'Ir# v»ê> SPECTRUM 5 m;<- j 66 Voor een hond is een drol een waardevolle boodschap. Twee drollen zijn een sms Stap in de werkkamer van Midas Dekkers (68) en je staat in één klap in de negentiende eeuw. Op de eerste verdieping van het voormalige ge meentehuis van Wees- perkarspel glanst het parket, staan de wanden vol boeken en vangt een klas sieke museumvitrine de aandacht. Na tuurlijk heeft de bioloog die vol gezet met objecten uit de natuur, van bot ten tot een opgezette leeuwenfoetus. Het afgelopen jaar kwam in deze stati ge kamer het boek De kleine verlossing, of de lust van het ontlasten tot stand, de jongste aanvulling op het enorme oeuvre van Dekkers. Hij schreef tien tallen boeken en honderden columns over onderwerpen variërend van rood haar tot ouderdom, en natuurlijk over zo ongeveer ieder dier ter aarde. 'Als bioloog hoefje je nooit te vervelen', is zijn motto. Datzelfde geldt voor zijn gehoor, want Dekkers praat zoals hij schrijft, of misschien is het wel omge keerd. Hij is de gedroomde erudiete oom, die bij ieder onderwerp uit de natuur wel een mooi, opmerkelijk of tegendraads verhaal heeft. Deze keer wilde hij van een onsmakelijk onder werp iets lekkers maken. Poep. Lastig. „Er is niet eens een fatsoenlijk woord voor", zegt hij. „Het duurde even voor ik de juiste toon had. Het boek moest niet te lollig worden, niet te medisch en zeker niet kinderachtig. Poep is echt een taboe-onderwerp. Ik voel me een beetje als een schrijver, die aan het einde van de jaren vijftig over seks schrijft." Poep is walgelijk en de drollen van mensen en honden stinken het sme rigst. Dat komt omdat wij raar eten, zegt Dekkers. „We koken het of laten het uit de hondenvoerfabriek komen. Dan is het al half voorverteerd." Een drol is lauw, stinkend en slijmerig, in afzondering geproduceerd. Maar een drol betekent ook genot, schrijft Dek kers: 'Hoe heerlijk is het niet om een goed gesmeerde drol slurpend door de half aangespannen aars te laten glij den als een stuk zeep door je hand?' Dekkers beschrijft tot in detail hoe groot een drol is (gemiddeld 18 centi meter), waarom hij zo stinkt (door scatool, een bijproduct van het rot tingsproces in de darmen) en waarom een drol een drol is (hij wordt stevig van plantenvezels). Hij verwijst met genoegen naar schrijvers en dichters die iets over ontlasting te melden heb ben. Zoals wijlen.Gerard Reve, die een knetterende scheet graag in een wijnglas opving en dan snufjes aan zijn gechoqueerde bezoek aanbood. Maar, eerlijk is eerlijk, zegt Dekkers: „Ik heb mijn vriendin nog nooit zien poepen, al kennen we elkaar nu al heel lang. In het begin van onze rela tie had ze nog de gewoonte de wc- deur open te laten staan. Maar die deur sloot ik onmiddellijk, met afge wend gelaat. Toiletbezoek is toch zo ongeveer je laatste stukje privé. We zijn inmiddels wel zo ver, dat ik uit leg wat de reden is van mijn verzalig de glimlach als ik een lekker goede poep heb gedaan." Want Dekkers weet wat er ligt als hij achteromkijkt: het resultaat van een miskend wonder. „Ik kom veel in boe kenwinkels", legt hij uit. „Ik zie dat - daar wel duizend boeken over koken en eten liggen. Gesprekken tussen mensen gaan over niks anders; in kranten en op de televisie wemelt het van de kook- en eetrubrieken. Vroe ger moest je filmster worden als je be roemd wilde zijn. Tegenwoordig moet je kunnen koken. Helaas gaat bij de meeste mensen de interesse slechts tot de huig. Bij al die recepten staat wel hoe het smaakt, maar niet hoe het er na anderhalve dag weer uitkomt. Terwijl daar in de donkere diepte het meest bijzondere plaatsvindt: daar wordt de energie uit het voedsel ge karnd. En dat is natuurlijk de kern van het leven: energie opnemen uit de omgeving en daar gebruik van ma ken. Het dingetje dat wij in onze mond steken, dat is maar toeval. Het wonder is dat wij leven, omdat wij stofwisselen. Er wordt gesproken over de transsubstantiatie, het omzetten van brood en wijn in vlees in bloed. Katholieken vinden dat zo'n wonder, dat ze er elke zondag voor in de kerk gaan zitten. Maar wat zich in je eigen lichaam afspeelt, is een minstens even groot wonder. Daarin zijn mensen he lemaal niet geïnteresseerd." De manier waarop de mens met zijn poep omgaat, is uniek in het dieren rijk. We willen er namelijk zo snel mogelijk vanaf en wel op een meestal krap bemeten toilet, dat ons afzonde ring biedt. En na de daad wordt er doorgetrokken. Opgeruimd staat net jes, toch? „Ieder gezond zoogdier dat ons ziet poepen, slaat de schrik om het hart. We produceren die drol het liefst boven zo'n modern diepspoeltoi- let en spoelen 'm onmiddellijk door, alsof ie er nooit geweest is. Een hond zou denken dat je gek geworden bent. Voor een hond is een drol een waarde volle boodschap. Twee drollen zijn een, hoe heet dat ook alweer, een sms. Langs lantaarnpalen snuffelt de hond roddels en avonturen op. En als wij niet geëvolueerd waren, hadden we het ook gekund. Wij kunnen nog net ruiken dat een drol stinkt." Een hond bezitten, is tevens een gega randeerde methode om regelmatig heel dicht bij een openbare drol te ko men. „Ik zie ze hier langskomen", wijst Dekkers naar buiten, waar de Vecht stroomt. „Sommige mensen le ven zo met hun hond mee, dat ze hun lippen op elkaar drukken. Alsof ze een beetje staan mee te persen." Dat is Dekkers ten voeten uit: zorgen voor een glimlach, maar ondertussen wel rake constateringen doen. Zijn wij ons brein? Welnee, we zijn onze darm! Mensen zijn door honger gere geerde wezens, de spijsvertering moet aan de gang gehouden worden. Dek kers: „Als je de belangrijkste zenuw verbinding tussen onze hersenen en de darmen, de nervus vagus, door knipt, dan werken de darmen gewoon verder. Ook zonder aansturing van bo ven. Dat vindén mensen moeilijk te accepteren. Kennelijk willen we graag een baas hebben." Vegetariërs worden in de woorden van Dekkers 'wandelende spuitbus sen': poep van planteneters stinkt minder, maar groenten en bonen zor gen voor winderigheid. „Een gevaar voor het broeikasgas!" Zijn nuchtere redeneertrant leidt tot een pleidooi om de riolering af te schaffen. „In mijn huis moesten on langs nieuwe toiletten worden geïn stalleerd. Ik had de grootste moeite een vlakspoeler te vinden. ]e weet wel, zo'n wc met een prachtig porse leinen bord waarop je drol belandt zo dat je 'm nog even kunt bekijken. E'en drol, dat is een bericht uit je hele lichaam. Er is nu zo'n gedoe over die darmkankerscreening, of het kwaad kan of niet. Daarvoor moet je poep in een buisje doen. Dat lijkt me nog knap ingewikkeld als je een diepspoe- ler hebt. Terwijl in je eigen wc elke dag gratis een totalbodyscan ligt." Onze toiletcultuur, legt Dekkers uit, ontstond in de tweede helft van de ne gentiende eeuw. „In Engeland regeer de koningin Victoria. Dat tijdperk was de bakermat van de preutsheid. Daarvoor deden ze niet zo moeilijk over seks en poepen. Vervolgens kwa men dat malle riool en de wc-potten. Die wc, die deugt niet. Dat is een stoel en in die houding kun je niet poepen. Om makkelijk te poepen, moet je hurken. Wij leren kinderen op school onzinnige dingen doen, zo als een zwaantje in de ringen. Leer ze toch hurken! Als je op de wc gaat zit ten, gaan je billen naar elkaar toe. Van nature hebben je darmen bij het recht op staan een knik erin en een lusje dat ze afknijpt, om de poep goed bin nen te houden. Als je hurkt, gaan je billen naar buiten, de darm trekt recht en dat lusje gaat los. Ideaal dus. Maar ik ben helaas een stijve, oude man. Als ik in Frankrijk op zo'n hurk- toilet terechtkom, houd ik me angst vallig vast aan de deurklink om niet om te vallen en bovendien te voorko men dat iemand anders naar binnen wil." Blijft over: de riolering. Die heeft haar langste tijd gehad, vindt Dekkers. „Zo als we het nu doen, kan het niet meer. We maken van kostbare mest met kostbaar water een gigantisch milieu probleem. Het zou beter zijn de poep bij de bron op te vangen en er dan compost van te maken, voor over de groente. Maar dat riekt natuurlijk wel een beetje naar kannibalisme." ZATERDAG 22 FEBRUARI 2014 uit je binnenste' 4 'T, -/M f 4 - 4 J* r ftIf! door Lindy Jense foto Marco Hillen/HH reageren? spectrum@depersdienst.nl

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2014 | | pagina 85