4l Bieri/U&twtM ooit ewi -urelvarmAe luwwutaA Aïidries VLerLwigk dinsdag 4 december 2012 Vliet in de naam verwijst naar de ligging aan een getijdestroom. Van 'bier' is het minder duidelijk. Sommigen beweren dat de graven van Vlaanderen de havenstad die zij in de 12de eeuw aan de Braakman stichtten, vernoemden naar de overslag van bier voor hun steden. Een andere, meer plastische verklaring is dat 'bier' niets anders is dan een afgeleide van het Germaanse 'beer' wat modder betekent. Hoe het ook zij, ooit was Biervliet een strategische en welvarende havenstad waar om gevochten werd. Door het water, dat het regelmatig verzwolg, en door mensen, zoals de Watergeuzen die het in 1573 veroverden op het graafschap Vlaanderen. De jaarlijkse Geuzenfeesten, een begrip in de wijde omgeving, herinneren hier nog aan. 1Het Oude Raedthuys aan de Hoogstraat. 2. Standbeeld Willem Beukels- zoon op de Markt. 3. Korenmolen De Harmonie. 4. NH Kerk en verenigingsge bouw het Trefpunt. 5. RK Kerk met oude zeesluis. 6. Uitwateringskanaal Nol Zeven. Afstand: ±1,5 km Zoals ook de hoogtever schillen en het stratenpa- troon herinneren aan de oude vesting die Maurits van Nassau er liet bouwen om de scheepvaart naar Gent te controleren. En een standbeeld aan waarschijnlijk Biervliet's beroemdste inwoner, Willem Beukelszoon, die eind 13e eeuw het haring kaken zou hebben uitgevonden. Ware het niet dat ook Scandinaviërs en Belgen deze uitvinding claimen. Het tegenwoordige landbouwdorp is nooit meer zo groot en belangrijk geworden als de havenstad van toen, maar de levensstijl is nog altijd Vlaams getuige de verschillende eethui zen en drinkgelegenheden. Al is de warme bakker ermee gestopt en dat vindt de uit Lim burg verhuisde Ilse een groot gemis: „Bood schappen doe ik nu in Oostburg en winkelen in Gent, maar verder ben ik blij met Biervliet en trots. Oké, ik mis de Limburgse heuvels en Maastricht, maar de mensen hier zijn zó aardig en hartelijk, ik geniet echt van de cohesie. Als ik ooit terug ga, neem ik de bewoners mee!" lacht ze breed. We treffen Ilse op de Markt, bij de antieke waterpomp annex straatlantaarn vóór het Dijkgraven zijn volgens DAndries Vierlingh meestal: „volslagen vreemdelingen in hun vak, eigenwijze botterikken, slaven van sleur en gewoonte, gemakzuchtige ijdeltuiten, eigenbaat zoekers, bij wie jaarwedde en emolumenten boven alles gaan". Vaak zijn het: „aanzienlijk lieden die al hun levensdagen geen eb, vloed, of zelfs maar zee hebben gezien, en van het dijkwezen even veel verstand hebben als een zeug van een zilveren lepel. Ze weten niet wat een (gras) zode is en kennen niet de windstreken van hun omgeving. Wat ze echter wel verstaan is het ledigen van een grote kan wijn..." Met enige excuses aan Toine Poppelaars en zijn kompanen-dijkgraven in den lande, maar deze amusante scheldkanonnade van Vierlingh heeft betrekking op vroegere collega's met name uit die van de 16e eeuw. Waren zij oplet tender geweest, dan was de watervloed van 1530 niet zo erg en ingrijpend geweest. Zonder de fouten van de vroegere regenten/dijkgra ven goed te praten, lag de hoofdfout echter in het regeringsstelsel uit de tijd waarin Andries Vierlingh leefde. De koning, de graaf of een andere machthebber schonk de lucratieve en eervolle baantjes aan zijn gunstelingen of familie, of hij verkocht ambten aan de hoogst biedende. Zo kreeg je allerlei misstanden; ook bij dijkgraafambten waarbij dat verantwoor delijke deskundigheidswerk werd toebedeeld aan allerlei nietsnutten of zelfs soms aan jonge kinderen. Vierlingh zelf was van aanzienlijke afkomst; een patriciër, rentmeester van de Oranjes. Hij werkte vanuit Breda, lange tijd de werkstad en de residentie van de Oranjes. Waar hij is geboren is niet te vinden, maar hij was verwant aan een aantal Noord-Zeeuwse geslachten als de Huyberts en de De Jonges uit Zierikzee. Hij kende Zeeland op zijn duimpje, was als jongeling al betrokken bij het dichten van de gebroken havendijk in Middelburg en had een groot aandeel in de pogingen delen van het Verdronken Land van Zuid-Beveland (door de St. Felixvloed in 1530) weer te omdij- ken. Hij was in 1507 geboren en leefde tot 1578, dus midden in de roerselen van de Tachtig jarige Oorlog. De St. Felixvloed en alles wat daarmee misging, heeft zijn inzicht verscherpt en zijn kennis verdiept. Al snel werd hij erkend als de grootste praktische deskundige van zijn tijd op het gebied van waterbouw, dijkaan- leg en dijkbeheer. Hij was zelf ook lange tijd dijkgraaf (van Steenbergen) en toetste in die hoedanigheid zijn theoretische kennis aan de harde praktijk van de dijkaanleg, inundaties en dijkbraken. Aan het einde van zijn leven was hij beroemd in de hele republiek, en betrokken bij velerlei waterwerken (o.a. bij de Hondbos- sche Zeewering). Naast het hekelen van de vriendjespolitiek(met succes overigens, want zijn voorstellen tot het democratisch kiezen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 36