ii spectrum 'De rest van mijn leven blijf ik bij hen' Ik wilde en wil niet geloven dat ze voorgoed weg zijn Zaterdag 3 maart 2012 Tima Delic en haar buurmeisje Ayla. foto Marjolijn de Cocq Actie voor Suhra „Wat kan ik in godsnaam doen voor Suhra?", vraag ik Damir Hasanovic, chauffeur en vriend, na mijn bezoek aan Jezevac. Damir (29) groeide zelf op in het kamp. Hij kreeg de kans een nieuw bestaan op te bou wen, maar maakt wekelijks een lange rit om met de kinderen te basketballen en de vrouwen te helpen. Damirs antwoord: kun je een houtfomuis regelen? Met een snelle sponsoractie lukte dat en heeft Suhra tenminste één warmtebron deze winter. De actie heeft een sneeuw baleffect: om te voorkomen dat Suhra en haar kinderen let terlijk op straat worden gezet, wordt via sport- evenementen en andere acties geld ingeza meld om een huis voor haar te bouwen. Damir heeft, samen met Su- hra's oudste zoons, de funde ring gelegd. Na de sneeuwpe- riode bouwen ze verder. Wit huisje, rode dakpannen, weids uitzicht over Bratunac, bij Srebrenica. Kijk, wijst Tima De lic (6o), daar beneden: de twee witte stenen die de graven van haar zoons markeren. Vlak ervoor, met een groen bordje, het vers gedolven graf van haar man, wiens lichaamsdelen veel later werden terugge vonden. Links de school, waar de Bosnische Serviërs vijfhonderd moslimmannen sa mendreven en afmaakten. Voor Tima is het geen horror, maar een lief desverhaal. Ze bouwde haar huis en een be staan voor zichzelf op, op de plek waar ze haar geliefden verloor en nu terug heeft. „Als ik opsta, ga ik naar ze toe. Voor de rest van mijn leven blijf ik bij hen." Tima perst citroenen, lengt het sap aan met water en suiker. Op tv schallen tekenfilmse ries. Stilletjes luistert buurmeisje Ayla van 7, Tima's trouwe schaduw, mee. Ze is gewend aan moord en doodslag, met de oorlogsgra ven aan de voet van de heuvel. „Zo heb je alles, zo heb je niets meer", zegt Tima. „Maar je hebt mij toch?", kruipt het kleine meisje tegen haar zelfverkozen oma aan. Tima zat nooit op school, als oudste meisje in een gezin met vijf kinderen moest ze haar moeder helpen. Maar nadat ze in 1970 trouwt en kinderen kreeg, leerde ze zichzelf een beetje schrijven. Haar naam, telefoon nummers. Ze voelt zich er niet minder om. Ze wordt in het dorp met respect behan deld. Al kan ze door haar gebrekkige oplei ding geen baan vinden en leeft ze van een oorlógsweduwenpensioentje. Ze ontmoette haar man toen ze 16 was, haar eerste en enige liefde. „Mensen pro beerden ons te koppelen, maar ik vond hem eerst niet zo aantrekkelijk. Toen ik hem beter leerde kennen, ontdekte ik zijn innerlijke schoonheid. Ik ben heel gevoelig, zou nooit zomaar met iemand hebben kun nen samenleven. Maar hij was een goed mens, kon mij aan. Ik geloof in de liefde, voor mij is liefde alles. En wat moet je als die liefde er niet meer is?" Dat is waarom ze hier woont, tussen de fo to's van haar gezin. De knappe, lachende Sa- mir uit 1973 met zijn gitaar. De wat tragere, intensere Nedzad uit 1971, die voor de oor log een vriendinnetje had en wilde gaan trouwen. Een foto van haarzelf en haar man Mehmet als mooi jong koppel. Prachti ge, onbedekte, donkere krullen had Tima, maar nu kiest ze bewust voor het hoofd- doekje van de moslimvrouwen. „Mensen zeggen dat liefde maar even duurt en dan vervliegt. Maar de ware liefde duurt voort zolang er leven is. Ik leef nog en ik voel on ze liefde en de liefde voor onze twee mooie zoons voor de rest van mijn leven." Het proces tegen Mladic in Den Haag, briest ze, zal haar straks geen enkele genoeg doening bieden. Omwille van een snelle rechtsgang is de aanklacht tegen de man die haar leven voor altijd tot stilstand bracht, ingeperkt. Zo logisch het is voor juristen, zo onbegrijpelijk is het vóór haar dat de moord op haar man en zoons, niet voor het Joegoslavië-tribunaal wordt behandeld. Ze schuift lades onder de bank open, toont foto's van het stralende gezin van vroeger. Schril contrast met het mapje van de begra fenis van Samir en Nedzad. Tima ineengeze- gen tussen de kisten, op elke zoon een hand. „Mensen probeerden me te troosten, maar ik riep: Laat me toch huilen, van hui len ga ik niet dood." Haar zoons werden gevonden bij Tuzla. Haar man was toen nog vermist. De Bosni sche Serviërs hadden de lichamen in de massagraven met bulldozers opgegraven om ze elders te verbergen. Mehmets resten werden gevonden op verschillende locaties. Alleen zij en haar schoonmoeder waren aanwezig toen op 10 mei 1992 gemaskerde Serviërs hun huis binnendrongen. Tima werd afgevoerd naar het voetbalstadion en later gedeporteerd. „Ik wist toen nog van niets, overal waren soldaten en ik was al leen maar blij dat ik de mannen niet in het stadion zag, ik dacht dat ze de heuvels inge vlucht waren." Dat was ook zo, de mannen sliepen nog een laatste nacht in de bossen. Toen werden ze gepakt en naar de school gebracht „Ik wilde het niet weten, ik wilde en wil niet geloven dat ze voorgoed weg zijn. Dat in een paar tellen alles voorbij kan zijn. Wij werden als dieren in bussen gedre ven en ik bad en bad maar dat mijn man en kinderen nog in leven waren. Toen ik tien jaar na de oorlog terugkwam, hoorde ik dat ze diezelfde dag nog waren gedood. Ik wil de niet meer leven. Ik zie de school elke dag, kom er elke dag langs. Maar God heeft me de kracht en de liefde gegeven om hier te zijn. Hier waar ik de mooiste jaren van mijn leven heb doorgebracht, hier waar hun botten zijn." reageren? spectrum@wegener.nl

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 43