De ministers kunnen zorgeloos op vakantie. Maar de staats secretarissen likken hun wonden. De onderminister heeft het zwaar. Over de hondenbaan van een 'deerniswekken de figuur'. 4 SPECTRUM actueel tf Staatssecretaris Fred Tee- ven (Veiligheid en Justi tie) is blij als hij aan het einde van de week zijn werk weer af heeft ge kregen. Om dat te halen, kan de WD'er soms pas om 23.30 uur beginnen aan de dik ge vulde loodgietertassen vol stukken voor de volgende dag. Want het taken pakket van Teeven is in het kabinet Rutte-Il fors uitgebreid. Eerst ging hij over veiligheids- en justitiezaken, „nu doe ik ook nog het hele vreemdelin genbeleid erbij", verzucht de staats secretaris. In het vorige kabinet was juist voor dat deel speciaal nog een mi nister: Gerd Leers. Het is dus wel even aanpoten, erkent de WD'er. Ook collega-staatssecretarissen Frans Weekers (Financiën) en Wilma Mans veld (Infrastructuur en Milieu) heb ben een groot beleidsterrein onder zich met grote uitvoerende diensten. En net als Teeven kenden ze - met on der meer toeslagenfraude en de Fyra - een zware tijd tijdens de eerste maan den Rutte-II. Aan het einde van het parlementaire jaar valt op dat vooral 'de tweede man' (m/v) van het ministerie tot nog toe worstelt met portefeuille en/of imago. Of dat nu komt door de onge lukkige taakverdeling, politieke oner varenheid of stom toeval - volgens er varingsdeskundige Johan Remkes (VVD) is nu meer aandacht voor de staatssecretarissen dan weleer. „Om dat er minder bewindspersonen zijn, krijgen ook de staatssecretarissen au tomatisch meer verantwoordelijkheid en aandacht", zegt de voormalige mi nister en staatssecretaris en de huidi ge Commissaris van de Koning in Noord-Holland. Dat was vroeger wel anders» Toen moest 'de stas' soms vrezen voor een plek in de luwte. Toen Remkes in juli 1998 door partijleider Frits Bolkestein werd gevraagd staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Orde ning en Milieu te worden, wilde de Groninger eerst zeker weten of de por tefeuille genoeg om het lijf had. 'Volkshuisvesting, stedenbeleid en rijksgebouwendienst' luidde de ge ruststellende reactie. „De volgende ochtend belde Frits weer en heb ik ja gezegd." Zorgen over de beperkte om-, vang van de post waren niet zo gek: het kabinet Kok-II telde bijna dertig leden. Dan is niet voor iedereen een takenpakket van formaat weggelegd waarmee je wekelijks het nieuws haalt. Anno 2013 is dat geen kwestie meer: het kabinet Rutte-II telt twint- tig bewindslieden; nietszeggende por tefeuilles zijn er amper. Veel minis ters en staatssecretarissen bulken van het werk. Een kabinet moet niet kleiner worden dan dit, luidt de consensus. Remkes: „Dan krijg je je werk namelijk niet goed gedaan. Je moet contact houden met de buitenwereld en op je eigen departement de boel onder controle hebben. Als dat niet lukt, worden be sluiten genomen op een te laag ambte lijk niveau waar je wel de politieke verantwoordelijkheid voor draagt. Dat is niet goed." Ook Hans Hillen (CDA, Defensie) be klaagde zich na afloop van zijn minis terschap in 2012 over de immense bult werk. Door de kleine ploeg kwam Hil len niet meer aan 'denken' toe. En als je Frans Weekers tijdens een van zijn debatten de afgelopen tijd volgde, on- staat de indruk dat bij de liberale be windsman inderdaad weinig tijd is voor contemplatie: soms waren zijn ambtenaren wel erg druk met het in fluisteren en bijsturen van hun baas. Historica Anne Bos van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis in Nijmegen heeft veel onderzoek ge daan naar de rol van ministers en staatssecretarissen. Ze ziet dat met het kleiner worden van het kabinet de verantwoordelijkheden voor staats secretarissen steeds groter zijn gewor den. In 1948 werd de fupctie van staatssecretaris apart opgenomen in de Grondwet. Daarin werd ook de bij zondere positie vastgelegd: verant woording afleggen aan parlement én aan minister. Even werd nog gedacht de staatssecretaris de titel 'ondermi nister' te geven. „Maar dat bracht asso ciaties mee van 'onderknuppel' of'on derkruiper' en dat vond men toch niet verstandig", zegt Bos. De grootste.omslag in het aanzien van de staatssecretaris had volgens Bos plaats nadat in 1975 minister Dries van Agt zijn eigen staatssecreta ris lan Glastra van Loon offerde.- „Daar was een hoop over te doen. Er was discussie of het zomaar kon dat een minister zijn staatssecretaris weg stuurt. Dat de staatssecretaris toch geen eigendom is van de minister." Van Agt (CDA, Justitie) liet zijn D66-staatssecretaris vallen na een aan varing met zijn ambtelijke top. En an ders dan bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk heeft Nederland te maken met meerpartijenkabinetten, waar door meteen het coalitiebelang in het geding is als een bewindspersoon in de problemen raakt. De staatssecretarissen mogen dan een hondenbaan hebben, extra beloond met mooie privileges worden ze niet. Bij de ministerraad op vrijdag bijvoor beeld, mogen ze alleen aanschuiven als een van hun beleidsonderwerpen behandeld wordt. Dat was in Remkes' tijd wel anders. „Als er interessante politieke punten speelden, ging ik er als staatssecretaris wel naar toe. Niet dat je dan het hoogste woord had na tuurlijk, maar bij Wim Kok kreeg je heus de ruimte voor je eigen in breng." Meer dan een gezamenlijke lunch na afloop zit er tegenwoordig echter niet in. Pieter van Geel was CDA-staatssecretaris voor Milieu van 2002 tot 2007 en grapte destijds wei eens met collega's over het beeld dat de buitenwereld heeft van het 'hulpje van de minister'. „Ik opperde eens om een club op te richten met de naam 'Het Maakt Niet Uit Wie Onder Mij Minister Is'." Dit om het zelfvertrou wen van de staatssecretarissen een beetje op te vijzelen. Volgens de Bra bander - tegenwoordig voorzitter van de Nederlandse vereniging Frisdran ken, Waters, Sappen - kleven aan de positie van staatssecretaris twee nade len: „Je bent niet nauw betrokken bij de portefeuilleverdeling aan het begin van de kabinetsperiode en de ruimte om mee te praten over zaken buiten je beleidsterrein is beperkt. Er is een soort zelfcensuur: als je slim bent, be moei je je als staatssecretaris niet te veel met de dossiers van anderen." Aan de formatietafel wordt de werk verdeling bepaald. Daar wordt gescho ven tussen minister en staatssecreta ris met hoofdpijndossiers of promi nente taken. Toch kunnen beoogde be windslieden in dat stadium hun terri torium nog proberen te bevechten. Zo had de LPF in 2002 een onconventio neel voorstel: de verantwoordelijk heid voor de politie moest bij LPF'er Rob Hessing komen te liggen. Deze oud-politiecommissaris zou onder de WD'er Remkes staatssecretaris op Binnenlandse Zaken worden. Zulk or dinair landjepik accepteerde de huidi ge Commissaris van de Koning van Noord-Holland echter niet. „Het was al bekend dat ik minister zou worden toen ik over die wens hoorde", zegt Remkes. „'Dan doe ik het niet', zei ik tegen Gerrit Zalm. „Want politie hoort bij de minister." Hessing moest het uiteindelijk doen met 'ICT-zaken'. „En de brandweer", zegt Remkes. Terug in je hok, was de boodschap voor de 'deerniswekkende figuur' zo als Van Agt ooit de staatssecretaris ty peerde. Toen Van Agt aan het roer stond van de ministerraad duldde hij niet dat een staatssecretaris te pas en te onpas bij de vergadering aanschoof. Partijgenoot Van Geel deelt Van Agts beeld van de meelijwekkende figuur niet. „Ik ben het vaak eens met Dries, maar niet op dit punt. Het nadeel dat je niet altijd aanwezig mag zijn bij de ministerraad bijvoorbeeld, moet je niet overdrijven. Veel wordt besloten in bilaterale overleggen, in het be- windspersonenoverleg of tijdens on derraden. Daar zijn de staatssecretaris sen wel altijd bij." Maar toch: als een organisatieadviseur opnieuw naar de samenstelling van een kabinet zou kijken, zou de staats secretaris in deze vorm sneuvelen, denkt Van Geel. „Het bijzondere is dat de minister bij wet verantwoorde lijk is voor alles wat op het departe ment gebeurt, maar de staatssecreta ris kan worden weggestuurd terwijl de minister blijft." Want de staatsse cretaris heeft wel degelijk een eigen politieke verantwoordelijkheid. „Het werkt nu prima, maar je zou een an der model kunnen bedenken waarbij de verantwoordelijkheid ook echt bij de minister komt te liggen." Het lot van de staatssecretaris klinkt tamelijk droevig: wel keihard werken en het risico lopen te sneuvelen, maar geen eindverantwoordelijkheid mo gen dragen en ook maar afwachten of je überhaupt de parlementaire anna len weet te halen. Moeten we dan lou ter medelijden voelen? „Nee, zeker niet", vindt onderzoekster Bos. „Het is meer en meer een onderminister. En het is voor de meeste politici nog steeds een functie die ze graag zou den willen hebben." Al is het maar omdat na een geslaagdstaatssecreta riaat niet zelden de begeerde minis terspost lonkt. De naam 'ondermini ster' bracht associaties mee van 'onderknup pel' of 'onderkrui per' Zwoegend hulpje van de minister door Niels Klaassen en Michel Reijns illustratie Ruben L. Oppenheimer reageren? spectrum@depersdienst.nl Historica Anne Bc

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2013 | | pagina 56