44 We hebben nu het
gevoel dat we echt
aan de knoppen
zitten en kunnen
bijsturen
ZEELAND 31
Dat werpt de vraag op of in
de ijver om de vaargeul
op diepte te houden niet
af en toe een half metertje dieper
wordt gebaggerd. „Geen sprake
van", verzekert Yi-Ban Shan, die
als hoofd maritieme werken van
het Vlaams ministerie van Mobili
teit en Openbare Werken verant
woordelijk is voor het bagger-
werk. „Dan zou de aannemer ho
gere kosten maken en die bij ons
in rekening brengen. Het op diep
te houden van de vaargeul naar
Antwerpen kost ons al too mil
joen euro per jaar. Dat is echt het
maximum."
Vandaar dat Shan en haar mede
werkers het verloop van de bag-
De zuigers van de combina
tie Zeeschelde baggeren
jaarlijks 9 a 10 miljoen ku
bieke meter specie. In 2010, toen
de drempels in het kader van de
derde verdieping extra werden
verlaagd, kwam er nog eens 7,7
miljoen kubieke meter bij. Daar
voor werden extra zuigers inge
zet. Met die 7,7 miljoen kuub al
leen al hadden vijf voetbalsta
dions van het formaat De Kuip
kunnen worden gevuld.
Aan het baggeren is de afgelopen
jaren weinig veranderd; wel aan
het storten van het opgezogen
zand. Aanvankelijk werd het zo
ver mogelijk buiten de Wester-
schelde gebracht onder het motto
'weg is weg'. Maar dat bleek kort
zichtig. De Westerschelde is een
estuarium (riviermond), waarin
de rivier en de zee voortdurend
zand en slib verplaatsen. Dat ge
beurt in een dynamisch even
wicht van geulen en platen die
voortdurend in beweging zijn.
Die door de getijstromen veroor
zaakte dynamiek is een van de be
langrijkste kenmerken van een
estuarium. Riviermonden met
een bewegend onderwaterland
schap zijn zeldzaam. Daarom is
na de tweede verdieping in de ja-
Er veranderde nog iets. Na
de tweede verdieping voer
de Rijkswaterstaat een on
derzoekprogramma in om de ef
fecten van de aanpassingen aan
de vaargeul te volgen. Veranderin
gen in het onderwaterlandschap
doen zich pas op de langere ter
mijn voor en daarom viel er wei
nig aan te regelen. „Dat kunnen
we nu wel", zegt Gert-Jan Liek,
morfoloog bij Rijkswaterstaat. „Er
wordt veel meer en veel frequen
ter gemeten en gepeild. En Vlaan
deren en Nederland overleggen
nu om de twee maanden over het
bagger- en stortprogramma. Daar
door hebben we nu het gevoel dat
we echt aan de knoppen zitten en
het programma kunnen bijstu
ren." Bij dat tweemaandelijkse
Vlaams-Nederlandse overleg flexi
bel storten schuiven waterbeheer
ders, morfologen en ecologen aan.
Ze bespreken de resultaten van
Komen de deelnemers aan
het overleg er samen niet
uit of rijzen er vragen die
nader advies of onderzoek vergen,
dan kan dat worden voorgelegd
aan een eveneens uit Nederlan
ders en Vlamingen bestaande
commissie van wetenschappers
op de terreinen van morfologie,
ecologie en waterbeheer. Liek en
zijn Vlaamse collega Kirsten Bei-
rinckx zijn zeer te spreken over
deze manier van werken. Beirin-
ckx: „We hebben het gevoel dat
we met het flexibel storten en de
manier waarop we de effecten er
van kunnen controleren en beïn
vloeden, in staat zijn de Wester
schelde als zeldzaam estuarium te
behouden zonder iets af te doen
aan de betekenis ervan als vaar
route binnen de afspraken in de
Scheldeverdragen."
Intussen gaat de bemanning
van de Manzanillo II haar ver
trouwde gang. De operator
baggert, de stuurman houdt een
scherp oog op de drukke scheep
vaart. Nadat de beun weer vol is,
haalt de operator behoedzaam de
zuigmonden binnen en zet de
stuurman koers naar de stortloca-
tie voor Ellewoutsdijk, aan de an
dere kant van de Middelplaat en
de Suikerplaat. Dat betekent om
varen. De tocht duurt langer dan
het baggeren en het storten van
de lading. Terwijl het 332 meter
lange containerschip MSC Tomo-
ko passeert op weg naar Antwer
pen begint de sleephopperzuiger
Manzanillo II zijn zoveelste bag-
gerslag.
daarmee de baggerfrequentie. In
de Pas van Terneuzen, waar de
Manzanillo II deze zonnige dag
aan het werk is, moet eens in de
drie of vier maanden worden ge
baggerd en in de Overloop van
Hansweert verschijnt zelfs elke
maand een zandzuiger.
In de Scheldeverdragen die Neder
land en Vlaanderen in 2005 slo
ten, staat precies hoe diep de
drempels in de vaargeul mogen
worden weggebaggerd: 14,70 me
ter beneden de gemiddelde hoog
te die het laagwater bij springtij
bereikt. Dat moet schepen die
13,10 meter diep zijn in de gelegen
heid stellen onafhankelijk van het
getij van zee naar Antwerpen te
varen - en terug. Dieper stekende
schepen moeten op de reis naar
en van Antwerpen gebruik ma
ken van de vloed. Naar mate de
drempels in de vaargeul verder
zijn verlaagd, kan dat hoogwater
langer worden benut. Zo ontstaat
een ruimer tijvenster en neemt
de bereikbaarheid van de havens
aan de Schelde.
gerwerkzaamheden op de voet
volgen. Tijdens het baggeren wor
den automatisch allerlei gegevens
verzameld: waar wordt gebag
gerd, hoe diep, hoeveel water be
vat het opgezogen materiaal en
waar wordt het gestort. Shan: „De
resultaten kunnen we waar we
dat maar willen uitlezen. En we
komen ook regelmatig aan boord
van de zuigers om met eigen
ogen te zien hoe alles verloopt en
om wat dieper in de meetgege-
ve'ns te duiken."
ren negentig van de vorige eeuw
besloten baggerspecie niet meer
buiten de Westerschelde te stor
ten, maar in de nevengeulen.
Inzichten in het omgaan met een
riviermond zijn net zo dyna
misch als zo'n riviermond zelf.
En zo ontwikkelde de twee jaar
geleden overleden Vlaamse water
loopkundige Jean Jacques Peters
de methode van slim baggeren en
slim storten. Zijn idee was de bag
gerspecie niet langer in nevengeu
len te storten - die zouden daar
door kunnen verzanden - maar
op de randen van daarvoor gese
lecteerde platen. Een proef op de
kop van de Plaat van Walsoorden
toonde aan dat deze strategie zin
vol is en na de derde verdieping
werd flexibel storten met het de
poneren van zand op de plaatran-
den de boodschap.
peilingen en andere metingen.
Dat kan aanleiding zijn voor een
aanpassing van het bagger- en
stortwerk.
VRIJDAG 25 JULI 2014
De sleephopperzuiger
Manzanillo II in de Pas
Gert-Jan Liek, morfoloog
Rijkswaterstaat
van Terneuzen.
foto's Peter Nicolai