AM ATEUR E25IÏZ2Ï!] Met twee promoties op rij vestigde Stéphane Cépèro zijn naam als trainer. Maar wie is de man die MZVC van de vierde naar de tweede klasse loodste eigenlijk? Het verhaal van een zelfverzekerde vent, die op 48-jarige leeftijd nog barst van de ambitie. „Ik was voor mijn trainers een heel moeilijk ventje." In zijn kantoor in Bergen op Zoom hangen de twee kopieën van de krantenartikelen onder elkaar. Eerst is er de promotie naar de derde klasse ('MZVC klaart zwaar karwei'), een jaar later die naar de twee de klasse ('MZVC heeft sterk collec tief). En beide keren promoveert de ploeg via de nacompetitie. Stéphane Cépèro: „We zijn geen kam pioen geworden en dat zegt volgens mij alles. Als je kampioen wordt, ben je ge woon de beste van de hele competitie. Als je via de nacompetitie promoveert, dan betekent het dat je een goede perio de hebt gehad maar dat je tijdens het sei zoen ook mindere periodes hebt gehad. In de nacompetitie hadden we twee keer een heel fitte selectie. Daar let ik al tijd op, ik zal spelers niet snel over de kling jagen. In de nacompetitie zag je dat we een hoog tempo konden hante ren en de langste adem hadden." We gaan even terug in de tijd. Bij het horen van zijn naam gaan geen Zeeuw se bellen rinkelen. „Ik ben wel geboren in Middelburg maar mijn roots liggen in Spanje, waar mijn vader vandaan komt. Hij is helaas al overleden. Mijn moeder is Nederlandse. Uit Oostkapelle. Ze hebben elkaar in Marokko ontmoet. De familie van mijn vader was daar naartoe verhuisd, terwijl mijn moeder daar in de jaren zestig werk vond als ver pleegster in een privékliniek. Marokko bestond destijds uit een Frans en een Spaans gedeelte. Om het nog wat inge wikkelder te maken: mijn ouders zaten allebei in het Franse gedeelte. Halverwe ge de jaren zestig konden alle mensen die in het Franse gedeelte van Marokko woonden gerepatrieerd worden, omdat het minder aantrekkelijk werd om er te wonen. De hele familie van mijn vader is toen dus naar Frankrijk gegaan." Zijn vader en moeder besluiten echter vanuit Marokko niet naar Frankrijk maar naar Middelburg te verhuizen. „Ik ben dus in Middelburg geboren. Mijn va der sprak geen woord Nederlands. Hij sprak Frans tegen mij en mijn één jaar jongere broer, terwijl we met onze moe der Nederlands spraken. Toen ik negen was zijn mijn ouders gescheiden. Met mijn vader hebben we altijd goed con tact gehouden. Wij zaten iedere vakan tie in Frankrijk. Zijn laatste huis staat er nog steeds, in Vence. Dat ligt tussen Ni ce en Antibes, aan de zuidkust. In Biar ritz heb ik ook veel tijd doorgebracht. Ik mag dan Spaans bloed hebben, maar Frankrijk is mijn tweede vaderland." Zoals zoveel jongens sluit Stépha ne Cépèro zich op zijn vijfde aan bij - toen nog - Middelburg. „Ik heb er alle jeugdteams doorlopen. In de puberteit kreeg ik wel een dipje. Ik was wat recalcitrant en kwam in de B2 en de A3 terecht. Via de Ai ging ik richting de senioren. Ik speelde even in het tweede van de zondagtak en ben toen overge stapt naar de zaterdagafdeling van Mid delburg. Toen MZVC zich afsplitste van Zeelandia Middelburg ben ik naar de nieuwe club gegaan. Ik ben de eerste doelpuntenmaker in een officiële wed strijd voor MZVC 1. Dat vind ik nog steeds een leuk feitje. Hoe ik voor mijn trainers was? Een heel moeilijk ventje. Eigenwijs. Soms veel te arrogant. Ik dacht dat ik mezelf niet hoefde te bewij zen. Dat ik er eerst moest staan en dat de trainer dan wel zou zien wat ik alle maal kon, in plaats van andersom. Ik had ook altijd een weerwoord." Dat hij zelf een moeilijk mannetje is ge weest, heeft hem uiteindelijk in zekere zin wel verder geholpen. Want Cépèro komt eigenlijk bij toeval in het onder wijs terecht, waar hij vergelijkbare ka rakters treft. „Na de havo moest ik met een in dienst. Als ik daar kon laten zien dat ik een hoger beroepsopleiding ging volgen, mocht ik twee maanden eerder uit dienst. Ik heb veel lol gehad, maar ik vond militaire dienst zó nutteloos. De opleiding die ik nodig had om er eerder uit te kunnen werd de pabo." Hij vindt die studie onverwacht heel erg leuk. „Ik wilde die vier jaar op de pa bo afmaken en dan verder studeren. Want ik had wel door dat het één van de mooiste periodes in je leven is. In mijn derde jaar kwam ik met het LOM-onderwijs, speciaal onderwijs dus, in aanraking. Dat sprak me ver schrikkelijk aan. Kinderen die iets heb ben. Kinderen met opvoedkundige- en leerproblemen maar ook zeker kinderen met veel talenten. Door de onderliggen de problematiek komen deze talenten niet altijd uit de verf. Ik vond het een uitdaging om juist met die kinderen te werken. Na de pabo ben ik direct aan de slag gegaan op de Driestromenschool. Dat was de toenmalige LOM-school in Middelburg. Ik heb er een jaar of der tien gewerkt, in allerlei functies." Hij blijft altijd studeren, wordt in 2003 directeur van twee basisscholen in Mid delburg en Vlissingen en stapt weer drie jaar later over naar Hoogerheide. „Naar een stichting met zes scholen, in alle kernen van Woensdrecht. Met die stichting zijn we in 2010 gefuseerd met de Lowys Porquinstichting. We hebben nu 32 scholen. Ik ben één van de drie le den van het College van Bestuur. We hebben onder het College van Bestuur 25 directeuren en 650 personeelsleden. In totaal gaat het over ruim zevendui zend leerlingen." In zijn werk van de afgelopen decennia ziet hij veel raakvlakken met het trai nersvak. „Ik werk samen met een team van directeuren en daarvoor met teams van leerkrachten. Die moet je ook aan sturen. Een groep voetballers in een team, dat is net een schoolklas. Het is al lemaal vergelijkbaar. Er is groepsdyna miek, je moet omgaan met karakter- en niveauverschillen." Als trainer is hij wel een laatbloeier. „Ik had in het verleden wel vanaf de F'jes mijn zoontje getraind bij Zeelandia Mid delburg. Tot en met de D's, daarna ben 'Een groep voetballers, dat I Stéphane Cépèro: „In de trainerscursus zelf wordt geen enkele differentiatie toegepast. Dat vind ik zo vreemd." foto's Lex de Meester*

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2013 | | pagina 42