Werd Arie den Ouden schatrijk dankzij plundering van een in
1799 bij Terschelling vergaan goudschip? Zijn Zeeuwse achter
kleinzoon Cor de Jong denkt van wel. Vervolgens werd Den
Ouden getroffen door het noodlot. Een bijzondere voetnoot bij
een nieuw boek over de Lutine.
2 SPECTRUM
In de crisistijd mochten
wij elk jaar om beurten
met moeder een dag
kleren kopen in
Rotterdam. Geld
speelde geen rol.
De gouddelver. Zo noe
men ze Arie den Ouden
(1853-1923) tot op de dag
van vandaag in de fami
lie. Een geluksvogel die
eind negentiende eeuw
plotseling op raadselach
tige wijze een kapitaal verkreeg. Hoe kon hij
anders een dubbel woonhuis met eigen stei
ger aan de Lekdijk laten bouwen? Onbetaal
baar, normaal gesproken, voor de sleepbootei
genaar die met vrachtjes naar Bazel de kost
verdiende. Zijn achterkleinzoon Cor de Jong
(82) denkt het antwoord te weten: het was
het goud van de boven Terschelling vergane
Lutine dat de familie toen rijkdom bracht.
„We waren een gezin met negen kinderen",
zegt De Jong in zijn appartement aan de -
rand van Burgh-Haamstede. „In de crisistijd
mochten wij elk jaar om beurten met moe
der een dag kleren kopen in Rotterdam. Geld
speelde daarbij geen rol. Ze gaf per kind zo
honderd gulden uit."
Aan goud, zoveel is zeker, was op de Lutine
geen gebrek. Het Engelse fregat zeilde op 9
oktober 1799 van Yarmouth aan de Britse
oostkust naar Hamburg om de ingestorte eco
nomie daar van de ondergang te redden. Het
ene na het andere Hamburgse handelshuis
ging dat najaar failliet. De ondergang van de
Hanzestad aan de Elbe dreigde ook bedrijven
in de Londense city mee te sleuren. Dan was
de Europese financiële crisis compleet.
In het ruim van de Lutine lagen 32 tonnetjes
met goud en 25 tonnen zilver. De lading was
door Londense kooplieden aangekocht bij de
Bank of England, die vanwege de noodtoe
stand eenmalig bereid was een grote hoeveel
heid goud uit haar kluizen te verkopen. De
Britse admiraliteit stelde bij hoge uitzonde
ring een van haar marineschepen beschik
baar, uitgerust met een in het Noordzeege
bied zeer ervaren bemanning. Om onver
klaarbare reden liep de Lutine vlak boven
Terschelling op een zandbank. Eén man
slechts zou de ramp overleven: een Ierse ma
troos die de volgende ochtend van een losge
slagen wrakstuk werd gered.
Het nieuws dat er vlak boven de Wadden-
kust een goudschip was vergaan, verspreidde
zich als een lopend vuurtje over de eilanden.
Vrijwel meteen na de stranding begon de
jacht op de lading. En met succes. Eerst poog
den rond Terschelling gelegerde Engelse troe
pen nog het wrak en daarmee het Britse
goud te bewaken, maar vanaf eind oktober
1799 kreeg de Nederlandse visserij vrij spel.
De Engelse invasiemacht die vergeefs had ge
probeerd om de Franse bezetter uit Noord-
Holland te verdrijven, trok zich massaal te
rug. Het goud van de Lutine lag nu voor het
grijpen.
Om plundering te voorkomen stelde het gou
vernement in Den Haag de Terschellinger
burgemeester Robbé aan als de enige offici-
eel gemachtigde berger op het Lutinewrak.
Hij mocht 'met uitsluiting van anderen' de
enorme goudlading proberen boven te ha
len. In de eerste jaren na de ramp viste Rob
bé met zijn vissers tientallen staven uit het
wrak. Daarna droogden de vondsten op. De
zee strooide meters zand over het wrak. Bo
vendien bleek de ligging in het zeegat tussen
Vlieland en Terschelling verraderlijk: alleen
's zomers kon er met zwakke oosten- of zui
denwind boven het wrak worden gewerkt.
Tamelijk zeldzaam weer.
Het zou tot 1858 duren voordat er weer een
succesvolle bergingspoging werd onderno
men. Ingehuurde Egmonder duikers profi
teerden toen van de gewijzigde zeestroom
waardoor het wrak plotseling werd blootge-
spoeld. In een paar jaar tijd haalden ze zo'n
vijftig goudstaven boven. Nieuws dat mis
schien ook al tot de kleine Arie den Ouden,
de latere gouddelver, is doorgedrongen.
Cor de Jong laat de enige foto zien die van
zijn overgrootvader resteert. Een potige man,
vast niet voor een kleintje vervaard, die in
zijn zondagse pak wat onwennig naar de
lens van de fotograaf staart. Een tikje be
drukt, die blik. Het geluk van de gouddelver
zie je er bepaald niet aan af. Eerder een slui
merend wantrouwen. En daar was, zo blijkt,
ook alle reden toe.
Het moet ergens rond 1885 zijn geweest dat
Arie den Ouden met zijn sleepboot de Wad-
denkust aandeed. Opnieuw was het wrak
van de Lutine korte tijd (door de stroming
schoongespoeld. De officieel tot bergen ge
machtigde Texelse schelpenzuigers visten in
1886 liefst 3.573 goud- en zilverstukken op.
Gek genoeg geen enkele goudstaaf. Waren
die toen al door de sleepboot van Arie den
Ouden opgevist? Of had hij een schimmig
dealtje met de schelpenzuigers gesloten?
Het zou zo maar kunnen. Kort daarna liet
Den Ouden zijn dubbele woning aan de Lek
dijk optrekken. In de kleinste helft ervan
woonde hij zelf; aan de andere kant zijn
dochter met gezin. Niet alleen uit het huis
sprak zijn plotselinge rijkdom. Achterklein
zoon Cor de Jong loopt naar zijn boekenkast
Goud van de Lutine
bracht ongeluk
door Martin Hendriksma
Gouddelver Arie den Ouden (1853-1923).
Cor de Jong, de Zeeuwse achterkleinzoon van
Arie den Ouden.
Een gouden Spaanse munt uit 1799, het
jaar van de ramp met de Lutine.