kunst moet Voor de je altijd spectrum 2 L E O N R I Zaterdag 23 juni 2012 Ruim drie decennia drukte Leon Riekwell als tentoonstellingsmaker zijn eigenzinnige stempel op de beeldende kunst in Vlissingen en ver daarbuiten. Dit weekeinde neemt hij officieel afscheid van De Cultuurwerf/Buro Beeldende Kunst, aangezien hij een leeftijd heeft bereikt waarop men geacht wordt een punt achter het arbeidzame leven te zetten, Het afscheid is echter geen definitief vertrek, uit Vlissingen noch uit de kunst. „Ik zie het meer als een tussenstap. Ik blijf me er op mijn manier mee bemoeien." Leon Riekwell: „Ik moet van me af kunnen kijken." door Rolf Bosboom Bijna 63 jaar? Je zou het hem niet geven. Die energieke tred, de zwarte kleding strak om het sterke lichaam, de stoere siera den, het hoog opgeschoren ge blondeerde haar. Niet direct iemand van wie je verwacht dat hij op de drempel van zijn pensioen staat. Toch ruimt hij zijn kan toor in deWiüem3, de vroegere Vlissingse kazerne, definitief leeg. Streng selecteren is het devies, zegt Leon Riekwell. „Ik moet 32 jaar. comprimeren in een aantal dozen, tot een beheersbaar archief" Hij laat een cassettebandje zien. Het bevat opnamen van De Klankwerker, het muziek stuk van Dies le Due dat in de zomer van 1986 drie keer werd uitgevoerd in een kunstinstallatie in de vroegere Scheldesme- derij, op de kop van de Walstraat. „Ik heb het net afgespeeld en dan zie je het weer helemaal voor je. Aan het slot van het con cert werd een fles champagne stukgesla gen op een stalen scheepsplaat, net als bij de doop van een schip." Dergelijke projecten zijn kenmerkend voor zijn aanpak. Steeds weer bezielde hij leegstaande gebouwen korte of langere tijd met kunst. De smederij, maar ook.bijvoor- beeld verlaten winkelpanden in de stad, de watertoren in Oost-Souburg, de Zware Plaatwerkerij en de Timmerfabriek. Aan sluiten bij de dynamiek van de stad, zo noemt Riekwell het. Vlissingen nodigt daartoe ook uit. „Adriaan van der Have, mijn inmiddels overleden collega van Torch Gallery in Am sterdam - met wie ik nauw samen werkte - zei: je proeft in deze stad dat er ruimte van denken aanwezig is. Het is hier geen gecon solideerd gegeven. In Vlissingen kan eigen lijk van alles. Dat geeft ook allerlei weer standen, maar die heb ik ook nodig om prestaties te leveren. In Middelburg kan dat allemaal niet Daar ligt alles te veel vast." Leon Riekwell (Haarlem, 1949) wilde als jongeling zelf naar de kunstacade mie, maar dat voornemen werd thuis niet met enthousiasme begroet. „Mijn vader was beroepsmilitair en die had daar toch een bepaald beeld van. Hij zei: ik betaal alleen een goede opleiding. Dus moest ik een keuze maken." Het werd een studie chemische technologie, gevolgd door banen bij DSM en later Solvay. Wat hij daar met glas produceerde, was echter eerder artistiek dan functioneel. „Ik zag het als een soort sculpturen. Toen kreeg ik te horen: wat je bouwt is heel mooi, maar ben je wel geïnteresseerd in het oplossen van het probleem?" Nee dus. Niet in de eerste plaats, tenmin ste. Hij besloot andere wegen te kiezen. De kunstacademie had hij na anderhalfjaar wel bekeken. „Dat was voor mij te veel een keurslijf. Ik was geïnteresseerd in het ver beelden van wat in mijn hoofd zat. Dat kon daar heel moeilijk." Riekwell maakte de overstap naar het jongerenwerk in Zuid-Limburg, waarin hij een aantal jaren actief was. Toen hij in 1980 in Vlissingen neerstreek, voelde hij zich meteen op zijn plek „Het gevoel van vrijheid dat ik hier ervoer, gaf me het idee van thuiskomen. Ik zag al snel dat hier een scala aan mogelijkheden open lag." De nabijheid van de zee was daarbij meer dan een metafoor voor vrijheid en vergezichten. „Als ik op vakantie ben en er is geen water in de buurt, dan ben ik bin nen drie dagen weg. Ik moet van me af kunnen kijken. Dat zit in de familie. Al die Riekwells vind je langs de kust." Hij ging werken bij onder meer de Culture le Raad Vlissingen en raakte zo betrokken bij de beeldende kunst. Het begon met ex posities in het Stedelijk Museum aan het Bellamypark, waar een zaal enkele maan den per jaar daarvoor beschikbaar werd ge steld. De traditionele aanpak van het mu seum botste met Riekwells visie. Die liet zich wel eens 's nachts insluiten om een tentoonstelling opnieuw in te richten, op de manier waarop hij vond dat het moest. „Ik heb altijd voor de kunstenaars gekozen. Het gaat om het werk, niet om het ge bouw. Als je die keuze maakt, is het altijd een gevecht. Je moet altijd de strijd aan gaan." Na verloop van tijd brak de kunst in Vlissingen steeds meer naar bui ten, met onder-meer spraakma kende manifestaties tijdens de zomerfesti vals. Vanaf 1988 volgden bijzondere ten toonstellingen in de Souburgse waterto ren. „Je koopt die voor een gulden, je mag er achttien jaar programmeren en vervol gens verkoop je de toren voor een euro aan een gerenommeerd kunstenaar, Jan van Munster. Dat is toch fantastisch? Dat soort dingen lukt alleen maar door zelf ac tief te zijn. Het gaat niet zonder proble men, maar uiteindelijk is iedereen er wel trots op." Sinds 1999 zijn er tentoonstellingen in de- Willem.3, geregeld in combinatie met grote manifestaties op het Scheldeterrein, zoals Mijn Domein, Insomnia en Utopia. Of het nou die projecten waren of de vissen van Leo Copers die in het reservoir van de wa tertoren rondzwommen, of de stad van sui kerklontjes die Lionel Scoccimaro bouwde in deWillem3, of de even omstreden als prikkelende Art Babes van Daan Samson en Jeronimus van Pelt zeer recent in een leeg winkelpand in de Walstraat - bijzon der en spraakmakend was het, hoe dan ook. „Dat is ook altijd mijn insteek ge weest: zorgen voor een avontuurlijke, dy namische en belevenisvolle programme ring. Beeldende kunst is daartoe in staat. Er zijn ook plekken, zoals De Vleeshal, waar je veel bagage moet meekrijgen om toegang tot de kunst te krijgen. Ik heb er altijd voor gezorgd dat er vooral iets te.be leven valt." De weerstand die kunst kan oproepen, geeft hem alleen maar energie. De afgelo pen 32 jaar waren er dan ook zelden mo menten waarop hij overwoog zijn heil el ders te zoeken.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 56