Polarisatie spectrum 12 Zaterdag 6 oktober 2012 De wijze waarop lokale overheden na de moord op Theo van Gogh radicalisering probeerden aan te pakken, kan volgens deskundigen het best worden omschreven als paniekvoetbal. Miljoenen werden ingezet. Soms goed besteed, vaak voor onzinprojecten. „Achteraf bezien was er sprake van een overreactie." door Maaike Boersma Een siddering ging door het land op 2 november 2004, de dag dat Theo van Gogh werd vermoord. Stonden de verhoudingen al flink op scherp sinds de aansla gen van 11 september 2001 en de aanslagen in Madrid op 11 maart 2004, na de moord op Van Gogh stonden de woorden 'terro risme' en 'islamitisch radicalisme' voor goed in het collectief geheugen gegrift. Ge vaar dreigde ook iri Nederland. Maar wie was de vijand, waar hield die zich op en met hoeveel zijn ze? Er heerste angst. „Net na de moord op Van Gogh hadden men sen het idee: er kan zomaar een terrorist naast je wonen", zegt Wilma Aarts van SIPI, een Amsterdamse organisatie die jon- gerentraining Diamant tegen polarisatie ontwikkelde. Angst was er ook bij de overheid. Eén ding was duidelijk: dit nooit meer. Alles moest worden gedaan om te voorkomen dat ter rorisme een vruchtbare voedingsbodem zou krijgen in Nederland. Maar hoe doe je dat? De overheid kwam met het groots op gezette, vijfjarige actieplan polarisatie en radicalisering (internationaal, nationaal en lokaal) dat tot eind 2011 zou duren. Paniek voetbal, zo noemen beleidsmakers en we tenschappers nu de teneur van toen. „Het actieplan op zich deugde, maar de overheid gaf te weinig concrete handvat ten mee", zegt veiligheidsonderzoeker Hans Moors over de manier waarop het an- tiradicaliseringsbeleid lokaal vorm kreeg. „Gemeenten hadden geen idee. Ze wisten niet wat polarisatie en radicalisering was en hoe dat aan te pakken. Ze wisten feite lijk niet welk probleem ze hadden." Gemeenten konden plannen indienen en dat deden ze, aldus Moors: rijp en groen. Volgens recent onderzoek, in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie, is er vanuit het Rijk 10,7 miljoen besteed aan lokale projecten, nog los van al het geld dat gemeenten ervoor uittrokken. Die kozen voor een zo breed mogelijke aanpak. Op middelbare scholen werden lessen over het Midden-Oosten gegeven, jongeren leer den filmpjes maken om hun zelfvertrou wen te vergroten, er waren debatavonden, buurtprojecten, opvoedingsondersteuning voor Marokkaanse vaders, uitwisselingspro jecten waarbij jongeren van diverse cultu ren bij elkaar gingen eten, rondleidingen in het Anne Frankhuis, moskeebezoeken, creatieve workshops, cultuurdagen voor scholieren en sportactiviteiten. De lijst voorbeelden is eindeloos. Het ene project ging uit van een systeembe nadering, verbetering van de persoonlijke leefomstandigheden van de jongere stond voorop. Ouders, hulpverleners en school werden ingezet om dit te bereiken. In weer andere methodes waren er voorname rollen voor sleutelfiguren uit eigen kring die het goede voorbeeld moesten geven. Menig project was ook gestoeld op 'over bruggend contact'. Jongeren van verschil lende culturele achtergronden ontmoetten elkaar om meer tolerantie te kweken. Het gebeurde bijvoorbeeld in noordoost Gro ningen, waar jongeren met extreemrechtse ideeën een multicultureel festival organi seerden. Een veelgebruikte methode was die van de weerbaarheidsversterking. De gedachte was dat allochtone jongeren met een slech te economische positie en een minderwaar digheidsgevoel eerder vatbaar zijn voor ra dicale ideeën. Een hypothese waar onder wetenschappers discussie over is. Wilma Aarts en Souad Salama geloven wél dat er een verband bestaat tussen jongeren die zich buitengesloten voelen en daarom radicaliseren. Salama begon in 2005 op ei gen initiatief een project om Marokkaanse vrouwen achter de geraniums vandaan te halen en ze te helpen integreren en eman ciperen: de Stichting voor Interculturele Participatie en Integratie, SIPI. Inmiddels is ze directeur en levert SIPI een breed aanbod van taal- en inburgeringcur sussen, empowerment- en weerbaarheids training voor jongeren en opvoedingson dersteuning. „In 2007 werden we door de gemeente benaderd. Er was een groep mos- li mmeiden rond een religieus leidster en er was angst voor radicalisering. Ons werd ge-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 70