BUITEN 5 9 Des winters is er met geen wagen aan de mar- ckt te geraacken. Dergelijke uitspraken kom je tegen in beschrijvingen van alle Zeeuwse eilanden en regio's, vanaf 1500 tot eind 19e eeuw. Zeeland was een nat landje, waar de afwatering slecht geregeld was, waar 's winters hele stukken land en wegen onder water stonden. Die wegen wa ren trouwens, ook als het droog was, van slechte kwaliteit, vol gaten, kuilen en diepe wielsporen. Om over verharding maar niet te spreken. Als die er al was, dan geen bestrating (straatstenen) maar een snel verdwijnend laagje van macadam (kleine, vrij scherpe steentjes) die alle kanten opspatten als je er in draf met een zware boerenwagen overheen reed. Trouwens, macadam en fietsbanden konden ook niet goed met elkaar overweg. Zelfben ik opge groeid in de polder waar onze boerderij lag, aan een mooi kronkelend weggetje langs de watergang. Het weggetje was onverhard met af en toe macadam, en stond 's winters bij veel regen onder water. Dat von den we leuk, want dan werden paard en wagen inge spannen om ons naar school te brengen. Trouwens, een beetje water op de weg was ook heel leuk, want dan spatte het zo lekker rond je fiets. Hoe je er dan uitzag als je op school kwam was niet onze zorg, maar dat de juffen en de meesters mopperdén op de kleine bemodderde Smallegangetjes herinner ik me nog wel. Vanwege die slechte toestand van de mees te plattelandswegen heeft er eeuwenlang een uitge breid netwerk van vaarwegen over onze eilanden be staan. De noodzaak werd door ieder onderkend. Van uit de steden drong men aan op een vaarsysteem omdat er steeds te weinig voedsel werd aangevoerd. De boeren liepen vast met hun voedseltransporten op de onbegaanbare, ondergelopen landwegen. En zodoende is er vanaf ongeveer 1550 een heel stelsel van smalle 'schuitvaarten' overal in Zeeland ont staan, compleet met schutsluisjes en aanleg plaatsen/steigertjes. Die laatste werden 'schuitvlot- ten' genoemd. Het woord 'schuitvlot', als straat, als bepaald punt aan een weg of dijk of bij een hoeve tref je nog steeds overal in Zeeland aan. Meestal is er niet mèèr dat aan schuiten en/of steigers herinnert, en rest er alleen nog de naam. Die af en toe ook niet helemaal meer begrepen wordt door de meeste men sen. Er waren zoveel schuitvlotten in Zeeland, dat 'Schuitvlot' ook een achternaam is geworden. (In mijn Amsterdamse studententijd was er een oude portretfotograaf met die naam, afkomstig uit Wal cheren, die een zekere vermaardheid bezat om zijn opvliegende karakter. Er waren zelfs - niet al te net te - liederen over hem in omloop...) Over de (smalle) schuitvaarten voer men met kleine platboomde 'schuten'. In Schouwen noemde men die 'kloetschuten'. Ze werden voortbewogen met een soort polsstok, die kloet(e) of kloeie werd ge noemd. Ook deze kloet is weer vereeuwigd in een beroemde Zeeuwse achternaam. 'Kloet' is tegen woordig een naam die op alle continenten voor komt, en zeker in Zuid-Afrika. Van het uitgebreide schuitvaartsysteem met zijn sluizen, verhogingen in de weg (hoge heul) en z'n aanlegpunten is bijna niets meer te zien in het land schap, hoewel èn op Walcheren, èn op Schouwen en op Zuid-Beveland toch heel uitgebreide en fijnmazi ge netwerken van waterlopen zijn geweest. Inunda ties, overstromingen, oorlogsgeweld, verkavelingen en veel nieuwe, goed afwaterende wegen hebben de agrarische schuitvaart in Zeeland gereduceerd tot herinneringen en een paar gesettelde namen. WOENSDAG 18 DECEMBER 2013 door Gerard Smallegange Lepista nuda, paarse schijnridder Landgoed De Mattemburgh is een ideaal wandelgebied, foto's Chiel Jacobusse Psathyrella multipedata, bundelfranjehoed Lactarius tabidus, rimpelende melkzwam

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2013 | | pagina 41