W
Bcutmêt
Bewegen
Karaft^riSieicm
De Westersckeicie Is
een, cenvplex vaarwater
dinsdag 11 december 2012
Het diepste punt van de Westerschelde ligt nabij Borssele, waar de zeearm een diepte bereikt
van 67 meter onder NAP. Dit is tevens het diepste punt van het Nederlands continentaal plat.
Lengte: 113 kilometer
Breedte: 2000 tot 8000 meter (van oever tot oever)
0 Oppervlakte: 30.000 hectare
Info: www.zeeuwsjaarvanhetwater.nl
Registerloods Rob van de Pas
Wie nog maar uit
een van de ramen
van het Nederlands
Loodswezen aan de
Vlissingse boulevard
kijkt ziet al in de
patronen van de golven, dat de Wester
schelde bepaald geen zacht kabbelend
beekje is. Daar weet registerloods Rob
van de Pas alles van. Hij begeleidt al
10 jaar lang schepen de Westerschelde
op en af „Het is een grillige zeearm."
Verplaatsende zandbanken, getijde
stromingen, dwarsstromen, intensieve
scheepvaart, het is allemaal op de Wes
terschelde te vinden. Loodsen moeten
rekening houden met heel wat regels en
voorschriften als ze aan het roer van een
schip staan. Toch heeft iedere loods zijn
eigen manier of vaarpatroon zoals Van
de Pas het noemt. „De een vaart dichter
langs de boeien dan de ander of draait
wat korter. Iedere loods heeft zijn eigen
aanpak. Het is maar net waar je je goed
bij voelt."
Hij noemt de Westerschelde een com
plex gebied. Daar moet je onder alle om
standigheden veilig kunnen varen. Daar
komt bij dat de loodsen de ene keer te
maken hebben met Nederlandse regels
en de andere keer weer met Belgische:
„Veel kapiteins durven het niet eens zelf
te doen, zelfs al zouden ze het mogen.
Op de oceaan varen ze op twee mijl af
stand van elkaar. Hier op 100 meter. Een
loods weet wat er gebeurt op de rivier en
wat je er kunt verwachten."
Ook al vaart Van de Pas al 10 jaar op de
Westerschelde en zit de routine er goed
in, hij doet het nog steeds met plezier.
„Er zit ook veel afwisseling in. Je vaart
elke dag op een ander schip en steeds op
een ander tijdstip en bij ander weer, dus
onder steeds wisselende omstandighe
den. Dat zorgt ervoor dat het werk geen
sleur wordt Ik heb nog elke dag plezier
in mijn werk."
Hij heeft het over een mooi vaarwater als
hij over de Westerschelde praat. „Zeker
als je richting Antwerpen vaart, opvaart
dus, bouwt de spanning zich op. Het
wordt steeds smaller en dat stopt pas als
je afmeert." De loodsen beschikken over
steeds betere navigatiemiddelen. Ze kun
nen als het ware steeds verder vooruit
zien en dus beter anticiperen op wat er
gebeurt.
De Vlissingse loodsen bevinden zich in
een bevoorrechte positie. Ze stappen
midden in het centrum van de stad op
hun loodsboten, in de zomer niet zelden
onder het toeziend oog van talrijke
nieuwsgierige toeristen. Voor een leek is
het een spannende wereld, die mannen
die tegen scheepswanden via touwlad
ders omhoog klimmen. En als dan de
golven hoog opspatten tegen de redebo-
ten ziet het er allemaal erg spectaculair
uit. De Nederlandse loodsboten zijn te
herkennen aan de gele romp, de Vlaamse
loodsboten aan de zwarte romp. En de
loodsen zelf aan hun zwemvesten; rode
voor de Nederlandse loodsen en blauwe
voor de Belgen.
Ook al moeten de loodsen natuurlijk
vooral op het scheepvaartverkeer letten,
af en toe is er zeker bij rustig weer, ook
oog voor wat anders. Dan zien ze een
zeehond, een bruinvis of zelfs grien
den. Vooral zeehonden ziet Van de Pas
regelmatig. Is het niet in zijn vrije tijd
als hij op zijn zeilboot zit, dan wel hoog
vanaf de brug. En ook dat draagt bij aan
de afwisseling van het vak.