- - -
REIZEN 3
Hoewel hij keurig door de vaar
geul koerst, blijft de boot die
ons via Hooge naar Langeness
zal brengen plots op een mod-
derplaat hangen. Een zachte
schok en we liggen vast. Een
stapel dozen valt om: bood
schappen gedaan op het vasteland. Want
l op de Halligen zijn geen winkels:
j De kapitein lijkt er niet van te schrikken
dat zijn schip blijft steken. Die wadden
i zijn verraderlijk, verschuiven nou een
maal. Vol gas achterruit. En ja, we zijn los
en kunnen weer voort. Eerst naar Hallig
Hooge, dan naar Hallig Langeness, waar
wij van boord zullen gaan. Aan de hori
zon zien we de terpen waarop de bewo
ners van de Halligen leven. Grijze bulten
die boven de wadden uitsteken, droomver
schijningen in de nevel.
Op de boot wat eilandbewoners, een paar
kinderen, twee paarden en een veewagen
vol koeien. De dieren komen van het vas
teland en mogen genieten van het gras op
de Halligen. Pensionvee heet dat, een van
de inkomsten van de eilandbewoners.
Waar leven ze dan nog meer van? Alles
wat je maar kunt verzinnen.
Neem Fiede Nissen, die ons opwacht bij
aankomst op Langeness. Hij verhuurt va
kantiewoningen, gidst toeristen en is bur
gemeester van Langeness, wat hem een
tientje jper dag oplevert. Hij brengt je
eventueel met zijn lorrie over de dam
naar Hallig Oland, is zo af en toe vogel
wachter en brengt met zijn eigen bootje
post rond tussen Langenes, Gröde en
Oland.
Vroeger leefden de bewoners van de Halli
gen van de visserij. Armoede troef, maar
er waren er ook die rijk werden op de wal
visvaart. De bewoners van de Halligen
kenden de zee en de grillen en gevaren
van eb en vloed als geen ander. De man
nen van de Halligen waren geliefde zee
vaarders op de Hollandse schepen. Zoals
kapitein Tadsen, die in 1781 op Langeness
een pronte boerderij liet bouwen en vrij
wel iedere wand liet betegelen met Delfts
blauwe tegeltjes. Alsof het behang is. Wel
zesduizend tegeltjes telt zijn huis, dat nu
als museum Tadsen laat zien hoe hier in
de achttiende en negentiende eeuw werd
geleefd.
Veel oude huizen zijn er niet meer sinds
in 1962 een desastreuze stormvloed over
de Halligen sloeg. Daarna konden de be
woners op kosten van de staat een nieuw
huis laten bouwen. Deze werden een me
ter hoger neergezet op de terpen, die even
eens werden opgehoogd. Ook zijn er in
middels rond de huizen dijken aangelegd,
met een opening aan de oostkant. Slaat
het water uit het noordwesten over dijk,
dan kan het er aan de achterkant weer uit.
Anders zou het huis in een koekenpan
van water komen te staan.
De gelatenheid waarmee Halligers erover
praten, is verbluffend. Neem nou Erco
Jacobsen, medewerker van de VW van
Hallig Hooge. Tussen neus en lippen door
vertelt hij dat iedereen een koffer met be
langrijke papieren klaar heeft staan in een
speciaal vertrek op de eerste verdieping
van het eigen huis. Daarheen kunnen ze
vluchten als het water weer komt. Die ka
mer staat in een staketsel van stalen of be
tonnen palen en zal overeind blijven als
de zee het hele huis verzwelgt. Bang? Wel
nee. Bij Land unter is iedereen thuis, je
kunt nergens heen. Het is juist heel gezel-
lig.
Denkt hij wel eens aan verhuizen? Nooit!
„Het is hier veel te mooi en te leuk. Wij le
ven mét het water in plaats van te strijden
tégen het water." Jacobsen heeft zijn
werk, een stukje grond met schapen, is lid
van de toneelvereniging en van de vrijwil
lige brandweer. Een rijkgevuld leven op
een lieflijk eilandje, waar je in een paar
uur omheen loopt.
Van de tien Halligen worden er vijf be
woond: Gröde, Hooge, Nordstran-
dischmoor, Oland en Langeness. Vandaag
mogen we mee met het postbootje van
Fiede Nissen naar Gröde (negen bewo
ners, een burgemeester, geen kinderen)
en naar Oland. Oland heeft dertig bewo
ners, een burgemeester, een kerk, een
kerkhof, een school. Voor het café moet je
de waard bellen, de apotheek is een half
uur per week open. Fiede heeft ook twee
emmers schelpengruis mee voor de kip
pen van Oland. Het gruis ligt op het
strand achter zijn huis; de eieren krijgen
er sterkere schalen van. Het is een uitwis
seleconomie, daar op die Halligen. En de
ze postbode koerst ook nog even langs
een garnalenvisser. Om een verse portie
garnalen in te slaan voor het avondeten
van de gasten in zijn vakantiehuisjes.
De Duitse Heike Sonne vaart ook mee. Zij
is assistente van de vogelwachter van
Noorderoog: twee voetbalvelden groot en
verder onbewoond. „Wat ik daar doe? Om
de zes uur tellen hoe veel vogels er van
welke soort zijn. Opletten of er geen vlieg
tuig boven het eiland vliegt, geen schepen
in de buurt komen, het eiland repareren."
Ze woont in een huis op palen, zonder
stromend water of elektriciteit. „Voor de
kachel moet ik hout jutten en hakken en
het daarna drogen in een hangmat. Voor
mijn boodschappen loop ik over het wad
naar Hooge, om er voor een of twee we
ken eten te kopen. Dat is een wandeling
van 4 kilometer. En dan alles over het
wad terugdragen. Dat kan alleen met goed
zicht. Met mezelf en de natuur zijn, daar
gaat het om."
Ja, daar gaat het om op de Halligen. Ruim
te, rust, stilte, het geluid van de zee, van
de wind. En van duizenden rotganzen,
die zich hier volvreten alvorens in mei
naar Siberië te vertrekken om te broeden.
Graag zou ik hun vertrek zien, eind mei,
met duizenden tegelijk. En de winter en
de zomer hier meemaken. En niet te ver
geten Land unter, al weet ik niet zeker of
ik niet bang zou zijn.
Terug op de boot heb ik al heimwee naar
die vochtige wadden, de eenzame vogel
roep, die kleine besloten wereld die ligt
tussen zee en land, tussen verleden en he
den. Maar ons rest niets anders dan een
schuimspoor in zee.
ZATERDAG 19 APRIL 2014
door Willemijn Bos
OP DE GRENS
VAN LAND