Twee Mariannes
Ze heeft met
fietsen alles
gewonnen wat te
winnen valt.
Dankzij het succes
leerde ze zichzelf
kennen.
22
door Wilma de Cort
Somberder dan dit kan een doordeweekse dag
haast niet zijn: de lucht loodgrijs, de godganse
dag motregen, lege straten in een Brabants
dorpje van niks. Hoe radicaal verandert dit
druilerige beeld van het Land van Heusden en
Altena als Marianne Vos (26) even later in het kantoor van
haar management met passie vertelt over de schoonheid
van haar geboortestreek. In het bijzonder over het mooie
Babyloniënbroek, een gehucht met vierhonderd inwoners,
waar ze in het verleden met haar familie woonde.
Ze heeft er nu grond gekocht, vertelt ze, om te gaan bou
wen. Dus verlaat ze het ouderlijk huis in Meeuwen, waar
ze nog steeds met haar onafscheidelijke ouders en broer
woont. Samen zijn ze wel eens de 'familie Vos bv' ge
noemd omdat de drie verwanten haar overal bij wedstrij
den volgen en omringen. Vanaf de plek waar ze nu gaat
wonen, kan ze over de weilanden nog net het ouderlijk
huis blijven zien.
„Babyloniënbroek," schetst de vrouw die met fietsen al
les heeft gewonnen wat maar te winnen valt en die twee
honderd dagen per jaar in het buitenland is, „heeft lintbe
bouwing. Er is niet veel meer dan een kerk met wat hui
zen eromheen en één doorgaande straat met prachtige,
monumentale boerderijen erlangs. Poldergezichten, sloot
jes. Ik vind het prachtig."
Als ze dit decor gloedvol schildert, zie je zo voor je hoe
Vos thuis in Meeuwen een fiets uit het schuurtje haalt en
een paar uur door weer en wind door de streek stampt.
„Lekker buiten, de vrijheid voelen, de natuur in en de vo
geltjes horen fluiten."
Want ja, ook al is het hard trainen, ze geniet altijd van
de omgeving waar ze fietst, zegt ze. Waar ze ook is. „Ik
kijk altijd rond. Ook met wedstrijden. En geniet van de
omgeving. Als fietsen geen liefhebberij meer zou zijn, zou
de verslaving eraan gauw ophouden-. Schaatsen is ook
mooi, maar met zo'n rondje op de ijsbaan verandert er
niks om je heen."
Toen het gesprek begon met onze waarschuwing dat
het interview niet over fietsen, maar over haar drijfveren
en kracht zou gaan, bloosde ze even. Terwijl ze toch lang
zamerhand wel wat gewend is met al die journalisten. Er
was een moment, zegt ze later, dat ze besloot opener te
zijn, hoewel ze zichzelf eigenlijk nog steeds wel introvert
vindt. „Toen ik wereldkampioen werd, stond het thuis op
eens vol cameraploegen en fotografen en sponsors die alle
maal iets wilden. Ineens had iedereen een mening over
me. Ik vond fietsen en winnen geweldig, maar daar zat ik
niet op te wachten. Ik moest er toen wel iets mee."
Ze vond topsport te mooi om de prijs van een nieuws
gierig publiek niet te willen betalen. „Ik dacht: 'Hoe sta ik
nou eigenlijk in het leven? Welk beeld van mezelf wil ik
overbrengen?' Want 'een meisje dat hard kan fietsen' zegt
niks. Mijn conclusie was: ik moet opener zijn. Als je men
sen écht wilt raken, doe je dat niet alleen door te winnen,
maar ook als persoon. En dan moeten ze mij en mijn team
wel leren kennen. Ik moest me toen ineens bewust wor
den van wie ik was. Ik ben daardoor snel volwassen gewor
den.
Tot die tijd waren er twee Mariannes, zegt ze. „Ik was
Marianne op de fiets en de Marianne daarbuiten was een
ander persoon: onzeker en onzichtbaar. Van die twee per
sonen besloot ik één persoon te maken. Dat is volgens mij
wel goed gelukt."
Dat ze altijd wil winnen, dat ze bescheiden is, zonder
kapsones en stronteigenwijs, weet nu iedereen. Het zijn ei
genschappen die steevast in de media komen bovendrij
ven. Op Radio 1 vroeg een verslaggever ooit aan haar
ouders welke karaktereigenschap Marianne van hen had.
Pa zei: 'eigenwijs'. Ma antwoordde: 'Ik denk eigenwijs
heid'. En pa besloot: 'Mijn vrouw is ook eigenwijs'.
Ook haar perfectionisme zou ze van moeder hebben.
Maar het was pa die de liefde voor de wielersport met de
paplepel ingoot, al genoot de complete familie op zonda
gen met de koelbox en thermosfles op klapstoeltjes langs
het parcours.
„De wil om te winnen heb ik van jongs af aan gehad",
zegt Vos. „Dat heb ik niet aangeleerd of ontwikkeld. Ik kan
écht niet tegen mijn verlies. Met mij kun je ook beter geen
gezelschapsspel spelen, dat is niet grappig. Ik probeer te
gen mezelf te zeggen: 'Winnen is niet belangrijk, het gaat
om de gezelligheid'. Maar dan moet er geen competitie-ele-
mentje in zitten, want dan gaat het niet goed."
Tenzij winnen toeval is.
„Als ik flutkaarten krijg en een ander heel goede of als
winnen simpelweg afhangt van geluk, dan kan ik me bij
mijn verlies neerleggen. Zolang het maar niet aan mij ligt.
Als een ander mij bergop eraf rijdt omdat-ie gewoon beter
is, kan ik me daar ook bij neerleggen, al zal ik er alles aan
doen,om de volgende keer beterte zijn. Maar het mag niet
misgaan door een fout van mij, dat ik wel had kunnen win
nen, maar het verpestte."
Ze was zes jaar toen ze haar eerste racefiets kreeg. Ze
was er 'niet meer vanaf te slaan'. „De snelheid was in het
begin het leukst. Spannend om met oudere kinderen hard
over de weg te gaan. Stoer ook, dat ik als kleintje met hen
mee kon komen."
Over haar talent om hard te kunnen fietsen, spreekt ze
als 'een cadeau' dat ze bij haar geboorte kreeg, met de
strenge toevoeging dat je 'zo'n cadeau ook hoort uit te pak
ken en niet in een hoek mag smijten'. Ze kan er ook niet
goed tegen als iemand zegt: 'Ja, het zit er gewoon in' en
net doet alsof haar succes uitsluitend aan haar talent, haar
aanleg, te danken is. Alsof alle nationale titels, wereldtitels
en Olympische titels dankzij dit talent makkelijk aan kwa
men waaien.
„Het talent is de basis. Maar alleen door hard werken en
je mentaliteit maak je het verschil", zegt ze. Hier spreekt
de Marianne die persoonlijke erkenning en waardering
wil. De schuchtere scholiere die een uitlaatklep in fietsen
vond, wat toen nog een leuke manier was om redelijk on
opvallend toch een beetje op te vallen. Tot ze de ene zege
aan de andere reeg en gestaag naar de status van wielerko-
ningin klom; de vrouw die in alle fietsdisciplines uit
blinkt.
Maar hijs haar nou ook weer niet op een voetstuk, want
dan haast ze zich er als de wiedeweerga vanaf. „In de Vere
nigde Staten en Engeland snappen journalisten niks van
die bescheidenheid. Die zeggen: 'Doe niet zo belachelijk
bescheiden. Wees eens arrogant.'"
Ergens vindt ze dat leuk. Maar tegelijkertijd meldt zich
dan prompt het oer-Hollandse en doodgewone meisje in
Marianne Vos. „Nuchter en met beide benen op de grond
blijven kan dan ook weer geen kwaad", zegt ze droogjes.
Dit gemis aan kapsones en het doodgewone van de hele fa
milie Vos is bijna legendarisch. Marianne die een wereldti
tel viert met koffie en een plak cake in de camper van haar
ouders. In Nederland - waar alles boven het maaiveld naar
ijdelheid riekt - vinden ze het schitterend. Op verzoek van
RTL liet de familie Vos een keer de inhoud van de keuken
kastjes in de camper zien: koffie, thee, eierkoeken en gevul
de koeken.
„We zijn een hecht gezin", zegt Vos. „Maar het is ook
niet zo dat ik zonder mijn ouders en broer in de buurt niet
zou kunnen presteren. Ze hebben altijd achter me gestaan
en me gesteund. Ze zijn mijn grootste fans. Maar ook als
ze zeshonderd kilometer verderop zijn, ervaar ik die steun
wel. Het is niet zo dat ze dichtbij moeten zijn om mijn
handje vast te houden."
Haar intuïtie is in alles leidend, zegt ze. „Ik ga altijd
mijn gevoel achterna." Ze volgt in al haar eigenwijsheid
haar eigen koers. Zij bepaalt zelf wanneer ze traint en be
slist zelf welk rondje ze rijdt. Hulp vragen vindt ze moei
lijk. „Toen ik naar een diëtiste moest omdat mijn lichaam
uitgewoond was en ik te veel was afgevallen, vond ik dat
niet fijn."
Maar ze gelooft ook dat ze hulp krijgt van een hogere
macht. „Mijn geloof (ze is protestants, red) is belangrijk
voor hoe ik in het leven sta en naar topsport kijk. Ik heb
me zelfs afgevraagd of mijn geloof wel met topsport te ver
enigen is. Bij topsport ben je heel egocentrisch bezig. Je
vestigt alle aandacht op jezelf en bent voortdurend ter
meerdere eer en glorie van jezelf bezig. Is dat godsdien
stig? Maar als ik anderen kan inspireren en motiveren, geef
ik ook iets terug aan mijn medemens. Dat zou ik willen
uitbreiden."
Vorig jaar, na de Olympische Spelen, ondervond ze dat
ze mensen kan raken. „Ik heb toen zo ongelooflijk veel
reacties gehad. Mensen hadden simpelweg genoten of een
voorbeeld in me gezien: wat je kunt bereiken als je een
doel voor ogen houdt. Er waren ook mensen die er troost
uit hadden gehaald, voor wie het in een moeilijke tijd een
lichtpuntje was geweest. Dat deed me goed, ik geef kenne
lijk iets terug. Het is heel anders. Want al die medailles in
de kast zijn leuk, maar ze krijgen pas echt betekenis als ik
mensen raak."
Ooit, dat weet ze, komt er een tijd dat de fietsende alles-
kunner uit Brabant niet meer kan winnen. „Ik heb nu een
mooie erelijst", zegt ze. „Veel completer gaat-ie niet wor
den." Daar stelt ze zich al een beetje op in en ze is er niet
echt bang voor. „Ik denk dat ik ook zonder winst toch ple
zier aan het spel kan beleven. Je kunt een beslissende rol
hebben in de overwinning van een ploeggenoot, zonder
dat je met de bloemen staat te zwaaien. Daar haal ik net
zoveel voldoening uit, misschien zelfs meer."
Dan zou ze terug zijn bij de oorspronkelijke, schuchtere
behoefte die ze vóór alle wereldfaam had: lekker buiten
zijn en uitblinken op de fiets. En niet te opvallend waarde
ring oogsten.
MARIANNE VOS CEBOREN 13 MEI 1987 IN 'S-HER-
TOCENBOSCH WOONT IN MEEUWEN 2006 EURO
PEES EN WERELDKAMPIOEN VELORIJDEN EN WE
RELDKAMPIOEN OP DE WEC SINDS 2007 NUM
MER 1 OP UCI-RANGLIJST 2008 OLYMPISCH
COUD OP DE BAAN 2012 OLYMPISCH COUD OP
DE WEC IN 2008, 2009 EN 2013 VERKOZEN TOT
SPORTVROUW VAN HET JAAR