Een kleine boer op Walcheren. Aangenaam: Ko de Bruijn. Geen vrouw, geen kinderen. Ondanks zijn 7 5 jaar werkt hij nog steeds een beetje. Vijftien melkkoeien en een bestaan onder de armoedegrens. De schuifdeuren naar de voorkamer blijven dicht. Hij komt er nooit. 2 SPECTRUM 66 Een blauwe overall, een rode bo dywarmer en gele klompen: Ko de Bruijn (75) staat in de deur opening. 'Zal ik een kopje thee zetten? Of wil je een biertje? Je nevertje? Limonade?' Via de bij keuken loopt hij door de keuken naar de achterkamer. Hij blijft staan met zijn handen op de stoelleuning. „Het is wel ouder wets hier, hè. Maar de financiën laten een op knapbeurt niet toe, ik zit onder het minimum. Gelukkig ben ik nooit ziek en op vakantie hoef ik niet. Zo, ga nu eerst maar eens zitten." Op de tafel ligt een Perzisch tapijt, de muren zijn bekleed met origineel jaren 50-behang en boven het dressoir hangt een spreuk van Jezus: 'Laat de kinderen tot mij komen en verhindert ze niet.' Ko de Bruijn werd als middelste van vijf kinde ren geboren in Vrouwenpolder. Zijn ouders hadden een winkeltje, een 'paar koetjes' en een paard. „Mijn moeder was van boerenafkomst en vond dat winkeltje eigenlijk maar niks. In 1949 konden ze deze boerderij kopen, met rela tief weinig grond, maar wel met een grote hoe ve." Aan het granieten aanrecht maakt hij koffie en thee. „Ik heb nog een zakje liggen van vanoch tend." Hij draait de dop van de poedermelk en schudt de halve pot leeg boven zijn kopje. „Kijk, zo gaat dat een beetje makkelijker." Ge bruikt hij geen koeienmelk? Haast verontwaar digd schudt hij zijn hoofd: „Nee, geen koeien- melk. Daar moet je mee oppassen, dat wordt zuur. Die moet je in een koelkast bewaren. Heb je wel eens van salmonella gehoord?" Hij lacht een vriendelijke, tandenloze lach en roert met veel geklingel in zijn kopje. Zijn ouders verhuizen in 1973 naar een aanleun woning 'op het dorp' en Ko neemt de boerderij over. Zijn broers en zussen, die inmiddels alle maal getrouwd zijn, hebben er geen belangstel ling voor. Ko zeifis nooit getrouwd. „Ja, ik ben genoeg vrouwen tegengekomen, maar niet één om mee in hetzelfde huis te wonen. Als boer ben je dag en nacht met je bedrijf bezig, daar moet een vrouw wel voor voelen." En gewerkt heeft hij. Van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat. Nu doet hij het op zijn manier wat rustiger. „Ik ben een nachtmens. Tussen twaalf en twee ga ik naar bed en om acht uur sta ik op, dat vind ik vroeg genoeg. Dan eet ik een beschuitje en dan neem ik een pilletje. Op advies van mijn buurvrouw omdat ik altijd van die moeë benen heb. De dokter zegt dat het de ouderdom is, maar de buurvrouw heeft pille tjes. Je moet natuurlijk ook een beetje de ge dachte toegedaan zijn, maar ik denk dat het helpt. Af en toe zak ik in elkaar, dan kan ik niet meer staan. Dan ga ik een half uurtje zitten met de beentjes omhoog. Daarna gaat het weer." De schuifdeuren tussen de voor- en achterka mer zijn hermetisch gesloten. „Ik heb wel eens in de zondagse kamer gezeten, maar ik heb er geen teeveetje. Ik kom er eigenlijk nooit." Het is er minstens tien graden kouder. Boven zijn er ook nog kamers. „Daar kijken we maar niet. Het is er zo rommelig." Ko komt er zelden. Te genwoordig slaapt hij beneden. „Dat is toch makkelijker, als je er 's nachts een keer uit möet. Omdat er een koe moet kalven bijvoor beeld." Hij schuift zijn koffie aan de kant en staat op, het is tijd voor de stal. In het zonlicht dat door het golfplaten dak bin nenvalt staan een stuk of vijftien melkkoeien vastgebonden met een ijzeren kettingen. „Te genwoordig mag dat niet meer hè, nu moeten de koeien los staan. Maar daar is mijn stal niet op gebouwd." Ko vult het water bij en praat wat tegen zijn koeien: „Ach, vinden jullie het een beetje vreemd zo? Kom maar... kom maar..." En tegen het bezoek: „Ja, ze hebben allemaal een naam." Achterin de stal staat wat jongvee, een paar kalfjes en een stier. Nummer 0337 mist een geel oormerk. „Die moet ik even bestellen, anders krijg ik een boe te. Gelukkig heb ik hulp van twee jongens, an ders zou ik dit niet meer kunnen. Ik bedoel, als een koe een beetje jolig doet, dan kan ik die niet meer vasthouden. Of een kalfje dat weg- springt.Ik heb nog wel ideeën, maar ik mis de kracht." Een van de jongens wil het bedrijf misschien wel overnemen maar dat is nog niet zo eenvou dig. „De hofstede is wel van mij, maar de grond is nog van de erven, van de familie, zeg maar. En die zijn het ook niet allemaal eens." Daarnaast is zijn gedoogvergunning twee jaar geleden verlopen. „Het is veel bureaucratie hoor, boer zijn. Eigenlijk mag ik hier niet meer zitten. Ik zit te dicht op mijn buren." Hij Koeienmelk. wordt zuur. Die moet je in een koelkast bewaren. Heb je wel eens van salmonella gehoord? Kootje de Bruijn door Karin Stroo

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2014 | | pagina 50