vt Gouden atleet uit China kent geen vermaak Het materiaal Zestien ganzenveren en een kurk vrijdag 3 augustus 2012 De Zuid-Koreaanse handballer Lee vindt toch nog een gaatje om te schieten, in het duel met Spanje. mmm. door Peter van der Meeren China blijft de Spelen domi neren. In 2008 stopte de tel ler bij 51 gouden medailles. Daar gaat het in Londen weer naartoe. Dat kan door atleten klein te houden. door Renze Lolkema In China zijn geen bruine kroegen. Chinese talentjes kij ken geen Nickelodeon voor vermaak. Atleten gaan er niet uit eten, hun maaltijd staat al maanden vast. Chinezen lachen niet, alleen als het moet. China programmeert, waardoor het do mineert. China wint, elke olympi sche dag weer. Wie zich een beetje verdiept in de talentontwikkeling van de Volksre publiek weet dat die dominantie geen incident is. Neem schoonspringer Qiu Bo. Negentien jaar en volgende week kanshebber op goud vanaf de tien meter hoge duikplank. Op zijn zevende gespot op een trampoline, maar kenners bepaalden dat hij schoonspringer werd. Bij gebrek aan een zwembad be gon zijn opleiding in Peking in een gymzaal. De kweekvijver be stond uit een stapel kussens. Qiu's ouders - arm geboren, am per inkomsten - hebben hun zoon die eerstvolgende drie jaar niet meer gezien. „Toen ik jong was, vond ik duiken erg leuk", zei Qiu recentelijk. „Tegenwoordig is het een baan voor me." Met die uitspraak beschrijft de schoonspringer precies waar het om draait in China. De passie is verdwenen, de wil om te winnen gegroeid. Winnen staat synoniem voor overleven. Want zonder baan ben je in China nagenoeg kans loos. Een Chinese atleet zoals Qiu verdient zo'n 13.000 euro per jaar. Dat is tien keer een gemiddeld Chi nees inkomen. De opofferingsgezindheid is groot bij Chinese atleten, stellen betrok kenen. Voor volk en vaderland, leg gen ze uit. Of is het simpelweg om te overleven? Deze week stuurde een zwemcoach een anonieme brief naar het Engelse dagblad The Guardian, naar aanleiding van de dopinginsinuaties over de zestien jarige zwemster Ye Shiwen die tweemaal goud won, omlijst met een wereldrecord. „Chinese atle ten trainen ongelooflijk hard, har der dan ik in woorden kan uitleg gen. Ze durven meer pijn te lijden dan de meeste westerse atleten. Het is bovendien hun enige weg naar een fatsoenlijk inkomen. Als ze falen, lijdt hun familie gezichts verlies." Een jeugdanekdote van de jonge zwemster, in The Guardian, illus treert die enorme verbetenheid van de Chinezen. Een aantal jaar geleden was Ye na lange tijd weer even met haar familie herenigd voor Chinees Nieuwjaar, voor haar bloedverwanten één van de weinige kansen hun dochter, klein dochter dan wel nichtje te zien. Halverwege het diner stond Ye op eens op, liep naar het balkon en schreeuwde luidkeels: 'Ik zal die medaille terugwinnen'. De toen De overlevingsdrang is enorm bij Chinese atleten, zoals bij de turners. elfjarige Ye had net een wedstrijd verloren van een teamgenootje. De opzienbarende medaille-oogst van de Chinezen is behalve het ge volg van wilkracht en overlevings drang ook zeker eenvoudigweg het gevolg van kansberekening. Het indrukwekkende sportsucces van het immense land is te verkla ren met de simpele succesformule die China een aantal jaar voor de Spelen in het eigen Peking ontwik kelde: a. kies de minst populaire sporten, b. kies sporten waar veel medailles zijn te winnen (zoals de diverse klassen in het gewichthef fen) en c. leg de focus op vrou wen, omdat vrouwen veel landen in ondertal zijn. In 2008 streefde China in eigen foto Rolf Vennenbernd/EPA land met dank aan die uitgekookte tactiek qua goud de Verenigde Sta ten (de heersende macht sinds 1996) voorbij in de olympische me- daillespiegel (China won 51 keer goud, tegen 36 keer voor de VS). Alleen de Sovjet-Unie delfde ooit meer goud, in 1988 liefst 55 maal. Maar in Londen kon dat record wel eens Chinees worden. foto Koen Suyk/ANP In de sport draait het om details. Behalve het juiste schoeisel en het racket is vooral het materiaal van de shuttle van het grootste belang om een goede prestatie te kunnen leveren bij het badminton. De ene badmintonshuttle is de andere niet. Op de camping wordt gesla gen met een pluimpje van nylon, in de Wembley Arena van olympisch Londen worden shuttles gebruikt van ganzenveren, zoals gebruikelijk in de top. Zestien veren per shuttle. Voor elke shuttle zijn vier ganzen no dig, want niet elke veer is geschikt voor de sport die pas sinds 1992 olym pisch is. Per gans (die in eerste instantie voor de slacht worden gehou den in Thailand en China) zijn slechts vier rechte veren - van de vleu gels - bruikbaar voor de Ferrari onder de shuttles: de Aerosensa 50 van de firma Yonex. De zestien veren worden bevestigd aan een met een dun lapje leer over trokken kurk (doorsnede 2,5 tot 2,8 centimeter). Dat gebeurt machinaal, maar het vastnaaien van de veertjes wordt nog met de hand gedaan. Een topshuttle kost mede daarom twee a drie euro. Per wedstrijd gaat er soms wel een dozijn doorheen. De 172 olympische badmintonners kun nen wel even vooruit: Yonex was verplicht 8400 shuttles (per stuk tus sen de 4,74 en 5,50 gram) te bezorgen in Londen. Die zijn meteen achter slot en grendel gestopt, om te voorkomen dat de gebruikers er mee gaan 'knoeien'. Zo is het, zeker op nationaal niveau, gebruikelijk shuttles letterlijk klaar te stomen voor de wedstrijd. Daar voor wordt een fluitketel met water op het vuur gezet en vlak voordat het water kookt, wordt de koker met shuttles in het stoom gehouden. Niet te kort, niet te lang, om zo de veren net even iets 'voller' te maken. Veren shuttles zijn beter dan exemplaren van nylon, omdat ze stabieler door de lucht vliegen, er met meer effect kan worden geslagen. Bij niet-olympische toernooien kan het ook gebeuren dat elke deelne mer zijn/haar eigen shuttles moet meenemen. Het type kan dus per wedstrijd verschillen. Komen de spelers er vooraf niet uit, dan hakt de scheidsrechter de knoop door. In onderling overleg mogen de shuttles worden aangepast door de veertjes lichtjes te knikken, 'tippen'. Hier door kan het vluchtgedrag van de shuttle worden aangepast.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 31