4l *Hoge^ hoeves ,1 ge)laag(d land Vijkdorp oak de Oosfcorsckedde Oud kout dinsdag 4 september 2012 Kunnen herdenkingstekens onder een on gelukkig gesternte het licht zien? Als dat zo is, dan geldt dat voor het Monument van de Verdronken Dorpen bij Colijnsplaat. Vanaf de Molenweg bekeken piepen het dakje en de toeters net charmant boven de dijk uit. Op de zeewering vormt het torentje een mooi ensemble met de daarachter gelegen Zeelandbrug. Ik had rekening gehou den met de veelbespro ken 'geluidcompositie' I van kunstenares Lydia Schouten, de ontwerp- I ster van het monument. Het infobordje bij de toren zegt het ook nog eens uitdrukkelijk: om 11.34,14-04 en 15.30 uur - tijdstippen die naar overstromingsjaren verwijzen - klinkt er een compositie uit het monument. Bij de drukbezochte onthulling in 2009 hoorde ik veel windgeraas en klokgelui in de verte. Nu wilde ik wel eens ervaren hoe beeld en geluid daar op de Oosterscheldedijk zouden werken, als ik er in mijn eentje stond. Of zat, want er zijn inmiddels ook bankjes geplaatst. Om 14.02 uur was ik ter plekke. De eerste Sint Elisabethsvloed vond plaats in 1404. Tien stille minuten later heb ik maar de conclusie getrokken dat er iets mis is met het tijdmechanisme van het monument. Jammer. Verwachtingen wekken is één, maar aan gewekte verwachtingen voldoen is nog net iets anders. Even verderop richting Colijns plaat wandelt Rieneke Wattel. Eens per week is ze wel op dit traject te vinden, en nee, zij heeft het torentje nog nooit een kik horen geven. Terwijl juist de geluidscompositie een struikelblok was bij het zoeken van een stand plaats voor het monument. Kats kwam in elk geval in opstand en wilde niks weten van hui lende winden en noodklokken. Zo kwam de dijk bij Colijnsplaat in beeld. Het monument is bij ons gedumpt, vindt Rieneke Wattel. Een ongelukkig gesternte. Het tweede, in formatieve deel van het verdronken dorpen project vinden we op de dijk vlak voor we de haven van Colijnsplaat bereiken. Zwarte stenen in een halve ronde, met daarop infor matiepanelen. Sommige zijn lelijk bekrast. De overzichtskaart met de verdwenen dorpen in het midden van het zitje heeft het.helemaal moeten ontgelden. Het hart van de kaart is er met geweld uitgeramd. Gecombineerd met het vele zwerfafval - blikjes, plastic bakjes, sigaret tenpakjes en -peuken - maakt het geheel een desolate indruk. Hangjongeren, zal Hans van Liere even later zeggen. Nadat we bij de ingang van de haven een saluut hebben gebracht aan Johannis de Rijke, de vooral in Japan beroemde waterstaat kundige, en de mannen van de Ths voorberei dingen hebben zien treffen om hun garnalen- vangst te lossen, komen we bij het praathuisje op de dijk bij de oude, in 1980 gedempte haven. De tekst op de deur is uitnodigend: 'Je kan ier je zegje doeë. Je mö dan wè bedienke da 't arte krimpt van een boaze tonge, mi da een hoed woord het blieë maekt (ok da van je'n eige).' Om te besluiten met: 'Stapt es binnen!' Dat doen we. Althans, dat willen we doen. Maar de deur blijkt 'stief gesloten. Op dat moment komt Hans van Liere voorbij met zijn Keesje, een vrolijke Old English Sheepdog. Vorig jaar, vertelt Hans, lagen de ruiten eruit en was het huisje één grote puinzooi. Nu zit de deur op slot en ziet alles er spie en span uit. De oudjes die er altijd zaten, raken volgens Hans toch op. En de jonge garde heeft een eigen container gekregen, verderop achter de havën. Aan dé meerpalen rond het grasveld kun je zien waar de oude haven lag. Tijdens de ramp nachtvan februari 1953 werd de met planken afgedichte doorgang naar het dorp met mens kracht overeind gehouden. Een bronzen hand en golf - in 1993 onthuld - herinneren aan die gedenkwaardige nacht. Het lijkt wel alsof Colijnsplaat één groot gedenkdorp is. De Nehalenniatempel bij de jachthaven zou je een Romeins praathuisje kunnen noemen. In 2005 werd het ritueel ingewijd. De zuilen, de kleuren, ze passen niet in het beeld van een hedendaags dijkdorp. Maar ja, hier werd zo'n 1800 jaar geleden Nehalennia wel om een veilige overtocht naar Engeland gevraagd. Op het beeldje van de godin in het tempeltje liggen verse appels. Van een dankbare zeiler? We verlaten het waterfront. Door de Voor straat, misschien wel de mooiste van Zeeland. Met aan het ené eind het monumentale recht huis, en aan de andere kant de dorpskerk. De straat zelf enthousiasmeert met monumentale panden en beeldbepalende lindebomen. Het Solexmuseum is dicht, maar daarvoor komen - we zeker nog eens terug. Op de gevel van de kerk stuiten we op veel krijgshaftige historie. Luitenant Ian Jacob Ha- velaar (1910-1944) van de Prinses Irene Brigade staat daar centraal. Hij kwam om het leven, toen hij met zijn mannen tijdens de bevrijding van Zeeland een Duitse aanslag op Colijnsplaat voorkwam. Een verdwaalde kogel werd hem fataal, werd er gezegd. Zijn weduwe zorgde in 1982 dat de helm van de held aan de gevel van de kerk kon worden bevestigd. De Dorpsstraat was toen al lang in Havelaarstraat hernoemd. We houden die straat aan tot we weer op de Molenweg terechtkomen. Tijd om de auto op te zoeken. Eén echte bui konden we in het Nehalenniatempeltje over laten drijven. Nu is er geen beschutting meer. De oude molen is welkom en afscheid tegelijk. Zie ik het goed: is de romp maar voor de helft gewit? Jan van Damme In veel Zeeuwse boeken kasten ligt een exemplaar van de (nieuwe) Kroniek van Zeeland. Meestal krijgt dit statusboek van statenbijbelformaat een aparte, opvallende plek, soms ligt de bruin- leren band uit de 17e eeuw of de nieuwe uitgave van zo'n 50 jaar geleden op een apart lessenaartje. De foliant werd ooit door een verre voorvader geschreven; twintig jaar lang deed mr. Mattheus Smallegange, advocaat en amateur-historicus erover. Helaas wordt deze Zeeuwse bijbel vaker afgestoft dan gelezen. Terwijl er zo veel fraais en lezenswaardigs in staat. Op de eerste bladzijden al, gaat het over bomen die ergens in of bij de Honte (Wes- terschelde) diep in de grond zijn gevonden. Midden 17e eeuw werd er druk geredekaveld of die bomen ooit in Zeeland waren gegroeid (in of onder water!), of dat diezelfde oude bomen ooit met een grote storm of vloed uit een ver land waren aangespoeld en daarna langza merhand met slib bedekt waren door de zee. Mattheus koos voor het eerste standpunt. In navolging trouwens van Plinius, een Romeinse generaal/admiraal die in het begin van onze jaartelling Zeeland had bezocht en veel over deze bomen had gerapporteerd. Plinius, de eerste geschiedschrijver van Zeeland! In mijn jeugdjaren werd er door allerlei historici nogal laatdunkend gedaan over die oude Zeeuwse bomen en de amateurhistoricus die daar blijk baar in geloofde. In de tweede helft van de 20e eeuw sloeg de stemming om. Bij Terneuzen werden diep onder de grond oude gefossiliseerde bomen en boomstammen gevonden. Niet uit de tijd van de Romeinen, maar van tienduizend of meer jaren eerder. Blijkbaar stond er een groot den nen- en vooral taxusbos op de plaats waar nu de Westerschelde breed en soms diep stroomt. En nog later, bij de graafwerkzaamheden voor de Westerscheldetunnel, kwamen er weer van die bomen aan de oppervlakte. Daar waar bij Ellewoutsdijk de tunnelweg de diepte induikt richting Terneuzen, werd zijdelings ook een stuk land ontlaagd, lager gemaakt, om er toekomstig natuurgebied te verkrijgen. Een paar meter onder het huidige maaiveld kwam een boerderijtje - althans de resten, de fundamenten ervan - bloot te liggen. En wat bleek? De houten fundamenten, de resten van de gebinten waren gemaakt van oude, soms gefossiliseerde stammen die ten tijde van de bouw (ongeveer 100 na Chr.) al zo'n 10.000 jaar oud waren. De boerderijbouwers en -be- 1 C- -

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 36