KLEDINGINDUSTRIE
De constante zoek
tocht naar lagere loon
kosten speelde zeker
een rol bij het instor
ten van een textielfa
briek in Bangladesh.
Maar dat is slechts
het halve verhaal.
8 VERDIEPING
Door de productie
weg te halen,
ontneem je hen de
kans hun economie
op gang te helpen
Si
Goedkope shirts duur
door Jelte Posthumus
Nog maar enkele decennia
geleden floreerde de Ne
derlandse textielindus
trie als nooit tevoren.
Wol- en katoenfabrie-
ken in onder meer En
schede, Almelo, Tilburg,
Eindhoven en Helmond draaiden overuren
en gaven de ontwikkeling van de omliggen
de regio's een enorme stimulans. De tex
tielbedrijven verschaften werk aan duizen
den mensen, in gebieden waar eerder vaak
nog flinke armoede heerste.
Die armoede, en dus de aanwezigheid van
goedkope arbeid, maakte deze regio's zeer
aantrekkelijk voor de textielindustrie. Maar
toen de arbeiders de lage lonen niet meer
pikten, deed zich voor wat de internationa
le textielindustrie nog steeds kenmerkt: de
productie werd verplaatst naar zogenaam
de 'lage lonenlanden'. Met als voorlopig
eindstation Bangladesh, een van de groot
ste textielproducenten ter wereld.
Daar, bij de hoofdstad Dhaka, stortte vori
ge week een textielfabriek in. Ondanks
scheurende muren werden de ruim vijf
honderd dodelijke slachtoffers eerder die
dag gedwongen aan het werk te gaan, om
textiel te produceren voor westerse bedrij
ven. Het gevolg: een ramp die een diepte
punt vormt van een industrie die al langer
bekend staat om de lage lonen en slechte
arbeidsomstandigheden. Bijvoorbeeld op
het gebied van brandveiligheid, werktijden
en opleidingsmogelijkheden, uitwassen
die het gevolg zouden zijn van de voortdu
rende zoektocht van westerse producenten
naar de laagst mogelijke arbeidskosten.
Maar volgens historicus Wim H. Nijhof
speelden bij het verdwijnen van de textiel
industrie uit Nederland ook al andere facto
ren dan loonkosten een rol. „In de jaren '60
en '70 ontstonden er steeds meer mogelijk
heden in buitenlandse markten. Afgezien
van de lage lonen daar, deelden Nederland
se producenten nauwelijks kennis met el
kaar, er werd te weinig samengewerkt.
Ook daardoor verloren zij de concurren
tieslag." Vervolgens decimeerde de traditio
nele Nederlandse textielsector, terwijl die
eerder nog stond te springen om gastarbei
ders uit Turkije, Italië en Marokko.
Volgens Dhyana van der Pols, die modepro
ducenten adviseert over samenwerking
met buitenlandse textielfabrieken, verplaat
ste de productie zich vervolgens eerst naar
het voormalig Oostblok. Naar Polen en Roe
menië en naar landen als Slovenië en Bul
garije. Dat had inderdaad niet alleen met
loonkosten te maken. Van der Pols: „Onze
kennisontwikkeling stond nagenoeg stil en
in die landen bleek men het ambacht ook
heel goed te beheersen."
Polen en Roemenië produceren nog steeds
hoogwaardige textielproducten, zoals luxe
jurken en pantalons en de nieuwe kleding
lijn van het KLM-personeel. Ook enkele
Noord-Afrikaanse landen staan bekend om
hun hoogwaardige productie. Zo worden
in Tunesië veel spijkerbroeken gemaakt,
vooral voor de Franse markt.
De eenvoudiger productie verdween echter
al snel naar China, waar tussen 1975 en
1980 de eerste westerse pioniers zich vestig
den. „Vanuit China ontdekte het Westen
vervolgens Azië: Vietnam, India, de Filipij-
nen, Pakistan en Bangladesh. Onder ande
re omdat het arbeidsrecht in China verbe
terde en de loonkosten stegen", aldus Van
der Pols.
Loonkosten zijn natuurlijk ontzettend be
langrijk, beaamt hoogleraar economie Char
les van Marrewijk (Universiteit Utrecht).
„De productie van textiel is namelijk
enorm arbeidsintensief. Maar dat is niet
het hele verhaal. Want als producenten al
leen maar op zoek zouden zijn naar de plek
ken waar ze mensen het minste hoeven te
betalen, dan was de textielindustrie allang
naar Afrika overgeheveld."
De aantrekkingskracht van Zuidoost-Azië
dankt de regio bijvoorbeeld ook aan de ka
toenproductie in Pakistan, de aanwezig
heid van toegankelijke havens en de nabij
heid van belangrijke afzetmarkten als Chi
na. En door de afbraak van handelsbelem
meringen voor de regio vonden de produc-
Charles van Marrewijk
hoogleraar economie
I beeld Nourdin Kouch