spectrum 8 Zaterdag 2 juni 2012 Zelfs de kardinalen van de rooms-katholieke kerk vra gen Hans Clevers (55) ad vies. De hoogleraar molecu laire biologie, sinds giste ren de nieuwe president van de prestigieuze Koninklijke Nederland se Akademie van Wetenschappen (KNAW), is er zelf nog wat verbaasd over, na zij'n terugkeer uit Rome. Het Vaticaan blijkt tot in de puntjes op de hoogte te worden gehouden van de laatste ontwikke lingen op het vakgebied van Clevers, on derzoek naar menselijke cellen. De allerbes te wetenschappers, tot Nobelprijswinnaars aan toe, schuiven in Vaticaanstad aan tafel, vertelt hij. „Tot mijn stomme verbazing zijn de leden van de adviesraad die de paus informeert, zelf niet katholiek. Wij hebben een paar dagen met elkaar de laatste stand van za ken uitgewisseld, omringd door kardina len die stilletjes meeluisterden." Wat de geestelijken met alle informatie gaan doen, weet Clevers niet. „Ik verwacht dat zij een eigen katholiek sausje over de besproken onderwerpen zullen gieten. Maar ze komen niet door onwetendheid tot hun conclusies. Dat trof mij wel." Als president van de KNAW zal Clevers minder tijd hebben voor reisjes. Wel blijft hij zich tijdens zijn presidentschap bezig houden met eigen onderzoek. Het bestude ren van menselijke cellen en knutselen in de laboratoria zijn voor hem een passie. Clevers - beweeglijk, net jasje, rond brille tje op de neus - had van jongs af aan al in- Als onderzoeker overschreed hij grenzen binnen de wetenschap. Gisteren, 1 juni, trad moleculair bioloog Hans Clevers aan als president van de KNAW, het hoogste wetenschappelijke instituut van Nederland. door Bjinse Dankert teresse in de levende wereld om hem heen, vertelt hij. Hij groeide begin jaren zestig op in Son, als tweede van een gezin met vier zonen. Zijn interesse voor biolo gie kwam vroeg bovendrijven. „Als klein kind was ik altijd aan het prutsen met in secten en beestjes. Ik had veel huisdieren: vogels, vissen, cavia's, schildpadden. Het was geen obsessie, maar het hield me wel altijd bezig. Werd mij gevraagd Wat ik la ter wilde worden, dan antwoordde ik al tijd: ik word bioloog. Uiteindelijk ben ik ook biologie gaan studeren, in Utrecht." Maar de studie stelde teleur. Niet vanwege de leerstof wel door een universitaire om geving waar weinig gebeurde. „Ik had het gevoel dat ik niet genoeg leerde, dat het de verkeerde plek voor mij was. Het was het einde van de hippietijd, examens waren al lemaal niet zo nodig, meende men. En er waren geen bezielende docenten. Een hoogleraar vertelde dat er voor mij geen plek zou zijn om onderzoek te doen. Er viel volgens hem geen carrière in te ma ken. Terwijl ik voelde dat daar mijn hart lag. Ik dacht: hier doe ik het niet voor." In plaats van te stoppen, besloot Clevers zijn dorst naar kennis te lessen met een tweede studie. Dat werd geneeskunde, de zelfde studie als die van zijn oudere broer Geert-Jan. De dubbele studie vormde voor hem geen last, integendeel. „Het viel juist prima te combineren. Bij biologie had je drie jaar maandenlange sta ges. Voor die stages trok ik naar het buiten land. In de zomer vloog ik dan terug naar Nederland en in de zomervakantie deed ik de herexamens geneeskunde. Dan haalde ik alles in één keer. Dat kon makkelijk." Zijn studiemaanden in het buitenland wa ren avontuurlijk, met reizen door Amerika en Afrika. „Als kind heb ik altijd veel over ontdekkingsreizen en verre tochten gele zen. Ik las alle boeken van Jules Verne, maar ook verhalen over de expedities naar de polen. De stages vormden mijn ontdek kingsreizen. In mijn laatste jaar biologie heb ik een jaar in Kenia gezeten. Ik ont moette een Masaï, een beveiliger van het instituut waar ik werkte. Samen met hem ben ik door het land gaan rondtrekken, door de wouden met de leeuwen en neus hoorns. Wel was ik wat bezorgd over mijn kortdurende bevlogenheden. Daar kan mijn moeder genoeg voorbeelden van ge ven. Dingen waar ik een tijdje aan begon te sleutelen en daar plotsklaps mee op hield. Dat begon al toen ik klein was: vlin ders vangen, vissen, gitaarspelen, sporten. Tijdens mijn middelbare schooltijd was ik heel intensief bezig met fotografie. Maar als ik eenmaal wist hoe iets in elkaar stak, ging ik weer totaal wat anders doen. Dan verloor ik ook al mijn interesse. Leuk dat ik dit allemaal kan, dacht ik dan, maar het leidt tot niks. Als je uiteindelijk iets in de vingers hebt, moet je er wel mee door gaan. Ook bij de biologiestages ging het al le kanten op. Ik ging naar Amerika om proeven te doen. Daar kwam ik een kennis tegen. Ik reed met hem in een oude Volvo dwars door het land. In Kenia genoot ik meer van de tochten door de oerwouden dan van mijn experimenten."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 64