Rond 1680 was de Cronyk van Zeeland, door Mat-
theus Smallegange, klaar. 800 bladzijden dik, in
folioformaat. Teveel tekst om te bevatten, en ve
le, vele platen en gravures door bekende illustratoren.
Op blz. 699 was een plaat van de ruïne van Oosterste-
ijn - ooit een kasteel bij Oosterland op Duiveland. Bij
die ruïne was een landelijk tafereel getekend, met wa
ter, bootjes en een weide met koeien. Eén van die
koeien valt op; ze staat met een kromme rug en hoge
staart ongegeneerd een grote straal urine te lozen.
Goed naar de realiteit verbeeld, niemand die er aan
stoot aan nam in die tijd. Men was uiterst openhartig
over lijfelijke zaken. Men leze slechts de werken van Ja
cob Cats, en bekijke de prenten van Rembrandt. De
laatste vond het leuk om copulerende monniken en
poepende vrouwtjes met alle details af te beelden.
Weg met de preutsheid van de Middeleeuwen! De
mensen uit de 17e eeuw noemden de dingen bij hun
naam. De buis die de urine vanaf de nieren vervoerde,
wordt gewoon en officieel "pisbuis" genoemd. In de
Statenvertaling van de Bijbel 1640), werd een man
soms aangeduid als "iemand die tegen de wand pist".
Bij het verschijnen van de "Cronyk" (door allerlei ru
zies in de Staten en de Zee se gewesten was dat pas
n nd 1700) zat 1 nen echter op een keerpunt. Men be
gon het praten over "pissen" en het afbeelden van pis
sende mensen en beesten een beetje "not done" te vin
den. De pruikenmensen van die tijd voelden zich be
schaafder en correcter dan hun voorzaten. Er ontstond
dus ook heibel over de pissende koe van Smallegange.
Bij de 2e druk van de "Cronyk van Zeeland" (het boek
liep als een trein), mocht de koe niet meer pissen, dat
was inmiddels tegen de fatsoensnormen. Dat heeft an
no nu het voordeel, dat als je een Kroniek met een pis
sende koe bezit, deze aanzienlijk meer waard is dan
één met een gewoon grazende koe. Die "pissers" zijn
zeldzaam, dus zeer gewild. Zo zie je hoe woorden en
begrippen, normen en waarden in de loop der tijd
steeds wisselen in gebruik en soms in betekenis. Veel
woorden hebben, zeker historisch gezien, veel lagen.
Sommige woorden/begrippen devalueren dus niet.
"Maarschalk" was ooit de aanduiding voor een simpe
le paardenknecht, een hulpje in de stallen. Langzaam
is maarschalk opgeklommen via de betekenis van "op
perstalmeester" tot uiteindelijk "veldmaarschalk", de
bevelhebber van een groot leger. Zie ook het woord
"geus". Ooit betekende het "zwerver, bedelaar". Daar
na werd het de erenaam van de verzetslieden in de
80-jarige oorlog! En sinds die tijd bleef een "geuzen
naam" een aanduiding voor moedige mensen, onaf
hankelijkheidstrijders die desnoods tegen de tijdgeest
in, nieuwe initiatieven nastreven. Niet alleen namen
veranderen van functie, maar ook waardering wijzigt.
Kaalscheren werd lange t ijd als schande ervaren. Als je
nu als man met een gladgeschoren kop rondloopt be
wijs je alleen maar dat je met de mode meegaat.
"Kont" was heel lang een woord dat niet netjes was,
zeker niet als het over vrouwen ging. Nu is een "lek
ker kontje" een aanprijzenswaardig begrip. Ooit was
het kaas- en broodvolk zoiets als de heffe des volks.
De kapitein van het kaas- en broodgarnizoen was nou
niet bepaald een eliteofficier. Tot hij er zelf een geu
zennaam van maakte, en ook zijn naam een adellijk
tintje kreeg: Casembroot. Trouwens, de naam Borren-
brood(een polder in Schouwen die een poosje geleden
aan de orde kwam in deze rubriek) blijkt achteraf niet
anders dan de aanduiding van water en brood te zijn.
Want "born" betekende vroeger bron/water - aldus
een erudiete vriendin die goed thuis is in het oud Ne
derlands.
Het gehucht
WOENSDAG 22 JANUARI 2014
door Gerard Smallegange
Strijenham vanuit de
lucht.
luchtfoto Sk'ypictures
Poortvliet
Strijenham
Fietsmuseum Vieux Vélo. foto Matthanja Schipper
Strijenham wordt 's zomer vooral bezocht door duikers en andere vakantiegangers, 's winter is het er vooral stil. foto Matthanja Schipper