5 spectrum Beperkingen van een kleine ruimte RUDEN RIEMENS FOTOGRAFIE grazig Zaterdag 19 mei 2012 dat naar je loert. Wat ben je gladgeschoren, fris ge doucht en zwijgzaam zegt ze en dan kus je haar. Nooit zeg je wat. Je jeugd alleen zou vlekken ma ken op haar vloer." De gedichten werpen mij terug in de tijd. Het was in 1951 dat ik, achttien jaar oud, leerlingverpleeg ster werd in het Stad en Academisch Ziekenhuis in Utrecht. Mijn kamer leek op een monnikencel, keek uit op een blinde muur. Hij was gemeubi leerd met een britsachtig bed, een tafeltje en twee stoelen. Plus de hutkoffer van mijn opa-zaliger, be plakt met etiketten van veel wereldreizen. In die sobere kamer leerde ik in de drie jaar van de oplei ding alleen te leven zonder me eenzaam te voe len. De gedichten van Perquin zijn af en toe hartver scheurend. Ik lees en herlees ze, en denk aan de tijd dat ik al die verhalen voor 'Vrouwenvleugel' hoorde en opschreef, en ik dacht ook weer aan de smalle donkere kamer bovenin het ziekenhuis, waar ik leerde alleen te zijn zonder mij eenzaam te voelen'. Apropos Vrouwenvleugel", sprak Joost, boekverkoper in mijn favoriete boek handel. „Hier is de nieuwe bundel van Ester Naomi Perquinmet de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 2009 gelauwerd dichte res en afkomstig uit Zierikzee. Zij werkt als be- waardster in de gevangenis en haar bundel heet dan ook 'Celinspecties'." Ach, ik heb geen aanmoediging nodig. Ik sleep de bundel ogenblikkelijk mee naar mijn hol en vind meteen de gevangeniswereld, die ik in de jaren ne gentig drie jaar lang grondig heb verkend, terug in de indringende gedichten van Perquin. 'Achter de deur', de afdeling waarin de langgestraf ten hun jaren sleten, het dichtslaan van de deur bij het vallen van de avond. Sommige vrouwen vroegen aan de bewaarder: „Wil je de deur alsje blieft een beetje zacht dichttrekken?" Ester schrijft in het lange vers 'Binnen Beperkin gen': "Je went aan je formaat. De muren gestapeld uit geduld, de hoogte van het plafond met merkwaar dige vlekken, een plakkende vloer, onverstoor baar tast je adem ruimte af en slaat weer terug, je handen weten in het donker waar de schakelaar, je sigaretten, weten hoe zich te bewegen, je went aan roken in het donker, ziet je zoons nog het he vigst, ze fietsen rond op lekke banden, hanteren gereedschap dat niemand ze toelicht, schieten op verkeerde vogels, schrapen met je botte mes hun wangen rauw. Je went." Als je dat leest, dringt het tot je door wat het wil zeggen: gevangen zitten. Vrijheidsberoving. Je kin- derenniet zien opgroeien. De ergste straf voor een levend wezen, een mens. En als de straf dan is uit gezeten, moet je weer terug, het leven in. Hoe doe je dat. Ester schrijft het op, heel precies in het gedicht 'Brieven onder nummer': "Dan moet je, als je haar in handen krijgt, zelf op geruimd en vrolijk zijn en passen in haar schone huis. Je went aan kussens op de bank, tafelkleden, hondjes van porselein, aan speciale schaaltjes voor de soep en buiten roken, haar moeders ge zicht, appelgebak, de foto op de kast, het hoofd

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 61