SPECTRUM 7 66 interview Ik wil op ons eigen erf worden begraven, niet tussen mensen die ons niet mogen ZATERDAG 18 MEI 2013 bedoeld welvarende confectiefamilie, woon den jarenlang in het westen des lands. De liefde voor de natuur bindt hen. Eind jaren zeventig voelen Hendrik en Trudi de sterke aandrang om zélf biologisch-dynamische landbouw in praktijk te brengen, middenin de na tuur. Een uitgebreide zoektocht volgt. Totdat Aalten opduikt met de toen sterk verwaarloosde boerderij 't Hui- nink. Dit is de plek waar de puzzel van het leven in elkaar valt. Erik van Ipenburg herinnert zich die dag van hun aankomst in wat hij noemt 'het land van de achterdocht' als een enor me cultuurschok. Hij is 16 jaar als hij in 1978 met zijn ouders en zijn twee broers neerstrijkt in de Gelderse Ach terhoek. „Ik vond het meteen ver schrikkelijk. Mijn ouders hadden een lap grond gekocht met daarop een boerderij en wat schuren. Ze hadden het geleefde verleden erbij gekocht, voor de meeste mensen niet tastbaar, maar voor mij wel. Ik voelde veel ver driet, zag overleden mensen die deze Vader Hendrik van Ipenburg Van links naar rechts: Remco, moeder Trudi, Erik en Jeroen bij de grafheuvel van Hendrik, foto's Yke Reussink plek niet los konden laten. Kinderen die hier geboren waren en jong waren gestorven. Een boer die zelfmoord had gepleegd. Toch, door dat alles heen, voelde ik ook dat wij hier móes ten zijn, dat wij hier thuis zouden ko men, dat dit onze plek zou worden, dat God het leven zó voor ons heeft bedoeld. Geleidelijk aan ontstond ruimte in plaats van benauwenis. Warmte in plaats van kilte. Zo is het gebleven, ondanks alle strijd." Een idealist? Jazeker. Erik van Ipen burg: „We leven in een wereld waar de massa de leefsfeer bepaalt en jij en ik onze weg moeten vinden in ons idealistische bootje, steeds rekening houdend met de streek waarin je leeft, vaak tegen de stroom in roeiend. Door ons ego zijn we vooral met ons eigen individuele belang bezig, vor men we allemaal kleine eilandjes. Van uit mijn helderziendheid zag ik een veel completere wereld waarin we als mens veel meer met elkaar en met de geesteswezens verbonden zijn, de broeders en zusters van het Licht. Al onze levenservaringen in meerdere le vens rijpen onze ziel. Dat is de oogst die we meenemen naar Huis. Het gaat om ons zielenleven, de geesteswereld waar wij naar terug zullen keren als wij ons stoffelijk lichaam achterlaten en teruggaan naar Huis. Daarom ook was het zo belangrijk dat papa hier op zijn plek zijn rust zou mogen vinden. Gelukkig is dat gelukt, uiteindelijk. „Papa was hier in die eerste jaren al leen maar aan het oorlog voeren tegen de vooroordelen. Ooit zat hij een week in een politiecel, omdat hij wei gerde twee kalveren te laten inenten tegen mond- en klauwzeer. De milieu- politie zat hem op de nek, omdat on ze composthoop het milieu te veel zou belasten met nitraat en fosfaat. Onderzoek wees uit dat daar geen sprake van was. Voor ons en vooral voor vader waren het loodzware ja ren, vol getreiter en gepest. Niet al leen vanuit het dorp, maar vooral van uit de overheid. Vader wilde niet mee in het gangbare systeem. Uiteindelijk overleed hij aan een hartstilstand, 55 jaar jong in 1993. Ik had het zien aan komen door mijn helderziendheid. Dat heb ik hem nooit verteld. Jaren voordat hij stierf, had hij gezegd: 'Vrouw, kinderen, als mij iets over komt, wil ik op ons eigen erf begra ven worden. Breng mij niet naar het kerkhof. Ik wil niet liggen tussen men sen die ons niet mogen'." Voorjaar 1993, Goede Vrijdag, tegen drie uur 's middags. Vanuit het niets opeens een donderslag, bliksem. „We vóelden dat er iets ernstigs met papa aan de hand was. Daar lag-ie, half in zijn bed. Ik zag een soort Christusge zicht, vredig maar vastberaden. Nadat hij gestorven was, hebben we hem op gebaard in zijn bed. Negen dagen heeft hij daar gelegen met een witte doek om zijn hoofd. Zijn lichaam be gon niet onaangenaam te ruiken. We voelden een enorme kracht om met zijn vieren dóór te gaan, ondanks zijn dood. We hebben een kist voor hem gemaakt, met hout van ons eigen erf. Voorwerpen waaraan hij gehecht was, hebben we bij hem neergelegd. Op een zondag, 's nachts rond drie uur, hebben we hem weggedragen, met zijn vieren. Door de stal, eerbiedig langs de dieren, over het erf naar de heuvel. Toen moeder de eerste schep aarde op de kist liet neerdalen, viel er een apart stuk steen mee het graf in. Later bleek het een eeuwenoude ste nen vuistbijl te zijn. Een strijdbijl. Het was een teken van boven: Blijf vechten voor alles waarin je gelooft." Ze hadden vader opgegeven als ver mist, de autoriteiten misleid precies zoals hij het hun gezegd had. „Zeg maar dat ik in overspannen toestand naar Duitsland ben gefietst." Zó had Erik het verteld aan de politie in Aal ten en Bocholt. „Dat deed ik voor mijn vader. Hij ging voor zijn doel, be graven worden op zijn eigen erf, eer lijk en oprecht." Bijna een jaar duurde de rust. Toen kwam op een ochtend, heel vroeg, de onverhoedse en massale inval van po litie, brandweer, officier van justitie, rechter-commissaris. Persfotografen op afstand met grote telelenzen. Moe der, Erik, Jeroen en later ook Remco werden opgepakt, meegenomen naar politiebureaus, in de cel gestopt, ver hoord, 'aanvankelijk vriendelijk, later steeds agressiever, bedreigender,' her innert Erik zich. „Jullie vader is niet vermist. Hij ligt ergens op het erf. Als jullie niet vertellen waar hij ligt gaan wij met een shovel het hele terrein over en trekken hem in brokken uit de grond." Zo haalt Erik die woorden nog altijd terug in zijn hoofd. „Ik voel de me Judas die Jezus zou verraden. Ik kón het niet zeggen." Uiteindelijk voelde de familie zich gedwongen de waarheid te vertellen. Diezelfde avond groef de brandweer de kist op met daarin het stoffelijk overschot van vader Hendrik. Sectie volgde om uit te sluiten dat een misdrijf zou zijn gepleegd. Drie weken later vond va der tijdelijk zijn rustplaats op de open bare begraafplaats in Aalten waar hij niet had willen zijn. Erik: „Een jaar lang zijn we elke avond naar hem toe gegaan, hebben kaarsjes en wierook bij hem gebrand, met zijn vieren. Heel vredig." De vasthoudende familie Van Ipen burg begon een rechtszaak om de Wet op de Lijkbezorging te verrui men, zodat mensen in bepaalde geval len wél op hun eigen erf begraven kunnen worden. Uiteindelijk wonnen ze hun juridische gevecht: vader mocht terug. Hendrik van Ipenburg werd thuisgebracht, voorafgegaan door een escorte van de motorpolitie. Zijn vrouw en zoons beschouwden het als een eerherstel, maar ze ver trouwden het niet. „Ik wil zien hoe pa pa erbij ligt in de kist", had Erik tegen Jeroen gezegd. Enkele uren voor de herbegrafenis openden ze stiekem de kist. „Ik schrok enorm. Ze hadden zijn lichaam tijdens de sectie uit el kaar gehaald, daarna in plastic zakken gepropt en in het wilde weg in de kist gestopt. Samen met mijn broer heb ben we vaders lichaam opnieuw in el kaar gelegd, in de juiste volgorde, met gevoel, respect voor hèt leven én de dood. Toen we de kist sloten, voelde het sterk alsof.in de hemel een hallelu ja gezongen werd." Een waardige begrafenis volgde, veel mensen, veel pers. Erik sprak een hommage uit aan zijn vader. Het was doodstil. Ze beseften: ooit zullen moe der en zijzelf rusten op deze plek in deze grafheuvel. Zijn ze ook werkelijk thuisgekomen in de streek die hen met zoveel achterdocht begroette? Het land waarin ze omschreven wer- den als 'die biologische gekken'? Erik van Ipenburg glimlacht: „Vaak mis ik de wisselwerking met de mensen in de buurt. Dan voel ik dat we er nooit écht bij zullen horen. Somsis die ver binding er wel, in een contact met een dorpsgenoot. Dan maakt mijn hart een grote vreugdesprong." reageren? spectrum@depersdienst.nl Een ingelijst portretje van vader Van Ipenburg.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2013 | | pagina 71