urjournaal BUITEN 7 De afgelopen zomer was ik in de gelukkige omstandigheid om onderzoek te mogen doen aan de voedselbeschikbaarheid van de grote stern in vier ver schillende gebieden, waarvan drie gelegen zijn buiten Zeeland. Dat besluit om dat te gaan doen kwam niet zo maar uit de lucht vallen, maar hangt sa men met de al jaren aanslepende slechte broedresultaten van de grote sterns op de Hooge platen. Een korte voorbeschouwing. De Hooge Platen is een van de handvol vaste broedplaatsen in ons land. Tot 2000 was het broedsucces re delijk stabiel en nam de populatie toe, maar vanaf 2000 heeft het broedsuc ces sterk gefluctueerd en is de populatie gemiddeld afgenomen. Sterfte van de kuikens als gevolg van voedseltekort bleek steeds de reden van de mage re resultaten. De grote stern is een Natura 2000-doel- soort en dat betekent dat de elke nieu we economische activiteit volgens de spelregels van de Nederlandse overheid getoetst moet worden aan de Natura 2000-doelstellingen. En steeds vaker kan een nieuwe activiteit niet doorgaan vanwege de natuur. Het wordt tijd voor creatieve oplos singen. Laten we eerst eens de situatie van de grote sterns en de Westerschelde uit het Europese wereldbeeld lich ten. Is het echt zo erg gesteld? Misschien zie je overal buiten de Westerschelde wel dezelfde neergaande ont wikkeling en is er dus sprake van een bovenlokale om standigheid, zoals bijvoorbeeld overbevissing of kli maatverandering en heeft de afname niets met de Wes terschelde te maken. Een goede reden om dus eens in andere gebieden rond de Hooge Platen naar de voedsel beschikbaarheid te gaan kijken. Ik koos twee Natura 2000 gebieden, Texels Ottersaat en de Blakeney Point aan de kust van Norfolk en een achterduins plassen- en eilandengebied net onder Duinkerken: Platier d'Oye. Grote sterns bejagen haring en zandspiering binnen een afstand van maximaal 30 kilometer van het broed gebied. Ze vangen hun prooi door middel van een stoot- duikGrote haring heeft hun voorkeur vanwege de ho gere voedingswaarde, maar die zwemmen pas in de loop van juni binnen hun vliegbereik. Zandspiering heeft haar paai- en kinderkamergebieden in het ondie pe kustwater, zoals de Vlakte van de Raan op een af stand van 20-30 kilometer. Als de grote sterns in april dus in het Noordzeegebied arriveren, zijn ze afhanke lijk van één prooisoort: adulte zandspiering. De zand spiering is een bodembewoner en gaat alleen zwem men om te foerageren. Dat is het moment voor de gro te stern om de zandspiering te kunnen bejagen. De zandspiering ging vanwege het koude zeewater dit jaar later dan normaal zwemmen. De sterns begonnen dit jaar twee weken later met broeden dan gemiddeld, overal, niets aan de hand dus. In de voedselaanvoer zien we de hele maand mei in hoofdzaak zandspiering, ook kleine haring, maar geen grote haring. Ook deze si tuatie is normaal. Uit de krant vernemen we dat de Hol landse Nieuwe twee weken later op de markt komt. Het koude water speelt ook de haring parten. In juni worden de kuikens van de grote stern geboren. Nu komt het er op aan. Het wordt hard werken. Een van de ouders moet voortdurend heen en weer vliegen, en de partners moeten bovendien elkaar tijdig aflossen. Nu zou de haring binnen het vliegbereik moeten komen. Dat gebeurt niet. Nergens niet. De haring laat het afwe ten en het broedsucces van de grote sterns is afhanke lijk geworden van de Zandspiering. Goed kan het dus nooit meer worden, maar misschien nog wel redelijk, als er maar genoeg zandspiering wordt aangebracht. In drie van de vier gebieden neemt 60-90 procent van de aanvliegende vogels een prooi mee. Van de Vlakte van de Raan neemt slechts 15 procenr van de huiswaarts vliegende vogels een prooi mee. Op 2 juni verlieten zelfs in een tijdsbestek van negen opeenvolgende uren drie keer zo veel vogels het broedgebied dan dat er arri veerden. Of anders gezegd, de broedaflos was niet op tijd terug van het foerageren en het kuiken of het ei werd als gevolg van honger door de, thuispartner alleen gelaten. En het broedsucces? In drie van de vier gebie den bedroeg het broedsucces tussen de 0.5 en de 0.7, maar op de Hooge Platen bedroeg het broedsucces 0.1. Van de 2300 paar kwamen 200-250 jongen groot. Hoe kunnen we in dit dossier terreinwinst boeken? WOENSDAG 7 MEI 2014 Chiel Jacobusse heeft deze week vakantie. Voor het wekelijkse natuurjournaal worden de honneurs waargenomen door zijn collega René Beijersbergen, die verslag doet van zijn onderzoek aan sterns op de Hooge Platen en enkele andere kolonies. foto's en tekst René Beijersbergen Zeekoe Tijd voor creatieve oplossingen Grote stern Pelikanen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2014 | | pagina 43