Buiten St
7
Natuurlijk
gezien
Bmtetjm
Batjan'ten en 'fmtwgeU
dinsdag 20 november 2012
De wandeling begint ergens halverwege tussen Wissenkerke en Colijnsplaat bij de Oesterput.
en wintertaling laten maar zelden verstek
gaan. Verder duikeenden, als de kuifeend en
de tafeleend, en bij goed zoeken ook altijd
wel een aantal brilduikers; al uit de verte
herkenbaar door het hoekige silhouet van
de kop. Smienten zijn er meestal in flinke
groepen die hun aanwezigheid verraden door
voortdurende fluitgeluiden. Daarmee doet
deze kleurige eend zijn Duitse naam Pfeiffente
alle eer aan.
De wat verderop gelegen inlaag Vlietepolder
moet je in de winter vooral bezoeken als
het een tijdlang gevroren heeft. Dan komen
schuwe vogels als waterral en porseleinhoen
uit hun dekking en als het riet gemaaid is
laat ook de roerdomp zich dikwijls zien.
Het aantal vogels in de Noord-Bevelandse
kupen ligt lager dan in de Schouwse inlagen
er tegenover, maar de variatie is bepaald
niet kleiner. Dat blijkt ook als je een bezoek
brengt aan de prachtige vogelhut in de inlaag
Keihoogte. Die ligt diep verzonken in het
maaiveld, vlak langs de oever van de plas,
zodat de vogels op ooghoogte te bewonderen
zijn. Steltlopers als het witgatje en de zwarte
ruiter, opnieuw verschillende eenden en
zelfs af en toe een blauwe kiekendief of een
smelleken. Als vogelaar kom je ogen en oren
tekort in de kupen.
Chieljacobusse
Ze zijn er weer; de rotgan
zen. Hun aanwezigheid
tijdens het koude halfjaar,
in grote aantallen, waarbij
ze de nog fragiele winter
tarwe begrazen en daarbij
soms grote schade aanrichten. Met hun brede
voetzolen pletten ze het gewas. Je zou uit deze
aanhef op kunnen maken dat het hier om een
algemene benaming gaat voor alle soorten
ganzen die vanuit hun noordelijke broedge
bieden onze contreien aandoen. We hebben
het hier echter over de rotgans, de Nederland
se benaming voor een kleine, zwarte gans die,
als hij aanwezig is, zich het liefst voedt met
zeegras dat alleen buitendijks groeit op slikken
en platen en alleen bij eb bereikbaar is.
De benaming rotgans hebben ze te danken
aan hun roep; rrrot-rrrot, waaraan ze ook te
herkennen zijn. Dat een benaming je op het
verkeerde been kan zetten wordt vooral dui
delijk bij de in de illustratie afgebeelde pestvo
gels. Wie zou bij de aanblik van deze prachtige
dieren denken aan de in de middeleeuwen
zo gevreesde ziekte, de pest? Weliswaar
spreekt het zwarte masker niet van overdreven
vriendelijkheid maar ook dat is bedrieglijk.
Pestvogels zijn over het algemeen allesbehalve
schuw, en gaan niet gauw op de wieken. Ze
leven in noordelijke, meestal afgelegen streken
en hebben met de mens weinig negatieve
ervaringen. Vandaar dat ze bijna tam lijken
en goed te benaderen zijn. In tegenstelling tot
de rotganzen echter, die in onze streken van
september tot mei vertoeven, kunnen we de
pestvogels onder de zeldzaamheden rekenen.
Alleen bij extreme koude gecombineerd met
voedselschaarste verlaten ze hun eigenlijke
woongebieden en duiken plotseling, soms
in groten getale in onze contreien op. Dit ge
beuren leverde hun de zo negatief klinkende
naam op. Hun plotseling verschijnen werd in
verband gebracht met de soms al even plotse
ling opduikende en om zich heen grijpende
gevreesde ziekte.
Adri Karman