23 kerstmis
Rein van der Kluit heeft net
de deur van zijn kantoor in
Zeeland definitief achter
zich dichtgetrokken. Hij
blijft wel in Middelburg
wonen. Daarvoor woonde
hij op negentien adressen
verspreid over het land.
'Je goed
voelen,
hangt
voor mij
samen
met de
lucht
van
stront'
Zaterdag 22 december 2012
door Jan van Damme
foto's Mechteld Jansen
Hij telt ze nog eens na. Ja, inderdaad,
negentien. Hij heeft tot nu toe op
negentien adressen gewoond: in
Groningen, in Appingedam, via
Friesland en Zuid-Holland uiteinde
lijk geëindigd - althans tot dit mo
ment - in Middelburg, Zeeland. Be
ter gezegd: Brigdamme, aan de noordrand van de Zeeuw
se hoofdstad. Een hele reeks adressen. Overal met plezier
gewoond, zegt hij. Of hij er zich echt thuis voelde, was af
hankelijk van het uitzicht: op de horizon, het platteland.
Rein van der Kluit heeft net afscheid genomen als Hoofd
ingenieur-Directeur (HID) van Rijkswaterstaat Zeeland.
Voor zijn werk zetelde hij in het grote glazen kantoor van
zijn dienst aan het Kanaal door Walcheren. Vanaf janua
ri 2013 gaat hij als directeur aan de slag van de Data- en
ICT-dienst van Rijkswaterstaat in Delft. Voor één jaar is
voorlopig de afspraak.
Het klopt, beaamt Van der Kluit, dat hij als een nomade
door Nederland is getrokken. Zelfs in vogelvlucht is het
een indrukwekkende tournee. Geboren in Stad Gronin
gen op 9 juli 1949 in het RK-ziekenhuis. Een paar maan
den later ging zijn vader als dienstplichtige naar Indone
sië. Rein en zijn moeder trokken bij zijn grootouders in.
Eenmaal terug vestigde zijn vader zich met zijn gezin als
huisarts in Appingedam. Daar zouden ze - weliswaar op
drie verschillende adressen - tot 1965 blijven. „Appinge
dam ligt vlakbij Delfzijl. Of nee, ik moet zeggen: Delfzijl
ligt vlakbij Appingedam. Dat lag gevoelig. Ligt gevoelig.
We hadden een dienstmeisje, Trijntje. Zij is getrouwd
met een Delfzijlster. Mijn moeder hoorde mensen eens
zeggen: 'En het was anders zo'n net meisje'. Ja, er is enige
animositeit tussen die twee steden, dat voel ik nog wel."
Vervolgens ging het naar Leidschendam, waar 'zijn vader
als hoofdinspecteur van de Inspectie Volksgezondheid
aan de slag ging. In 1968 werd Van der Kluit sr. ziekenhuis
directeur in Zutphen. Voor Rein was die stad een kort tus
senstation. Hij had zijn gymnasiumdiploma in Voorburg
gehaald en ging rechten studeren aan de Vrije Universiteit
in Amsterdam. Vier kamers en een studentenflatje later -
'Mijn vrouw en ik waren toen in de huwelijkse staat getre
den'- kon hij in 1975 aan het werk op het kabinet van de
commissaris van de Koningin in Friesland. Leeuwarden
dus. Hij maakte er de tijd mee van Hans Wiegel.
„Dat waren boeiende jaren. Wiegel was een bijzondere
baas. Hij houdt van loyaliteit, van een beetje grappen en
grollen, van zelfrelativering. Dat kan ik zelf allemaal ook
zeer waarderen. Samen maakten we de Elfstedentocht
mee, in 1985. De vorige was in 1963 geweest, dus niemand
wist meer hoe het moest. Ik was toen kabinetschef en heb
Wiegel aan zijn beste en kortste toespraak ooit geholpen.
We namen een Berenburgje, dachten wat na en op weg
naar een bomvolle Frieslandhal heb ik hem ingefluisterd:
Bjusterbaarlik barren - een buitengewone gebeurtenis.
Zijn toespraak was een enorm succes."
In 1988 stapte Van der Kluit over naar Provinciale Water
staat van Friesland. Hij woonde op dat moment in Harde-
garijp, gemeente Tietjerksteradeel. Hij werd adjunct-HID
zonder ingenieur te zijn. In 1991 werd hem gevraagd voor
Friesland een nieuwe waterschapsorganisatie op te zetten.
Hij was er secretaris-directeur tot 1996. Vervolgens werd
hij algemeen directeur van de Unie van Waterschappen
in Den Haag. Acht jaar pendelde hij van Friesland naar
Zuid-Holland, zondagavond heen, vrijdagavond terug,
een echt weekendhuwelijk. Pas in 2004 ging hij met zijn
vrouw Marieken in Rijswijk wonen. In 2008 werd hij HID
van Rijkswaterstaat Zeeland en verhuisde naar Middel
burg, Brigdamme.
„Nee, voor mijn nieuwe werk in Delft ga .ik niet
opnieuw verkassen. Ik voel me thuis waar ik
nu woon, aan de rand van Middelburg. Als
mensen vragen waar ik woon, zeg ik altijd
Brigdamme. Dat klinkt veel beter. Wat
maakt dat ik me thuis voel? Ik moet de hori
zon zien. In Rijswijk heb ik wel eens een he
le week geen einder gezien. Dat is niks voor
deze jongen. Daar moest je kilometers fietsen
voor je een weiland zag. Ik heb platteland
om me heen nodig. Hardegarijp heeft zo'n
vierduizend inwoners, daar ken je bijna ieder
een. De menselijke maat, die vind ik ook hier
in Brigdamme. Kennelijk heb ik dat nodig.
Toen mijn vader in Zutphen woonde, zeiden de mensen
gedag tegen hem. Dat vond hij geweldig. Ik heb dat ook.
Een beetje slap ouwehoeren met de mensen in je buurt,
dat hoort erbij.
„Wat voor mij ook belangrijk is, is de aard van de men
sen. Zo kun je niet in Groningen wonen, als je de Gronin
ger humor niet kunt waarderen. Die is nogal onderkoeld,
ja. Er zitten twee oude mannetjes op een bank. Een auto
stopt, de bestuurder vraagt in het Gronings: 'Weet u de
weg naar dat en dat dorp'. De mannen zeggen niks. De be
stuurder probeert het opnieuw, nu in het Nederlands.
Weer geen reactie. In de regio zijn nogal wat Duitse toeris
ten, de bestuurder probeert het in het Duits. De mannen
zwijgen. De auto rijdt uiteindelijk maar verder. Zeggen de
bankzitters tegen elkaar: 'Die kan wel praten, zeg'.
„In Friesland ligt dat wat anders. Friezen zijn heel direct,
ze hebben totaal geen autoriteitenvrees. In Zeeland zijn
de mensen veel indirecter. Daar heb ik geen moeite mee,
ik ben immers niet naar hier gekomen om te zeggen dat
de Zeeuwen anders moeten leven. De besluitvorming
hier is soms Zeeuws 'tuddelen'; wat om de problemen
heen draaien. Als je weet dat het zo gaat, is dat niet erg.
„Ubi bene, ibipatria, Latijn voor: waar ik me goed voel, is
mijn vaderland. Dat geldt voor alle adressen waar ik heb
gewoond. Maar dat is voor mij niet hetzelfde als je thuis
voelen. Thuis hangt voor mij samen met een gezonde
strontlucht, de natuur van het boerenland, de horizon.
„Wat ik ben? Ik voel me een geboren Groninger. En toch
heb ik er maar tot mijn vijftiende gewoond. De inprint is
kennelijk heel stevig geweest. Hoewel ik er geen familie
meer heb, logeer ik er elk jaar. Na een paar dagen knauw
ik volop Gronings. Dat raak ik niet kwijt. Ik heb nog
steeds een abonnement op het tijdschrift Toal en Taiken,
vol Groningse literatuur, geschiedenis, recepten. Maar
echt teruggaan naar Groningen, daar heb ik een huiver
voor. Omdat, omdat., wat je hoopt aan te treffen, zal je
niet vinden. Mocht het er ooit toch van komen dat ik te
rugga, dan zal ik nooit naar Appingedam gaan.
„Naar den bloede ben ik een vuilnisbakkenras. Mijn vader
kwam uit Arnhem, hij voelde zich een Geldersman. Mijn
moeder werd geboren in Goes, groeide op in Temeuzen
en vertrok toen naar Groningen. Zij voelt zich Zeeuws,
dat weet ik zeker. Het mooie van op verschillende plek
ken gewoond te hebben, is dat je weet hoe mensen acte
ren, hoe bepaalde omgevingen voelen. Daarom weet ik ze
ker, dat ik niet meer in de Randstad wil wonên. Door al
mijn ervaringen weet ik dat ik me hier in Zeeland thuis-
voel.
„Er is nog een aspect: wat gebeurt er in een regio, welke
activiteiten zijn er? In steden als Den Haag, Amsterdam
gebeurt steevast ontzettend veel, maar er is heel veel waar
bij ik me niet betrokken voel. Wat mij wel aantrekt? Ik
was overal waar ik woonde principieel lid van het provin
ciale landschap. Nu dus van het Zeeuws Landschap. De
voorzieningen horen op mijn aard afgestemd te zijn. Het
muziekleven in Zeeland spreekt me aan, het Zeeland Na
zomer Festival vind ik de moeite waard, ik neem graag
mensen mee naar het Watersnoodmuseum in Ouwer-
kerk. En ik ben kerkelijk actief als voorzitter van de alge
mene kerkenraad van de Protestantse Gemeente in Mid
delburg.
„Ik spreek Gronings. Ik kan ook Fries praten. En schrijven.
Dat is vrij bijzonder. Taalkundig vind ik Fries mooier dan
Gronings. Ik vind het werk van de Friese dichter Obe Post-
ma grote klasse. Zeeuws kan ik prima verstaan. Ik kan het
niet spreken, daar baal ik eigenlijk van, het komt me niet
aangewaaid zoals het Gronings en het Fries.
„Om me heen hoor ik ook te weinig Zeeuws. Ik vind dat
in Nederland slordig met de dialecten wordt omgegaan.
De televisie heeft een verwoestende invloed, natuurlijk.
Jammer hoor, want dialect geeft volgens mij eigenheid.
Het is voor mij merkwaardig dat er neerbuigend wordt ge
daan over iemand die met een accent spreekt.
Ik vind dat eerder iets om trots op te zijn. Mans-
holt, onze grote
Europeaan, sprak Frans met een Groningse
tongval. Prachtig!
„Thuis hebben we twee Friese klokken. Eentje,
een antieke, kochten we toen we uit Fries
land weggingen. Er staat een Hindelooper
stoel van mijn grootmoeder. En we heb
ben drie Hindelooper borden met de na
men van onze kinderen. Nee, je vindt bij mij
geen Rijswijkse klok of Amsterdamse borden.
Dat lijkt me duidelijk genoeg."