Generatiekloof niet
meer dan een barstje
spectrum
Voc
zijn
de
van
hebben vooral
voor zich
goed
sezom
LJUutTtTl TïlOCt
sparen voor
betaalbare zot
het slechter
hun ouders
Zaterdag 8-september 2012
dupe
öezuim
Ut DUDyuOOTÏl
6vs
De Beer: „Versobering van be
leid treft jongeren altijd het
sterkst, want ouderen hebben
een groot deel van hun leven
al achter zich." Maar het is vol
gens hem niet waar dat jonge
ren nu zwaar de dupe zijn.
De tegenstelling jong-oud is
namelijk ondergeschikt:
arm-rijk is nog steeds de be
langrijkste tweedeling in ons
land. De verschillen in inko
men tussen de armste 10 pro
cent en de rijkste 10 procent
van de bevolking zijn veel gro
ter dan de verschillen in pro
fijt van overheidsvoorzienin
gen tussen jongeren en oude
ren.
„Ook binnen de groepen oud
en jong zijn de verschillen
heel groot, bijvoorbeeld wat
opleiding betreft. Laagopgelei
den leven gemiddeld zes jaar
korter dan hoogopgeleiden.
Dat betekent dat laagopgelei
den zes jaar minder AOW en
pensioen krijgen, maar daar
hoor je ze nooit over."
Tegen de stelling spreekt bo
vendien dat de meest recente
bezuinigingen opvallend ge
noeg vooral ten nadele van de
huidige ouderen zijn. Zij zijn
niet meer in staat om bij te
sparen voor hun gekorte pen
sioen, jongeren nog wel. De
lastenverzwaringen in de zorg
treffen met name ouderen,
omdat zij daar het meest ge
bruik van maken, longeren
worden wel geraakt door be
zuinigingen op het hoger on
derwijs. „Maar het is nog
steeds zo dat een studie in het
hoger onderwijs een student
uiteindelijk meer oplevert dan
dat hij daarvoor moet beta
len," zegt De Beer.
De na-oorlogse generatie, de
zogenoemde babyboomers,
heeft inderdaad van heel veel
geprofiteerd: de stijgende wel
vaart na de wederopbouw, de
uitdijende verzorgingsstaat,
langdurige studiebeurzen, rege
lingen om vroeg met pensioen
te kunnen gaan. De Beer:
„Maar ze hebben het wel zélf
betaald, via de belastingen. De
belastingtarieven zijn nooit zo
hoog geweest als in de jaren
tachtig van de vorige eeuw. Bo
vendien hebben babyboomers
ook nog de AOW en vut be
taald voor de generatie van
hun ouders."
Het verschil tussen babyboom
ers (geboren tussen 1945 en
pakweg i960) en de jongere
generatie is volgens De Beer
dat de babyboomers solidair
waren en niet klaagden dat ze
een uitgebreid stelsel van pu
blieke voorzieningen moesten
bekostigen. „Als de jongeren
jaloers zijn op de babyboom
ers, dan zouden ze vooral moe
ten pleiten voor hogere belas
tingen om voorzieningen in
stand te houden of uit te brei
den." Daar zullen de jongeren
uiteindelijk ook zelf van profi
teren.
Het College voor Zorgverzeke
ringen stelde begin dit jaar dat
ouderen moeten meebetalen
aan de kosten van hun gezond
heid. Mensen zouden in hun
leven een spaartegoed moeten
opbouwen waarvan zij later
zorg kunnen bekostigen. Als
iedere generatie voldoende
spaart om voorzieningen te fi
nancieren, blijft de gezond
heidszorg betaalbaar. De vol
gende generatie wordt dan
niet opgezadeld met de extra
kosten, is de gedachte.
De Beer: „Het klinkt logisch,
maar dat is het niet." De vraag
is: hoeveel moet je sparen? Als
er door de vergrijzing steeds
meer vraag is naar zorgverle
ners, terwijl de beroepsbevol
king krimpt, dan wordt zorg-
personeel schaars en dus duur.
Wat als je spaartegoed dan on
voldoende is?
Als de ouderenzorg op de hui
dige manier blijft georgani
seerd, komt het mogelijk per
soneelstekort in de toekomst
niet alleen op het bordje van
de ouderen maar is het een
probleem van de hele maat
schappij.
„Bovendien belast je met het
spaarsysteem de huidige jonge
ren enorm: die moeten nog de
kosten opbrengen voor de hui
dige ouderen en tegelijkertijd
sparen voor de eigen oude
dag."
De huidige jongeren vormen
de eerste generatie sinds lange
tijd die het slechter zal hebben
dan de ouders. De bewering
hoor je regelmatig, maar het is
echt grote onzin, volgens De
Beer.
„Sinds de Tweede Wereldoor
log groeit na een dip de wel
vaart telkens verder, dankzij
technologische vooruitgang en
globalisering. Het ziet er niet
naar uit dat dit proces binnen
kort tot stilstand komt. Elke
volgende generatie wordt toch
weer rijker dan de vorige.
Daardoor is er dus ook steeds
meer financiële ruimte om de
stijgende kosten van solidari
teit tussen de generaties op te
vangen. Het vrij besteedbare
inkomen zal hierdoor wel min
der sterk groeien, maar jonge
ren zullen er niet armer van
worden. Het is een kwestie
van 'minder meer', niet van
'minder'."
Elke generatie haar eigen pro
blemen laten oplossen, kan
niet. Kinderen zijn zeker de
eerste achttien jaar financieel
afhankelijk van ouderen; ver
uit de meeste 65-plussers kun
nen niet zonder jongeren die
hun AOW opbrengen.
Solidariteit tussen generaties
heeft iets van een verzekering.
Je betaalt premie om degene
die het nodig heeft op te kun
nen vangen. Omdat iedereen
door onheil getroffen kan wor
den, doet iedereen mee. Om
bij senioren inkomensverlies
en oplopende ziektekosten te
kunnen opvangen, dragen jon
geren geld afin de vorm van
belastingen en premies. Dat
doen zij, omdat zij ook oud ho
pen te worden en het dan fijn
vinden dat dan jongeren voor
hen zorgen. „Er ontstaat een
probleem als deze verwach
ting zijn vanzelfsprekendheid
verliest", legt De Beer uit. „De
huidige jongeren zijn bang dat
toekomstige jongeren hen niet
zullen ondersteunen als zij
oud zijn. Dat gevoel, dat nu
steeds sterker leeft, onder
mijnt de solidariteit."
Het vertrouwen van jongeren
dat ook de volgende generatie
solidair zal zijn, daar gaat het
om. „Als het vertrouwen weg
is, kom je in een neergaande
spiraal terecht. Het ter discus
sie stellen van de houdbaar
heid van de solidariteit tussen
de generaties maakt de jonge
ren onzeker, het verslechtert
hun toekomstverwachtingen.
Wie ervoor pleit de solidari
teit te beperken om haar in
stand te houden, bewijst de so
lidariteit dus juist een slechte
dienst"