SPECTRUM 7 66 jL_ De oorlogservaringen van Oosterhuis vormen een harde kern in zijn wereld beeld, dat gekenmerkt wordt door be grippen als het inlossen van schuld, naastenliefde, eerlijkheid, solidariteit. Zijn drang om gemeenschappen voor te gaan en zijn overtuigingen uit te dragen, leverde hem de bijnaam 'De Paus van Amsterdam' op. Dat is ook de titel van Oosterhuis' biografie, ge schreven door Marc van Dijk, die on langs verscheen. Met de betiteling heeft hij niet veel, zegt Oosterhuis. „De term is ooit bedacht door acteur Henk van Ulsen en die bedoelde het heel aardig. Ach, ik troost me maar met de gedachte dat de paus, sinds Franciscus in maart aantrad, een ande re uitstraling heeft. Het ontroert me dat hij naar de vluchtelingen op Lam- pedusa gaat en daar verkondigt dat wij allemaal lijden onder de globalise ring van de onverschilligheid." Een intrigerend beeld van zijn wereld geeft hij zeifin zijn nieuwste boek Arthur, koning van een nieuwe wereld, een boek dat hij zelf op drie cd's voor leest, begeleid door muziek van Stijn van der Loo. Hij heeft zo'n veertig jaar gewerkt aan zijn bewerking van het verhaal van de mythische koning wiens ridder Galahad de heilige graal vindt. In Arthur kiest hij voor radicale oplossingen: de graal, het object dat zo veel begeerte opwekt, verdwijnt naar de bodem van de zee. De biografie van Van Dijk heeft Oos terhuis, op zijn eigen citaten na, niet geautoriseerd. Logisch, zegt hij: hij kan toch moeilijk andermans woor den goedkeuren. Wat hij van het boek vindt? „Er had wat meer nadruk mo gen liggen op de manier waarop ik met Bijbelse tradities omga. Ik ben geïnspireerd door de Latijns-Ameri kaanse theologen die de Bijbel inter preteerden als een profetische oproep tot bevrijding. Ik heb die bevrijdings theologie verwerkt in mijn liederen. Er is een grote verwantschap tussen het Bijbelse verhaal en datgene wat Karl Marx wilde. De Joodse denker Marx en de profeet Amos (die tekeer ging tegen de uitbuiting van de ar men, red.) keken met dezelfde ogen naar de wereld." Oosterhuis be schouwt Marx als een groot leermees ter. Grote ogen: „Daar kun je tegen woordig niet meer mee aankomen, dat weet ik ook wel. Maar degenen die zeiden in zijn naam te handelen, zo als Lenin en Stalin, dat waren natuur lijk helemaal geen marxisten. Dat wa ren dictators." Hij wordt niet moe het uit te leggen: hij gelooft in een God die mensen ertoe aanzet een tegen stem te verheffen. „Het neoliberalis- me brengt mensen niets. De ultieme zin van je leven zou zelfontplooiing moeten zijn, ten koste van anderen. De zin van het leven zou zelfont plooiing zijn, ten koste van anderen. Maar je moet anderen optillen Nee. Je moet anderen optillen." Aandacht voor de naasten betekent voor Oosterhuis vaak letterlijk tot de laatste snik. In de loop van de jaren leidde hij honderden uitvaarten. Eer der dit jaar verscheen de bundel Waar onze doden zijn, met daarin een aantal grafredes en requiemgezangen. Hij voert regelmatig gesprekken met men sen die met de naderende dood wor den geconfronteerd. „Ze kijken dan in spanning en onder druk opnieuw naar hun geloof. En natuurlijk wil ie dereen weten wat er hierna komt." Het is een vraag waar hij ook geen ant woord op heeft. Hij probeert het dan ook bedachtzaam te formuleren. „In de Bijbel luidt de naam van God: ik zal er zijn. Ik kan niet nalaten te ho pen, dat ik die God eens zelf zal zien. Heel veel mensen ontlenen grote troost aan die hoop." Minstens zo be langrijk vindt Oosterhuis de aandacht voor het leven dat geleefd is. Het ta lent om te troosten, gebruikt hij vol op. „Als ik zulke gesprekken voer, laat ik mensen zien dat er meer in hun le ven zat dan ze van zichzelf mochten denken. Er zijn mensen die klein en schuldig over zichzelf denken, waar ik tegen kan zeggen: ik vind dat je dat goed hebt gedaan. Veel mensen zijn op het laatst nog in staat dingen goed te maken, soms kun je mensen met el kaar verzoenen." De vraag of hij wel eens over zijn eigen sterfelijkheid na denkt, wordt met milde verbazing ontvangen. „Ik ben 8o ja, maar ik voel dat niet zo. Ik ben nog volop bezig met wat hierna moet komen." Hij draait zich om en pakt het dikke boek met zijn verzamelde liederen van een plank. „Allemaal veroordeeld", mom pelt hij, met een klein lachje. „Hoe krijg je het voor elkaar." Dan: „Ik ben nu bezig met het vertalen van de Tora uit het Hebreeuws, de vijfhoeken van Mozes. Ik doe dat samen met bijbelge- leerde Alex van Heusden. Drie heb ben we al af. Het evangelie van Lucas hebben we ook vertaald, Johannes wil ik nog doen. Die is veel mystieker." En dan is er ook nog de thuishaven. „Ik zing heel veel met mijn kleinkin deren. Ik speel geen instrument, he laas. De moeder van mijn kinderen is heel muzikaal, ze speelt viool. Ik ben voor mijn kleinkinderen de opa die verhalen vertelt. Zo heb ik een ver haal van een vogel met drie vleugels, de derde zit als een soort hefschroefje op z'n kop. Die vogel wil naar de zon vliegen en ontdekt dat daar een stad is met twaalf poorten. Of ik daar een kinderboek van zou maken? Dat weet ik niet." Bijna verlegen: „Ik vertel dat verhaal liever." ZATERDAG 2 NOVEMBER 2013 foto's Jean-Pierre Jans reageren? Msr spectrum@depersdienst.nl h

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2013 | | pagina 51