«as; 7
Grillig
geweld
Iv0llimfÊ
DIZZIE 29
feM mm
André van der Veeke (1947) uit Terneuzen
brengt in zijn nieuwe poëziebundel
Poldergeest het onderste woord boven.
Rein Leentfaar schrijft Van Dalia op Zeelandgeboekt Eeuwfeest met een boek
rS3Hm
90 blz.
Hoewel hij al bijna zijn hele
leven gedichten schrijft,
begon Van der Veeke pas
laat met de bundeling van
zijn poëzie. Blauw als ijs
(2010) is één van zijn recentste, goed
ontvangen titels. Twee jaar geleden
werd hij met zijn verhalenbundel Een
meedogenloze vrede genomineerd voor de
Zeeuwse Boekenprijs. Hij is hoofdredac
teur van het Zeeuwse literaire tijd
schrift Ballustrada en medewerker van
het Zeeuws Tijdschrift. We vroegen hem
aan de hand van geselecteerde regels uit
zijn nieuwe bundel Poldergeest toelich
ting te geven op zijn poëzie.
Zonsondergang in mijn hartkamers
Torens van stro op de stoppelvelden
(Poldergeest, pag. 16)
„Hier speelt het augustusgevoel, of zo
als ik het elders in de bundel verwoord:
de loerende leegte van augustus. Mijn
bestaansperspectief - ik ben tenslotte 67
jaar oud - valt hier samen met de onder
gang van de zon. Cliché natuurlijk,
maar het gaat er in de poëzie om hoe je
het verwoordt. Torens van stro als hou
vast, maar stro is natuurlijk een zeer ver
gankelijk materiaal. Deze aanhef is niet
bedoeld als klaagzang. Ik probeer in
mijn gedichten vaak de innerlijke en de
uiterlijke wereld samen te laten vallen.
En dan ontstaat er soms een verticaal
moment, zoals ik dat noem, waarin het
lijkt alsof de tegenstellingen van het be
staan opgeheven worden. Nog een op
merking: mijn poëzie staat niet los van
de werkelijkheid om me heen. Ik ben
niet van de autonome poëzie."
Alles nu zien voordat het me ontsnapt
betekent gezien worden
(Gezien worden, pag. 17)
„Dit zijn eigenlijk de belangrijkste re
gels van deze bundel. Ik heb dit letter
lijk zo ervaren tijdens een kort verblijf
in Nijmegen. Ik keek vorig jaar op een
heldere, koude ochtend vanaf een verho
ging aan de rand van de stad uit over de
Waal, de Ooypolder en Berg en Dal.
Heel Nescioaans dus. Tegelijkertijd
kreeg ik letterlijk het gevoel dat ik ge
zien werd. Toen ik eindelijk opstapte
wist ik dat ik iets met die ervaring
moest doen. Daarna was het nog een
heel karwei om die grote gevoelens in
een klein gedicht onder te brengen. Ik
vermoed dat ik zo'n 80 of 90 versies van
Gezien worden geschreven heb. Hopelijk
is het gedicht zo de moeite waard dat
het even vaak gelezen kan worden."
Nu lijkt het alsof ik mijn vader, mijn ge
storven vader hoor/die zijn hoest pro
beert te onderdrukken/Het lukt hem
niet, het is hem nooit gelukt/Hij zal en
moet zijn onmetelijke verleden eruit
gooien
(Nachtelijk, pag. 42)
„Veel van mijn gedichten gaan over
mijn ouders. Hier duikt in het laatste ge
deelte van het gedicht Nachtelijk mijn va
der weer op. Hij was een verteller die
zijn leven als het ware met zijn verha
len vermaalde. De brokjes werden
steeds kleiner. De meest waanzinnige
details wist hij op te roepen."
Wij dumpten alledaags plichtsbesef,
proclameerden LIEFDE met hoofdletters,
en verklaarden haar uniform besmet
(Erfenis van een kraamverzorgster, pag. 45)
„'Erfenis van een kraamverzorgster' gaat
over het jaren-zestig-gevoel. Liefde en
vrijheid werden toen door de jeugd met
hoofdletters geschreven. Tegelijkertijd
was het een tijd waarin wij, de helden
van de verandering, alledaags plichtsbe
sef als verwerpelijk beschouwden. Onze
idealen waren groot, onze daden meest
al gering van omvang. We waren voor
namelijk vervuld van onszelf."
Gemakshalve dacht je
dat alles om seks draaide
(Hoge uitkijkpost, pag. 55)
„Het gedicht waarin deze regel voor
komt, gaat over de tegenstrijdige gevoe
lens die je hebt als je jong bent. Ik dacht
niet echt in die tijd dat alles om seks
draaide. Ik had een nogal romantische
kijk op mezelf en op de liefde, maar als
ik er nu op terugkijk doet deze zin het
prima in een gedicht over melancholiek
verlangen en opgekropte gevoelens."
Boven op de dijk kneedt het uitzicht ons
We worden, nee, we zijn water en slijk
We stromen als de dood: onaangedaan
(Verdedigingslinie op een zondagmiddag
pag. 24)
„Hier spreekt de Poldergeest. Die procla
meert een volledige vereenzelviging
met het polderlandschap: we zijn voor
bijgangers, gekneed uit water en slijk.
Ik ben een groot liefhebber van ons ri
vierenlandschap en wil dat graag en
vaak in mijn poëzie uitdragen."
Als je er goed over nadenkt,
begrijp je er niets meer
van. Dat geldt voor de bes
te poëzie. Poëzie als die van Hans
Verhagen, in 1939 geboren te Vlis
singen, of zoals hij het zelf
noemt: 'Het was in de jaren 39,
het begin van onze jaartelling'.
Op de Boulevard Evertsen en in
zijn bundel Echoput Luchtkasteel
stuit je op de regels: 'Misschien
geen verheven plek,/ maar hier be
gon het.' Hier begon hij gedichten
te schrijven, en brieven te sturen
aan Hans Warren. De brieven en
de verzen die hij meezond, wor
den nu bewaard in de Zeeuwse Bi
bliotheek. Het handschrift is on
stuimig, zoals Verhagens poëzie
onstuimig is. Hij heeft
het over 'windkracht 13'
en dat grillige geweld er
vaar je voortdurend in
zijn gedichten.
De jongere Hans zoekt
de oudere Hans ook een
paar keer op, zomer 1956
in Borssele, najaar 1956
in Lozère, nabij Parijs.
We kunnen over deze
ontmoetingen lezen in
Warrens Geheim dag
boek. Vooraf fantaseert
hij over de bezoeker, wat
leidt tot het gedicht
'Voor een jonge dichter'.
Daarin wordt verwezen
naar Verhagens woor
den: 'daarom ben ik als
een andere wereld/ daar
om als een ruige vreem
deling'. Warren herkent meteen
zijn talenten: 'het is een bijzonde
re jongen, zijn leeftijd wonderlijk
ver vooruit.' Andersom meldt de
bijzondere jongen in een brief: 'Ik
heb me meesterlijk geamuzeerd
in Lozère.' Warren levert mis
schien de jubelendste recensie
wanneer Verhagen in 1963 offici
eel debuteert met Rozen moto
ren.
In die bundel staat wel een ge
dicht met de titel 'Walcheren',
maar het lijkt volstrekt niet op
het 'Walcheren' uit de tijd van de
brieven. 'Er is een tijd van bomen
en er is een tijd van graan./ er is
geen eiland dat zo hard/ kan dood
gaan en verdorren./ de weg die er
loopt is beslist is de weg/ die er
doodloopt,' luidt het indringende
begin. De Westerschelde is altijd
door zijn werk blijven stromen,
maar alleen zijn eerste bundel
biedt volop Zeeuwse aankno
pingspunten. De goede verstaan
der herkent de verwijzingen di
rect, naar bijvoorbeeld 'de Prov.
Zwse. Elctr. Mij' en 'Doek
Shipyard. Engine Works'. En uiter
aard is er ook de befaamde
'Zeeuwse reportage' met de re
gels: 'actueel is de branding,/ en
natuurlijk het basalt.'
VRIJDAG 29 AUGUSTUS 2014
www.pzc.nl/zeelandgeboekt
TAALRUBRIEK
DOMBURGSCHE GOLFCLUB
Rein Leentfaar (1944) uit Breskens is wis
kundige, maar hij is altijd geïnteresseerd
geweest in de Nederlandse taal. De afge
lopen tien jaar heeft hij zich in de Van Da-
Ie verdiept en stelt hij het Zeeuwse dic
tee samen. Voor het weblog Zeelandge
boekt van de PZC verzorgt hij met in
gang van deze week elke woensdag de ru
briek Van Dalia, waarin allerlei taalkwes
ties de revue passeren. Afgelopen woens
dag schreef hij over het woord 'weerbrui
loft' - 'maaltijd aan jonggetrouwden gege
ven, wier bruiloft men bijgewoond heeft'.
Volgende week alles over het woord
'dol'.
zie www.pzcnl/zeelandgeboekt
De Domburgsche Golfclub bestaat hon
derd jaar. Met een 9 holes baan en ruim
600 leden. De club heeft één van de
oudste banen in Nederland.
Ter gelegenheid van het eeuwfeest ver
scheen een jubileumboek, dat er met
156 mooie pagina's mag zijn. Getiteld: en
over het duin de zee (25 euro).
an over het duin
titsxee...
Poldergeest
Gedichten
André van der Veeke
Uitgeverij Liverse
14,95 euro
"V--,' V;ik Mf'. 'V
ê'f
HANS VERHAGEN
André van der Veeke vangt 'de loerende leegte van augustus' in poëzie, foto Mark Neelemans
Het onderste woord boven
door Jan van Damme
Hans Verhagen
Vlissingen, 1939
Dichter, journalist,
filmmaker, schilder
P.C. Hooft-prijs voor
poëzie in 2009
door Mario Molegraaf