Oog in oog met de dood
BOEKEN 17
d?
Sommige dichters maken van de we
reld een woestenij, wreed en chao
tisch. Anderen stellen het bestaan
graag voor als een park, alles onder
controle en aangeharkt. Dat laatste
heeft Willem van Toorn altijd ge
daan. Hij debuteerde in 1959 met
een novelle 'De explosie' en dat was
meteen het laatste knaleffect in zijn
werk. Hij publiceerde trouw tiental
len titels bij dezelfde uitgever. Vaak
werd hij geprezen door de critici,
maar bij de lezers viel hij zelden op.
Daarvoor was hij te bescheiden, te
bedaard. Nu, in het jaar dat hij 78
wordt, bereikt hij ineens zijn top
met de dichtbundel 'Bezweringen'.
In een aantal prachtige gedichten
als 'Goden' en 'Amstelpark met ge
zelschap' prikt hij de geruststellen
de constructies door.
Toch weer een parkgedicht dus,
maar deze keer om te zeggen dat al
die parken een mooie leugen waren,
'al sof we werkelijk iets/ van de
dood begrijpen/ als we lijnen/ trek
ken waarbinnen het grote
verdwijnen/ draaglijk lijkt' Het
woord 'alsof is belangrijk in deze
poëzie, eveneens in het gedicht over
de goden, die niet bestaan, 'al doen
we soms samen van wel'.
Ook dat is een middel om het onbe
grijpelijke te begrijpen. Van Toorn is
inmiddels zover dat hij toegeeft het
niet te begrijpen en dus stelt hij
zich de goden voortaan voor als bal
dadige jongeren in een vakantie
oord 'die poker spelen met levens/
aan de rand van een blauw zwempa
radijs'. Met zijn goden en met zijn
parken kon hij lang de illusie ophou
den dat 'onze zachte vijand natuur"
zich laat sturen. Nu ziet hij overal
de harde werkelijkheid van de
dood.
'Bezweringen' staat vol herdenkin
gen van overleden mededichters als
Herman de Coninck en Hans Fave-
rey, en van familieleden. De dichter
verloor een schoonzuster, een
broer, een zuster en nog een schoon
zuster. Het park is overhoop ge
haald, 'de hele/ zo welwillende
rationele/ encyclopedie' heeft geen
antwoorden meer.
Niets biedt soelaas als je oog in oog
staat met de dood. Of er is toch iets,
de poëzie. Zeker poëzie zoals deze
door Willem van Toorn, vol overwe
gingen die het verdienen dagelijks
te worden gepreveld, als een gebed
van goddelozen.
Willem
van Toorn
Met Aritomo, de raadselachtige hovenier van de Japanse keizer,
creëert schrijver Tan Twan Eng in 'De tuin van de avondnevel'
een indringende romanfiguur. „Ik wist niets van tuinieren."
Thuis hield Tan Twan Eng het
niet meer uit. „Om de tijd tot
de bekendmaking te overbrug
gen, ben ik maar naar de bios
coop gegaan. Ik ga anders
nooit naar een middagvoorstel
ling. Ik moest een film hebben
met veel actie en geweld. Niet denken!"
Toen hij na The amazing Spiderman weer
buiten stond en zijn smartphone checkte,
stond hij té juichen op straat. Met zijn
tweede roman De tuin van de avondnevel
had hij de shortlist van de Man Booker Pri
ze bereikt. Die prijs won hij weliswaar
niet, maar later zou Tan Twan Eng (Malei
sië, 1972) wél de Man Asian Literary Prize
winnen. Voor de beste roman uit Azië.
De druk van de tweede roman is voor som
mige schrijvers immens. „Voor mij gold
dat zeker", zegt hij. In 2007 had hij zijn de
buut The gift of rain gepubliceerd en het
duurde lang voordat hij het idee kreeg voor
zijn tweede boek. „Ik was bang dat ik de
schrijver van dat ene boek zou blijven. Ter
wijl ik juist een carrière wilde in dit vak."
De tuin van de avondnevel is van ver geko
men. Dat wordt duidelijk als Tan Twan
Eng over de ontstaansgeschiedenis vertelt.
„The gift of rain speelt voor en tijdens de Ja
panse bezetting van Maleisië. Het verhaal
wordt verteld vanuit mannelijk perspec
tief. Dit boek moest na de oorlog spelen en
een vrouw moest het vertellen, een voor-
Ik gebruik de tuin
van Aritomo om te
vertellen wat er in
de harten en
hoofden omgaat
malig krijgsgevangene. Dat was het enige
wat ik had. Het duurde lang voordat ik ie
mand had met wie zij in gesprek zou
gaan."
Tijdens een receptie werd hij voorgesteld
aan de tuinman van de keizer van Japan.
„Hij was mij waarschijnlijk al vergeten
toen mijn hand de zijne verliet, maar ik
bleef aan hem denken. Zijn werk fascineer
de mij. Hij werd het. Maar toen realiseerde
ik me dat ik dan ook over tuinieren moest
schrijven. Dat ging moeilijk worden. Ik
houd niet van tuinen en van tuinieren."
Yun Ling, een voormalige krijgsgevangene
die haar zus heeft verloren in een jappen
kamp, en Aritomo, de mysterieuze Japanse
hovenier: hij had zijn hoofdpersonages bij
elkaar. „Het idee was goed, heel goed zelfs.
Dus moest ik door."
Hij begon maar eens met een basisboek
over Japanse tuinen. „Daarin stonden me
teen al veel verwijzingen naar religie en
cultuur. Een pak van mijn hart, het ging
niet alleen over planten." Toch speelt de na
tuur een grote rol in de roman. „Die is een
personage op zich. Op sommige momen
ten triest, op andere rustig of woest. Ik ge
bruik de natuur en de tuin van Aritomo
om te vertellen wat er in de harten en hoof
den omgaat."
Met het conflict tussen Yun Ling en Arito
mo alleen was hij er nog niet. Voor het ver
haal moest het zo zijn dat Yun Ling lang
zaam haar taal verloor en niet meer op
woorden kon komen. „Ze moest lijden aan
een neurologische aandoening. Geen Alz
heimer. Ik wil niet trivialiseren, maar daar
is al zo veel over geschreven. Ik weet dat
dit bijna ziek klinkt, maar ik wist niet wel
ke ziekte ik haar moest geven." Een vriend
van hem in Kaapstad - waar Tan Twan Eng
de helft van het jaar woont, de resterende
tijd verblijft hij in Kuala Lumper - liet hem
een artikel lezen over een dichteres die
haar taal langzaam kwijtraakt. „Een schrijf
ster nog wel, zo tragisch."
Met deze extreme vorm van afasie verwijst
hij naar het historische gegeven dat de in
woners van Maleisië tijdens de Japanse be
zetting van de ene op de andere dag ver-
plicht werden Japans te spreken. „Zelfs alle
straatnaambordjes waren opeens in het Ja
pans. Hoe is dat, wakker worden en de taal
niet herkennen?"
Weer een ronde research. Naderhand heeft
hij eens op een rijtje gezet wat hij allemaal
overhoop heeft moeten halen. „Tuinieren,
theeplantages, tatoeëren, de Japanse bezet
ting, afasie, Zuid-Afrikaanse boeren. Als je
me van tevoren had gezegd dat ik met deze
elementen een roman zou schrijven, was
ik er niet eens aan begonnen."
Nog even over Aritomo, de mystieke tui
nier. Een raadselachtige man en daarmee
een prachtig romanfiguur. Met nog een ver
borgen kant, zo blijkt. Hij brengt het zelf te
berde. „Behalve dat ik hem op de tuinier
van de keizer van Japan heb gebaseerd, is
er nog iemand naar wie ik heb gekeken."
Hij noemt Jim Thompson, de Amerikaanse
zakenman die in 1967 spoorloos verdween
op de Cameron Highlands in Maleisië.
Daar had hij na de oorlog met veel succes
de zijdeindustrie nieuw leven ingeblazen.
Van een wandeling kwam hij niet terug.
„Niemand heeft hem ooit weer gezien. Le
ger, politie, mediums, alles is ingèzet. Zat
hij bij de CIA en hebben Amerikanen hem
'thuis' laten komen? Niemand weet het."
Om te voorkomen dat de critici zouden
zeggen dat hij hem naar Thompson had ge
modelleerd, voerde
hij Thompson op in
de roman en plaatste
hem en Aritomo in
één scène bij elkaar.
Lachend: „Een sim
pele truc."
DE TUIN
VAN DE
AVONDNEVEL
ZATERDAG 17 AUGUSTUS 2013
door Mario Molegraaf
Willem van Toorn - Bezweringen.
Gedichten. Querido, 17,95 euro.
Een
van
boek dat
ver komt
door Theo Hakkert
Tan Twan Eng
Tan Twan Eng: „Ik was bang dat ik de schrijver van dat ene boek zou blijven." foto PR
Tan Twan Eng - De tuin
van de avondnevel. Vert.
Reintje Ghoos en Jan
Pieter van der Sterre.
Xander, 19,95 euro