'Een rauwe hap,
avonturiers en
vrijbuiters zoals ik'
5
VERDIEPING 9
De animo in 1950 om naar Korea te gaan
was niet groot. Wie wel ging, wordt nu in
Zuid-Korea op handen gedragen.
Een rauwe hap, zo om
schrijft Hans Visser (83)
met een glimlach de Ne
derlanders die zich vrijwil
lig meldden om te vechten
in de Koreaanse oorlog (1950-1953).
„Avonturiers, gelukszoekers en vrij
buiters zoals ik", zegt hij terwijl hij
met een bus naar een receptie voor
veteranen in de Zuid-Koreaanse
hoofdstad Seoul wordt gereden.
Dit weekend wordt Visser op han
den gedragen in Zuid-Korea, dat van
daag het zestigste jubileum viert van
de wapenstilstand waarmee de oor
log eindigde. „Ook de Koreanen die
in ons bataljon werkten zijn erbij",
vertelt Visser over de festiviteiten.
„Zij lopen dan trots rond met hun
Nederlandse baret op, geweldig vind
ik dat. Dat waren toen hele arme Ko
reanen. Nu zijn het rijke onderne
mers."
Terwijl Noord-Korea vandaag tot de
armste landen ter wereld behoort, is
het zuiden een grote speler in de we
reldeconomie. „Jongeren komen
naar me toe om me te bedanken
voor hun vrijheid."
De vrijheid lonkte aanvankelijk voor
de Koreanen in 1945 toen de Japan
ners werden verdreven door de Sov
jets en de Amerikanen, maar deze be
vrijders scheurden het land ideolo
gisch in tweeën.
De aanval uit het noorden kwam
voor de Amerikanen als een comple
te verrassing. Ze werden al snel tot
diep in het zuiden teruggedrongen.
Visser las toen een advertentie in de
krant. Nederland moest net als ande
re VN-lidstaten mariniers en solda
ten sturen om de Amerikanen bij te
staan. „Ik was 21 en had de oorlogsja
ren in Amsterdam meegemaakt, ik
wist wat bezetting was. Toen de oor
log in Korea uitbrak, ben ik erover
gaan lezen en kwam ik erachter dat
ze weinig vrijheid hadden gekend tij
dens de niet zo fijne Japanse bezet
ting. Daarbij had ik ook nog een he
kel aan het communisme."
In Roosendaal werden gedurende de
Koreaanse oorlog duizenden militai
ren klaargestoomd om naar een land
te gaan waarvan de meesten geen
idee hadden hoe het daar was. „Een
heel vreemd land natuurlijk. Ik was
nooit echt op reis geweest en dan
kom je daar aan. We hadden geen
idee wat ons te wachten stond. Voor
lichting over het land kregen we
niet. Ook niet over de ijskoude win
ters. Ik was ook nooit militair ge
weest, dus had niet echt een idee
van hoe het is om soldaat te zijn."
Visser moest zijn vizier niet alleen
richten op de Noord-Koreanen en
Chinezen. Hij moest ook een tijdje
een krijgsgevangenenkamp bewa
ken op het eiland Koje-do. „Daar zag
ik hele jonge jongens die zo van
school geplukt waren om mee te
vechten, een jaar of vijftien oud. Ik
heb een Noord-Koreaanse jongen
moeten bewaken waarmee ik kon
praten en een sigaretje kon delen.
Hij vertelde me dat hij voor tandarts
studeerde. Dat zijn trieste verhalen."
In de bergen kwam hij meer treur
nis tegen. „De enige foto die ik nog
heb is er een van kinderen van een
jaar of zes, zeven die bij ons kwa
men bedelen om soep. Waarschijn
lijk weeskinderen. Die foto koester
ik, soms vraag ik me af wat er van
die kinderen geworden is."
Zelf bleef Visser vrijbuiter. Ondanks
dat hij afgekeurd werd wegens wat
nu posttraumatisch stresssydroom
wordt genoemd, was hij succesvol
ondernemer en woont hij nu in Thai
land. „De meesten veteranen kam
pen met die stress, maar het is be
langrijk te weten hoe er mee om te
gaan. Ik ben een gelukkig mens."
Visser stapt de bus uit. Wéér een ro
de loper ligt klaar voor een receptie.
Een militair orkest warmt een muzi
kale avond op.
Tot en met maandag woont hij met
andere veteranen ceremonies bij
waar ze als prinsen worden behan
deld. „We praten weinig over dingen
die gebeurd zijn, het gaat meer om
het samen zijn."
60 JAAR EINDE AAN OORLOC
Marshall-hulp aan Nederland te stoppen.
Toen draaide hij 180 graden, maar zei: ik
stuur niemand, er gaan alleen vrijwilli
gers."
Toen de getrouwde Gommers sr. zich in
1951 voor Korea meldde, had hij ook al drie
jaar in Nederlands-Indië gediend. Toen hij
terugkwam uit Korea, was zijn zoon Paul
intussen zes jaar. „Heb je al die ellende in
Indië meegemaakt en vervolgens ga je nog
naar Korea. Waarom?", denkt Gommers jr.
hardop. „Ik weet het niet."
Misschien omdat hij na Indië in Nederland
zijn draai niet meer kon vinden. Misschien
omdat zijn pa 'een vluchter' was. „Ik heb
ook wel eens gedacht dat mijn vader, on
danks alle ellende, de onderlinge kameraad
schap van zo'n groep mannen miste." Een
loyaliteit die in zijn huwelijk ontbrak.
Door zijn bestuursfunctie en contacten
krijgt Paul Gommers nu eerder bepaalde
documenten onder ogen, zoals data voor
reünies van veteranen. Die bezoekt hij gere
geld en vandaar leiden sporen hem weer
verder.
Een keer kreeg hij dagrapporten uit de tijd
van de Korea-oorlog. „Daarin stond precies
hoeveel melk of munitie er doorheen was
gegaan of hoeveel doden er die dag waren
gevallen." Allemaal puzzelstukjes die hem
helpen om de ervaringen van zijn vader in
Korea en Indië te reconstrueren.
Maar het meest heeft hij aan gesprekken
met veteranen, die terughoudend en soms
te emotioneel zijn om van alles 'te vertel
len aan die klojo die hen opeens opbelt', zo
als hij het zelf uitdrukt.
Gommers: „Heel die ellende wordt dan
opengetrokken. Dus zorg ik dat ik niet te
lang blijf. Dan kom ik liever later nog eens
terug."
Eén Indië-veteraan die hij bezocht, bleek
nog twee brieven te hebben van zijn vader.
Die had hij al die jaren thuis bewaard. „De
ze man wilde destijds na Indië ook naar Ko
rea. Maar mijn vader schreef hem: 'Gerrit,
blijf hier weg. Het is niet te vergelijken met
Indië. De Chinezen zijn goed bewapend en
goed getraind."
Des te onbegrijpelijk dat Gommers sr. met
een nieuwe lichting nóg een keer naar Ko
rea wilde. Hij had de 'pech' dat hij wegens
zijn slecht gehoor werd afgekeurd.
Mysteries zijn het. Gommers beseft dat de
tijd dringt, wil hij ze nog kunnen ontrafe
len door met veteranen te praten. Maar
haast voelt hij toch niet. „Ik pik op, wat ik
nog oppikken kan." Op een merkwaardige
manier, zegt hij, komt hij graag op de reü
nies en hij wordt daar ook geduld. Omdat
hij zoon is van? Omdat hij zelf beroepsmili
tair was? Hij haalt zijn schouders op en
zegt: „Ik weet het niet. Maar ik voel me op
de een of andere manier bij hen horen."
ZATERDAG 27 JULI 2013
door onze correspondent
Bas Verbeek
Korea werd na de Tweede Wereld-
oolog bezet door de Sovjet-Unie in
het noorden en de Verenigde Staten
in het zuiden. De 38e breedtegraad
vormde de scheidslijn. Toen commu
nistisch Noord-Korea in 1950 die
grens met het kapitalistisch Zuid-Ko
rea overging, was de Korea-oorlog
een feit.
Het wordt vaak de 'vergeten' oorlog
genoemd. Vergeleken met de politio
nele acties in voormalig Nederlands-
Indië was er in Nederland lange tijd
zeer weinig aandacht voor, al is dit
de laatste jaren bijgetrokken.
De Korea-oorlog is wel eens de 'bloe
digste' oorlog van de twintigste
eeuw" genoemd. Onder de burgers
van Noord-Korea vielen naar schat
ting twee miljoen doden. Ook sneu
velden er veel militairen. Aan Neder
landse kant bleef dit beperkt tot 122
doden en drie vermisten. Maar het
aandeel van Nederland in de oorlog
was betrekkelijk klein.
Volgens voorzitter Kees Motshagen
van de Vereniging Oud Korea Strij
ders (VOKS) vochten 5300 Neder
landse vrijwilligers in Korea. „Daar zit
een aantal dubbeltellingen bij, want
sommigen gingen twee keer."
Hoeveel Korea-veteranen nu nog in
leven zijn, is niet precies bekend. De
VOKS heeft 390 leden, aldus Motsha
gen. „Daarnaast zijn er nog zo'n twee
honderd Korea-veteranen geen lid."
In Zuid-Korea, zegt hij, worden ze
'behandeld zoals de Canadezen hier1.
I Generaal Kruis inspecteert in 1950 de vrijwilligers voor de oorlog in Korea op het voorplein van
de Alexanderkazerne in Den Haag. foto Jessurun/ANP
van pa