. Weug was
lang bestuurslid
van de Rabo
bank en spande
zich in voor het
culturele leven
in de stad. Hij is
de enige leven
de Vlissinger
naar wie een
straatnaam is
genoemd: de
Jan Weugkade
op het Schelde
terrein.