6| NaüuujaiwKAAl Nieuw jaargetijde dinsdag 28 augustus 2012 Met vogels is het in deze Mtijd van het jaar niet zo druk. Alhoewel... je kunt geen weiland doorlopen of je hebt wel een opvliegende steltloper. Watersnip, zwarte ruiter, bosruiter, witgatje, groenpootruiter... ze zijn er allemaal in overvloed. En dan nog de roofvogels. Vorige week kwam vanaf de Oosterschelde een slechtvalk aanvliegen en toen de vogel boven de Akkerse weg verscheen waren daar ineens een paar boomvalken die de slechtvalk fel en vasthoudend aanvielen. Overduidelijk een territorium houdend paar dat niet van zo'n gevaarlijke indringer gediend was. En dan zijn er nog de wulpen die met vele honderden in de noordelijke helft van het gebied ruien. Nee... echt stil is het eigenlijk nooit in de Moer. Dat neemt niet weg dat juist deze tijd van het jaar bij uitstek geschikt is om je te verdiepen in de historische opbouw van het landschap. Je vindt er allerlei sporen die met elkaar prachtig de wordingsgeschiedenis van 20 eeuwen Zeeuws landschap illustreren. De oudste sporen zijn de dennenstobben die her en der langs recent uitgebaggerde sloten liggen. Ze dateren van het begin van onze jaartelling, toen vrijwel heel het huidige Deltagebied bestond uit een uitgestrekt veengebied met volop begroeiing van grove dennen en struikheide. Het veengebied verkeerde toen al in zijn nadagen, want toenemende invloed van de zee maakte dat het veen afstierf en uitdroogde. De zee-invloed nam gedurende de eerste eeuwen na onze jaartelling hand over hand toe en omstreeks het midden van de derde eeuw verdronk het veengebied en ontstond er een enorm uitgestrekt schor. De sporen daarvan zijn in de Yerseke Moer wijdverbreid. De kronkelige wegen markeren de plaats waar 1500 jaar geleden een getij denkreek slingerde en soms zijn zelfs de beddingen met de aangrenzende oeverwallen nog helemaal intact. Net als op de hedendaagse schorren hebben die oeverwallen hoge binnenbochten en lage buitenbochten. Dat komt omdat kreken sterker gaan kronkelen naarmate een schor hoger opwast en daardoor staan de buitenbochten altijd bloot aan erosie.'' Aanvankelijk overspoelde het schor bij iedere vloed en was het land volstrekt onbewoonbaar. Maar in de loop der eeuwen werd op het veen een pakket klei afgezet en kwam het gebied geleidelijk omhoog. Vooral langs de kreken werd veel sediment afgezet en toen de opslibbing doorzette verlandden ook de kreken zeifin de meeste gevallen. Kreken met de aangrenzende oeverwallen versmolten tot kreekruggen en daar was vanaf ongeveer de achtste eeuw weer bewoning mogelijk. Aanvankelijk alleen in de zomer. Herders kwamen.vanaf de hogere gronden in Vlaanderen naar het schor om hun kudden te weiden. Ze wierpen kleine heuveltjes op om bij hoge vloeden een goed heenkomen te zoeken, zogenaamde stellen. Soms werd in zo'n heuveltje een drinkput uitgespaard en dan kreeg je een hollestelle. Die zijn er nog steeds in de Moer! Vanaf de Romeinse tijd, maar vooral in de late Middeleeuwen werd in Zeeland veen afgegraven om daaruit zout te winnen. Door de eeuwenlange overspoeling met zout zeewater bevatte het veen veel zout, soms wel tot 10 volumeprocent. Totdat aan het einde van de Middeleeuwen in Zuid-Europa Sporen van moernering in de Yerseke Moer. het procédé voor het winnen van baaizout werd ontwikkeld was het Deltagebied dè zoutleverancier van Europa! Ook de verschillende manieren van zoutwinning hebben in de moer hun sporen achtergelaten. Wilde moernering, blokmoernering, strokenmoernering. Na de Middeleeuwen waren er weinig grootschalige veranderingen meer in het gebied. Dat kwam omdat het - mede door de steeds verder gaande ontwatering - steeds lager kwam te liggen. Eeuwenlang Dwars door de weilanden van de Yerseke Moer loopt een wandelroute die in deze tijd van het jaar voor iedereen vrij toegankelijk is. Dat duurt altijd maar kort, want als in novem ber de aantallen overwinterende ganzen weer oplopen is het gebied alleen vanaf de weg te bewonderen en als aan het ein de van de winter de ganzen vertrekken is de broedtijd alweer begonnen. En ook in de broedtijd is het gebied te kwetsbaar voor bezoekers. In de vorige aflevering van deze rubriek (23 juni) eindigden we met de vraag: Wordt het een zonnige Zeeuwse zomer? Terugziend kunnen we concluderen dat we veel regen hebben gehad maar ook bijna tropische dagen waarin het kwik tot boven de dertig graden steeg. Nu we, of we het leuk vinden of niet, bijna in de herfstmaand zijn aangeland, de vakanties achter ons liggen en het werkzame leven z'n ritme hervindt stellen we vast dat er een nieuw periode is aangebroken. Zoals het licht van de nieuwe dag verwachtingen schept zo verwachtingsvol is het op welke manier het najaar zich deze keer zal manifesteren. Zullen de velden gekleurd worden door de najaars zon? Of zullen we ons moeten voorbereiden op grijze dagen waarop onder een deken van mistflarden de steeds kaler wordende akkers aan ons oog worden onttrokken. Of., staan we straks geboeid door het, mogelijk zelfs bedreigende, geweld van wind en water aan de oevers van één van de beide Schelde's. Het zijn vragen waarop we nooit van te voren antwoord zullen krijgen, alle mogelijkheden blijven open. Gelukkig... zo blijft de toekomst ook wat betreft de grillen van de elementen boeien! Uit ervaring weet ik dat de herfst maand dikwijls schitterende zonsopkom sten en -ondergangen ten toon spreidt. Elk jaargetijde heeft zijn eigen charme. September heeft iets melancholieks maar gelijktijdig een belofte naar een rustiger maar niet minder boeiende tijd, in mijn beleven. Adri Karman

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 38