IO I elfstedentocht 1963 m Het is vandaag een halve eeuw geleden dat Reinier Paping de Elfstedentocht van 1963 won. Terwijl Nederland ijskoud hoopt op een nieuwe tocht, blikt hij terug op de 200 kilometer die hem heldenstatus verschafte. 'Ik heb mijn hand nog naar ze opgestoken. Maar ze groetten niet terug' 3*» whr &W a vrijdag 18 januari 2013 door Gerald Meijer Als het kwik ook maar een beetje richting de nul graden loopt, gaat geheid de telefoon in huize Paping. „Elk jaar", zegt Joke Paping. Ver zuchtend: „Terwijl we een geheim nummer hebben..." Niet vreemd. Echtgenoot Reinier Paping (81) won de zwaarste Elfste dentocht ooit. De langebaanschaat- ser - 'Ik hoorde in de jaren vijftig bij de kernploeg, in de schaatswe reld kenden ze me wel' - werd in één klap wereldberoemd in heel Nederland. Zijn naam staat voor moed, lef, doorzettingsvermogen; Een sporter die elk affiche over hel denmoed kan sieren. Hijzelf is een en al nuchterheid. Net als de meeste kerels die 200 ki lometer ijskoud Friesland trotseer den. „Ik heb het geen moment koud gehad." Sorry? „Nee, echt. Ik heb het niet koud gehad." Paping staat die 18e januari 1963 voor dag en dauw op het ijs. De weersvooruitzichten: geen mooie re dag denkbaar om een Elfsteden tocht te rijden. Kalm windje, tem peraturen niet al te ijzig onder nul. Ook toen al konden de weerprofe- ten flink miskleunen. Bij de start vriest het al 18 graden. Het kwik kruipt nog wel wat weg van die ijs- kastkilte, maar aangenaam zal het zeker niet worden. Een schrale oostenwind steekt de kop op, de gevoelstemperatuur kel dert hard. Stuifsneeuw teistert de schaatsers. Paping heeft zich op alles voorbe reid. Chocoladerepen, een met worst en studentenhaver vormen de proviand voor onderweg. Al leen de chocola zal hij opeten, de rest blijft in het zakje zitten dat echtgenote Joke op zijn schaatspak heeft genaaid. Verder: een zonne bril, en natuurlijk de 'schoentjes die je vroeger in je klomp droeg'. Die zullen nog goed van pas ko men als Paping 'door de sneeuw moet baggeren', waar het ijs te slecht is om te schaatsen en waar klunen niet met goed fatsoen kan. „Wat dacht je, ik was niet zo'n schaatsertje dat van niks wist. Ik had al twee tochten gereden, wist wat me te wachten stond. En ik droeg niet van die ouderwetse kle ding, zo'n colbertjasje, maar een fijn wollen schaatspak. Dat kwam van een fabriek uit Dedemsvaart. Ik heb 150 wollen schaatspakken laten maken. Mijn schaatsbroek ligt nog in het Elfstedenmuseum in Hindeloopen. En we hadden vroeger van die wollen zwembroe ken. Daar heb ik zeemleer in ge daan. Dat soort kleding droeg ik tij dens de tocht. Ik was geen jongen met krantenpapier in de kleding om warm te blijven." Niet alleen de kleding hield de man uit - toen nog - Ommen warm: ook de kans om de dekselse Jeen van den Berg te kunnen ver slaan deed hem het vuur uit de sloffen schaatsen. „Bij eerdere tochten werd ik steeds door hem Reinier Paping foto Tom van Dijke verslagen. Hij had gewoon meer koersinzicht dan ik. Hij vloog er steeds op het juiste moment van door, hij kon het goed uitkienen richting de finish. Jeen had de Elf stedentocht van 1954 gewonnen. Ik zat toen in Noorwegen en ik hing tegen de kernploeg aan. Een jaar zat ik in de kernploeg, ik zat bij de beste vijf van Nederland, mocht een ÈK rijden in Zweden, bijvoorbeeld. Maar ik was meestal de vijfde man." In de barre tocht van '63 is het juist Paping die de lakens uitdeelt. Hij vlucht geregeld weg van zijn achtervolgers (onder anderen Van den Berg, de latere nummer twee Jan Uitham en Albert Weijs uit Blankenham, die vierde wordt). Op weg naar Harlingen lijkt Pa- ping definitief weg te schaatsen van de kopgroep. „Jeen heeft toen tegen Jan gezegd: laat Reinier maar gaan. Ze hebben gedacht, denk ik, dat ze me misschien nog wel konden inhalen." Bij Franeker blijkt dat Paping elf minuten op hen voor ligt. Lukt het hem dan eindelijk vóór Jeen van den Berg te eindigen? Het zijn de laatste loodzware kilometers van de tocht. Na Harlingen en Fra neker wachten Dokkum en finish- plaats Leeuwarden. De voorsprong geeft Paping vleugels. „Ik wist dat als ik na Dokkum van de wind af zou gaan, ze me nooit meer zou den inhalen. Ik kwam ze bij Dok kum nog tegen." Van den Berg en Uitham zijn dan op weg naar de stempelplaats die Paping net achter zich laat. „Ik heb mijn hand nog naar ze opgesto ken. Maar ze groetten niet terug." Vanaf Dokkum komt zijn 'pola- roidbrilletje' goed van pas. De zon staat laag, schijnt verblindend op het ijs. Zijn eerste gedachten na de 200 ki lometer, op de finish op de Grote Wielen: eindelijk die dekselse Jeen geklopt, met een voorsprong van maar liefst 22 minuten! Paping kan er even van genieten. Een mensen massa bestormt hem, naar Leeuwarden gelokt door radio en tv, die de heroïsche tocht verslaan. De littekens van de oorlog zijn nog niet geheeld, de wederop bouw is nog niet achter de rug: we willen ons met zijn allen warmen aan heuse heldendaden. „Dat bril letje is helemaal kapotgegaan in Leeuwarden. Het was een chaos op het ijs. 'Ga terug, er ligt alle maal water op het ijs', werd er ge roepen." Het dreigt te scheuren. Papings ko ninklijke ontvangst door Juliana en haar dochter prinses Beatrix valt bijna letterlijk in het water. Hij ontmoet ze later, veilig in een botenloods. Paping wordt bij de fi nish opgevangen door echtgenote Joke. Zij doet in zijn ogen niet on der voor de majesteit. Het scheelt maar weinig of Joke Pa ping haalt de finish in Leeuwar den niet eens. Ze is met haar schoonvader en diens broer Rei nier vanuit Ommen naar Fries land gereden. Op zich al een barre tocht. „Een DKW'tje zonder ver warming, door de stuifsneeuw", herinnert echtgenoot Reinier zich. In de buurt van Leeuwarden ziet het zwart van de mensen die getui ge willen zijn van de afloop van de barre tocht. Een agent houdt het trio tegen, een knap eind uit de buurt van de finish. „Iedereen wilde erheen. Mijn va der zei: mijn zoon is bezig te win nen. En dit is zijn vrouw", wij zend op de jonge Joke. Het zal de eerlijke blik van vader Paping zijn geweest, of misschien een lieve glimlach van Joke; de agent laat de auto door. Reiniers broers Bernard, Hans en Richard rijden trouwens mee in de toertocht. Bernard en Hans stappen uit in Bolsward, halverwe ge. Toerrijder Richard gaat in Har lingen van het ijs af. Niet noodge dwongen, maar hij hoort dat zijn kleine broertje Reinier op kop ligt. „Hij is als de donder naar de finish gegaan om mij te kunnen zien bin nenkomen." Na alle gekte op de finish is het nog niet klaar. Als het thuisfront hoort dat de geboren Dedems- vaarter Reinier Paping de Elfste dentocht heeft gewonnen, gaan de sportclubs van de toenmalige ge meente Avereest met een geluids wagen door het dorp. 's Nachts om half één wordt Paping op de schouders gehesen. Eén groot feest. „We lagen half vier op bed." „Toen we 's nachts thuiskwamen, heb ik mijn schaatspak in de slaap kamer gelegd. Een paar dagen later wilde ik 'm opruimen. Was de stu dentenhaver en de metworst opge geten door de muizen. Zo was ons huisje." Een tijd die nooit meer terug komt, al was het maar door de uit vinding van mobiele telefoons. „We hadden onderweg werkelijk geen flauw idee wat er allemaal ge beurde." zie onze website:binnenland Bekijk online foto's en video's over de Elfstedentocht van '63 Winnen <4

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2013 | | pagina 10