6l Ik 't wrsckiefc dinsdag 25 september 2012 De zwavelzwam. De Zeeuwse polders worden hoofdzakelijk on derscheiden als 'Oudland' en 'Nieuwland'. Beide hebben hun eigen ka rakteristieke kenmerken. Het oudland, hoofdzakelijk ldeine polders waarvan de dijken op korte afstand van elkaar liggen. Globaal kunnen we stellen dat het voor het jaar 1600 ingedijkte Zeeuwse land tot deze categorie behoort. De Zak van Zuid-Beveland is er een mooi voorbeeld van. De nieuwland- polders daarentegen, ontstaan na circa 1600, zijn grootschalig en weids. Sommige zijn zelfs zo groot dat de omringende dijk maar met moeite waarneembaar is. We vinden ze onder andere in Oost-Zeeuws-Vlaanderen en op Noord-Beveland. Om wat het oud land betreft bij de Zak van Zuid-Beveland te blijven, geen ander landschap in het Zeeuwse wordt als zo schilderachtig en mooi ervaren., Geroemd wordt het eeuwenoude heggen- landschap, de rijkelijk met bomen beplante, kronkelende dijken, de welen en de grenslin- den, ze dragen alle bij aan de schoonheid van - het steeds wisselend landschapsbeeld. Hoe ervaren we eigenlijk het nieuwland? Veelal wordt het aangemerkt als kaal en boomloos, te groot en weinig afwisselend, te overzichtelijk. Geen verrassingen om de hoek van dijk of weg. Te rechte wegen accentueren de saaiheid. Landschappelijk gaat er weinig vriendelijk heid van uit. Maar mogelijk heeft u wel een ander boeiend aspect van het nieuwland opgemerkt: 'het verschiet'. Als geen ander laat het nieuwland ons de verte zien. Een uitge strektheid die de contouren van de coulissen in het landschap doet vervagen naarmate ze verder van ons verwijderd zijn. Gelijktijdig uitnodigend om ze van dichtbij te gaan bezien. In het verschiet, het woordenboek zegt er dit van: verte, toekomst, vooruitzicht. Daarmee is het meest karakteristieke van het nieuwland treffend weergegeven. Adri Karman

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 38