niet meer weg
5 spectrum
Die beginjaren
zijn zo belangrijk
I li— II—I'll III—IBM
Zaterdag 30 juni 2012
Tot haar zesde werd Jasmijn opgevangen in
een pleeggezin. Toen ze ging studeren,
keerde ze er terug. „Mijn pleegouders gaven
mij een stabiele basis."
„Schreeuwend rende ik achter de auto aan: 'Ik wil mee, ik wil mee!"
gelmatig ruiten in. Wij wonen in een goe
de wijk en hebben al veel klachten gehad
omdat we niet voldoen aan het beeld dat
mensen hier van een gezin hebben.
Schreeuwende kinderen vinden ze asoci
aal, maar zeker als je er meer hebt, krijg je
dat. En ze hebben niet allemaal dure merk
kleding aan. Ik heb er een broertje dood
aan, maar je moet er wel tegen kunnen dat
buurtbewoners soms op een bepaalde ma
nier naar je kijken."
El Zijn altijd te veel kinderen die drin
gend opvang nodig hebben, er is altijd ge
brek aan pleegouders. Ellen kan zich voor
stellen dat de selectie daarom niet altijd zo
streng is als wenselijk zou zijn. „Het is niet
iets wat je er even bij doet. Het is ziet alle
maal zo leuk uit, maar kijk uit voor de val
kuilen. Pleegouders die nog geen kinderen
hebben, moeten nog maar zien hoe ze als
ouders zijn. Biologische ouders kunnen
moeite hebben met pleegouders die zelf
geen kinderen hebben, omdat het al snel
op een veredelde adoptie kan gaan lijken.
Sommige mensen zijn adoptief ingesteld;
die gaan zoveel van de kinderen houden
dat ze het willen beschermen tegen de ei
gen ouders. Er moet heel veel ruimte zijn
voor de biologische ouders. Bij ons mogen
ze zelfs komen logeren. Dat is voor zover
ik weet uniek, dat gebeurt
nergens in pleegzorg. Maar
ik denk: het is goed voor de
ouders en goed voor het
kind."
Geschikt om pleegouder te zijn? De STAP-cursus leert het
Aspirant-pleegouders die voldoen aan de zes landelijke criteria, kunnen in een zogenaamde
STAP-cursus kijken of het werkelijk iets voor hen is.
In een training van zeven avonden maken ze kennis met aspecten als gedragsproblemen en con
tacten met biologische ouders.
9 Samen met de trainers onderzoeken ze hun persoonlijke beweegredenen en de mogelijkheden
die hun eigen gezin biedt voor opvang.
9 Aan het eind wordt samen met de trainers de knoop doorgehakt: past pleegzorg bij het gezin, en
zo ja: welke vorm van pleegzorg?
Meer informatie: www.juvent.nl
Vijftien waren haar ouders pas, toen Jasmijn geboren werd.
Haar komst bracht geen vreugde. „Mijn vader was voorbe
stemd om iemand uit zijn eigen cultuur te trouwen; zijn fami
lie accepteerde mijn moeder niet. Opvang bij de opa's en
oma's was niet mogelijk. Er speelden meer dingen, zoals alcoholmis
bruik. De Raad voor de Kinderbescherming besloot daarom in te grij
pen."
De jonge moeder werd samen met haar baby in een pleeggezin opgeno
men. „Maar mijn moeder liep daar weg. Ze wilde bij mijn vader zijn. Om
dat gevreesd werd dat ze mij zouden ontvoeren, moest ik naar een ander
gezin. Ik kwam bij een ouder, ervaren pleeggezin. Ze hadden al heel veel
pleegkinderen gehad en waren eigenlijk toe aan stoppen. Oma en opa, zo
als ik mijn pleegouders noemde, waren zestig jaar ouder dan ik. Schatten
waren het, allebei. Ik hield echt van ze. Maar fysiek konden ze het niet
lang aan. Toen ik twee jaar oud was, moesten ze me met pijn in hun hart
laten gaan. Ik kon terecht bij een van de volwassen kinderen van mijn
pleegoma en opa. Dat was geweldig, want zo kon ik 'oma en opa' blijven
zien; bovendien waren er in het gezin waar ik kwam kinderen van mijn
eigen leeftijd." Aan die tijd, waarop ze met liefde terugkijkt, kwam een
einde toen haar vader en moeder volwassen werden en hun dochter op
eisten-. „Ze waren al die tijd samen gebleven en wilden me dolgraag weer
zelf opvoeden. Ik vond het vreselijk. Ik had het gevoel dat ik bij vreem
den achtergelaten werd."
Het beeld van haar pleegouders die wegreden, nadat ze haar bij haar bio
logische ouders gebracht hadden, zal haar altijd bijblijven. „Schreeuwend
rende ik achter de auto aan: 'Ik wil mee, ik wü mee!"
Van de eerste jaren met haar biologische ouders herinnert ze zich alleen
dat ze het verschrikkelijk vond. „Er was bij ons thuis sprake van lichame
lijke en geestelijke mishandeling. Toen ik twaalf was, kwam mijn vader
in de gevangenis terecht. Dingen gingen niet zoals ze horen te gaan in
een gezin. Dat zag ik heel goed, hoe jong ik ook was."
Regelmatig kwamen haar pleegouders langs om gedag te zeggen. „Maar
mijn moeder accepteerde geen contact. Ze vond het bedreigend."
Tijdens een vervolgstudie liep ze haar vroegere pleegzus tegen het lijf. Zo
werd het contact met haar pleegouders weer opgebouwd.
Ze was achttien toen haar ouders haar het huis uit zetten. „Omdat ik ver
kering had met een Nederlandse jongen", verklaart ze. En dat terwijl ze
zoveel hadden om trots op te zijn. Jasmijn deed het goed. Ze haalde
mooie cijfers en wilde verder studeren, iets bereiken in het leven.
Haar pleegopa was al overleden, toen Jasmijn weer bij haar pleegoma in
trok. „Voor mij is zij ondanks het grote leeftijdsverschil altijd mijn moe
der geweest Het was heel fijn om weer terug te zijn. Ik heb er nog een
paar jaar gewoond. Voor mij staat vast dat ik het aan mijn pleegouders te
danken heb dat ik goed terecht ben gekomen. Met name aan mijn pleeg
oma."
„Ik weet zeker, als ik bij mijn biologische ouders was gebleven, was het
allemaal heel anders gelopen. De beginjaren zijn voor een kind enorm be
langrijk."