i I Rotsen op het balkon 8 WONEN \i\ Dutch Design V GROENE VINGERS Romke van de Kaa Misschien zie je in de stad wel meer boeren- hortensia's dan in de boerderijtuin. Toch zijn er vormen van tuinieren die specifiek zijn voor de bebouwde kom: de daktuin zul je op het platteland of in een dorp zelden aantreffen, ook de balkontuin is een tuinvorm die in de stad tot ontwikkeling kwam. Maar de daktuin is eigenlijk geen specifie ke tuinvorm; want een oleander is een oleander, of die nu in een pot op de begane grond staat of op het dak. De enige stadstuin die radicaal verschilt van alle andere tuinen, is de balkontuin. Vooral als dat balkon is opgehangen aan een hoog gebouw. Op de zesde etage is het klimaat merkbaar anders dan op de begane grond, zeker als het balkon ook nog eens niet op het zuiden ligt. Op het balkon wordt de vindingrijkheid van de tuinier op de proef gesteld; daar giert de wind om het kale beton en kan het klimaat even onbarm hartig zijn als op de noordwand van de Jungfrau en de Eiger. Het balkonklimaat is te vergelijken met het klimaat van het hoogge bergte, daarom vraagt het balkon ook om specifieke beplanting. Wie ooit 's zomers in het hoogge bergte was en er naar planten keek, zal één ding zeker opgeval len zijn: echte rotsplanten zijn af gerond en compact, zonder uit stekende delen. Ze hebben de vorm van een kussen, een halve bol of een eierkoek. Door hun aërodynamische vorm zijn ze stormbestendig. Precies wat we nodig hebben op ons balkon. Alpenplanten hebben nog een tweede kenmerk: ze zijn klein. Sommige zo klein als een spel denkussen, andere als een vloer kadetje of een Italiaanse bol. Maar zelden is een rotsplant gro ter dan een halve voetbal. Gentianen, alpenviooltjes en edelweiss: zonder uitzondering zijn het de dwergen van het plan tenrijk. En dat maakt ze nu juist zo geschikt voor de beperkte ruimte op een balkon; doordat rotsplanten zo klein zijn, kun je toch een flinke collectie op een paar vierkante meter kwijt. Je kunt die bloeiende spelden kussens natuurlijk in aardewer ken potten en schalen planten, maar aardiger is het om op een balkon een mini-rotstuin aan te leggen. Er bestaat een gesteente dat lijkt op gestold schuim: tufa. Omdat het grotendeels uit lucht bestaat, weegt een flinke brok tu fa evenveel als, laten we zeggen, een zak aardappelen. En in één zo'n steenbrok kun je minstens tien rotsplantjes kwijt. Kleine va rentjes, steenbreek, muurleeuwe- bekjes; alle kleine planten zijn ge schikt, zolang ze maar van kalk houden. Want tufa is kalkhou- y Dutch Design is dood. Tenminste, zoals we het ken den. Design heeft vandaag de dag een nieuwe func tie doordat ont werpers probleem oplosser en maat schappelijk inter mediair zijn. De tijd dat we vol trots over ons sprankelende en ver nieuwende Dutch Design spraken, is nu echt voorbij. Sinds de jaren negentig baarde Nederland opzien door de revolutionaire ont- werpvisie van ontwerpers als Marcel Wan ders met zijn Knotted Chair en Tejo Remy, die van een paar oude lades en een riem een iconisch kastje samenstelde. Het was eerder conceptueel dan functioneel. Dutch Design sprak tot de verbeelding, maar die tijd is nu voorbij. „Dutch Design is dood", stelt Timo de Rijk, kunsthistoricus en hoogleraar De sign, Culture Society aan de TU in Delft. Volgens hem is dat helemaal niet erg. Het is zelfs logisch. „Dutch Design heeft veel betekend voor het debat over vormgeving. Het maakt deel uit van onze designgeschie denis en het is inmiddels doorontwikkeld. Op oude glorie kun je niet blijven teren. Op de designopleidingen is een nieuw elan ontstaan. Ontwerpers hebben een dui delijke plek in de samenleving. Ze willen niet langer alleen ontwerpen voor musea en galerieën, maar er echt toe doen." Volgens De Rijk is dat geen radicale om slag, maar een weerslag op de tijd. De de signwereld is de afgelopen jaren in elk ge val flink opgeschud. Nuchterder gewor den. Zomaar een mooi stoeltje ontwerpen dat in een galerie terechtkomt, is er niet meer bij. Loop een rondje over de afstu- deerpresentatie van de Design Academy Eindhoven en je ontdekt dat de nieuwe ge neratie vooral nadenkt over de morele im pact van een ontwerp. Dat geldt in zekere zin ook voor de oudere generatie ontwer pers. De tijd van egodesigners, die vooral ter meerdere eer en glorie van zichzelf werkten, is voorbij. Ontwerpers bedenken nu niet meer alleen hoe het eruit moet zien, moet worden gemaakt en gebruikt, maar eerst of het wel nodig is en of we er in de toekomst nog bij gebaat zijn. Kortom: design voor een betere wereld. Het lijkt bovendien wel of ontwerpers het liefst tegen de randen van hun vakgebied schuren. Volgens De Rijk komt dat omdat hier de meeste innovatie is te verwachten. Ze kunnen er de verloren markt uit de cri sistijd mee terugwinnen. In het Dutch De sign Jaarboek 2013, waarvan hij hoofdredac teur is, noemt hij Koert van Mensvoort als voorbeeld: die is zowel kunstenaar als filo soof en ontwerper is. Van Mensvoort inte resseert zich voor nieuwe technieken die nog geen geschiedenis hebben. Zo toerde hij rond met. een bus om mogelijkheden van nanotechnologie aan een gróót publiek uit te leggen. Daarin staat hij niet alleen. Het afgelopen jaar experimenteerden ontwerpers volop met nieuwe technologieën, waaronder 3D-printen en biodesign (vaasjes gemaakt van eierschalen, zoals The Eggpot van Shi- wa Rashtian en producten van resysta, een houtachtig materiaal van rijstvliesjes). Aan de andere kant is er een hele categorie jon ge ontwerpers gekomen die de nostalgie van het ambacht omarmt en het nieuw Te- j- Steenbreek op tufa. Design voor een betere wereld Jaarboek 2013 )wW»è door Suzanne Dijkstra Wieki Somers ontwierp schemerlampen die spelen met schaduw en minimalisme.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2013 | | pagina 32