ik was de laatste aan
spectrum 2
Zaterdag 25 februari 2012
Maandag 27 februari wordt in Den Haag de Slag in de lavazee herdacht, die precies zeventig jaar geleden plaats
vond. 'All ships follow me', seinde schout-bij-nacht Karei Doorman. Vrijwel zijn gehele eskader ging ten onder.
Henk de Koster voer in die tijd op de torpedobootjager Aert van Nes. Japanse bommen brachten zijn schip al tien
dagen voor de eigenlijke Slag in de Javazee tot zinken. Hij overleefde en hing 96 uur aan een reddingsvlot.
door Jan van Damme
Ik heb wel een houten poot, maar
mijn hersens doen het nog goed."
Hij kijkt even of zijn woorden doel
treffen. Voor de foto trekt hij het
zondagse marinecolbertje aan.
Met een hele rits militaire medailles op zijn
borst, en een koninklijke onderscheiding.
Helden bestaan niet - dat zegt hij ook. Maar
ze worden wel onderscheiden.
Hendrik de Koster, 94 jaar. Hij woont met
zijn vrouw Wil in Delft, in een seniorenap
partement. Maandag zijn ze in Den Haag
van de partij bij de 70ste herdenking van de
Slag in de Javazee. Hij laat de uitnodiging
zien.
De koningin zou er ook bij zijn, maar dat is
gezien het ongeluk van haar zoon Friso in
Oostenrijk niet meer waarschijnlijk. Dan
komt er wel iemand anders van de familie,
zeggen ze vol vertrouwen.
Hij was er bij, zeventig jaar geleden. Dat wil
zeggen: hij was betrokken bij de gevechten,
die aan de Slag in de lavazee op 27 en 28
februari 1942 vooraf gingen. De Koster was
seiner op de torpedobootjager Aert van
Nes.
Seiner: met vlaggen, lampen, telegrafie, het
complete arsenaal. En met de blote handen.
Hij begint meteen druk te gebaren. „Nu
seinde ik: mooi weer vandaag."
De Van Nes - in 1930 in Rotterdam van
stapel gelopen - voer al maanden rónd in
de Indonesische archipel. Met de nadering
van de Japanse strijdkrachten werd het
steeds spannender. Op 17 april 1942 kreeg
Van Nes-commandant Charles Lagaay
opdracht om een schip van de Koninklijke
Petroleum Maatschappij, de Sloet van
Beele, te begeleiden. Dat moest ruim
duizend militairen en evacués van het
eiland Billiton naar Java overbrengen. Het
was een prachtige, heldere dag, staat er in
alle ooggetuigenverslagen. Zodanig, dat het
konvooi al snel door een Japans verken
ningsvliegtuig wordt gespot. De Sloet van
Beele is een weerloze prooi voor de enkele
uren later opduikende bommenwerpers,
••-It..:.,
f
twintig in totaal, en verdwijnt na treffers
midscheeps met bijna tweehonderd
opvarenden in de golven.
De Van Nes bijt van zich af met alles wat
het schip aan vuurkracht heeft.
De Koster: „We hadden luchtafweerge
schut. Maar de vliegtuigen vlogen te hoog.
Vier uren hebben we gezigzagd, van 12 tot 4
üur 's middags, de schoorsteen was
roodgloeiend. Ik stond op de brug, bij
commandant Lagaay, want ik was ook
afstandswaarnemer. Je merkte dat de
bommenwerpers in een steeds kleinere
cirkel boven ons vlogen. Op een gegeven
moment werden we getroffen. Meteen een
vuurzee. De commandant zei nog: spring
gauw buiten boord. Hij heeft dat gedaan. Ik
heb gewacht tot het schip op zijn kant lag,
want ik dacht aan de zuiging. Ik liep over de
zijkant, en pas toen het laatste puntje
•onder water verdween ben ik naar een vlot
gezwommen. Ik was de allerlaatste die van
boord ging. We hadden geen zwemvest,
niks. Dat vlot was niet meer dan een
paarplankjes met kurken. We hebben er
een gewonde op gelegd. Zelf heb ik er het
grootste deel van de tijd een beetje aan
gehangen. Vier dagen, 96 uur, heb ik in het
water gelegen. Mijn scheenbenen lagen
open, ik kreeg een dikke kop en dikke
benen van het zoute water. We lagen een
tijd in een iaag olie. Ik ging hallucineren,
dat' ik in een café zat. Er waren haaien, het
wemelde van de haaien, dat moet wel,
want ze zwommen altijd met ons schip
mee en wevingen ze gemakkelijk met een
stuk spek aan een haak. Nee, ze hebben ons
niet aangevallen. De Jappen hebben wel
nog op ons geschoten, met dumdumko-
gels."
Van de pakweg 180 opvarenden van de Yan
Nes komen er tenminste 66 om het levep.
Onder wie luitenant ter zee ïste klasse
Lagaay, een man die volgens De Koster
nooit de waardering heeft gekregen,
verdiende. In een map bewaarthij een
kopie van de bemanningslijst, het
met de gesneuvelden is indrukwekkend
lang. Een groot deel van de overlevenden
werd gered door een Nederlands water
vliegtuig, dat hen aan wal bracht in Batavia.
De Koster: „Eén van de mannen die gered
werd, De Reus, wilde zijn schoen uitdoen.
Toen kwam zijn hele poot eraf. Hij heeft
het wel overleefd. Later, tijdens een
veteranendag in Den Helder, ben ik de
piloot van het watervliegtuig, Laurentius
Augustinus Bosman, tegengekomen.
Hij zei: 'Ben jij van de Van Nes? Dan heb ik
jou gered'."
Of hij wel eens bang was? „Wij hebben de
eerste klap van de Japanners opgevangen.
Dat wordt vaak vergeten bij al die herden
kingen. De Van Nes wordt nooit genoemd.
Dat steekt." Maar bang? Nee, daar was zijn
opvoeding niet naar. Hij is geboren op de
zeilklipper Maria, tijdens een storm tussen
Oostende en Vlissingen, op 15 november
1917. Hij is aangegeven in Hansweert,
gemeente Kruiningen. Zijn vader was
beurtschipper. Tien jongens, twee meisjes,
dat was het hele gezin. Hij was de vierde, of
de vijfde, in elk geval de laatste die aan
boord werd geboren. Zijn moeder ging aan
de wal wonen op Steenoven in Breskens,
waar De Kosters zelf een huis lieten
bouwen. Henk ging er een aantal jaren naar
de School met de Bijbel. Maar hij was al
gauw een welkome werker aan boord bij
zijn vader.
Eind jaren dertig was er tijdens de crisis zó
weinig te verdienen, dat hij de overstap
naar de marine maakte. Eerst lichtmatroos,
en na een opleiding van een jaar matroos
derde klas. Hij was de beste van zijn
jaargang 1937-
Het zakhorloge dat hij daarvoorals 'prijs'
kreeg, heeft hij nog altijd.
Het hing thuis in Breskens naast de
schoorsteen, toen het dorp op 11 september
1944 door geallieerde bommen van de
kaart werd geveegd. Een deukje in de
horlogekast herinnert daaraan. Zijn vrouw
Wil windt het elke dag op. Ze heeft net
ontdekt dat het wieltje bovenop lam is en
gerepareerd móet worden.
Toen in Nederland de mobilisatie begon,
voer De Koster uit op de Tromp, een lichte
kruiser. Eenmaal in de Indonesische
wateren stapte hij over op de torpedoboot
jager Van Nes. Tot die 17e februari 1942. Het
bleef niet bij die ene schipbreuk. Via via
kwam hij in Zuid-Afrika terecht. Hij diende
als chef-seiner op de Colombia, een door
de marine gecharterde boot die Was
omgebouwd tot onderzeebootmoeder
schip. Op 27 februari: 1943 werd de Colom
bia voor de Zuid-Afrikaanse kust getorpe
deerd door een Duitse onderzeeboot „We
waren verraden, natuurlijk", zegt De
Koster. „Het stikte daar van de spionnen,
veel boeren waren van Duitse afkomst."
Opnieuw gered, nü na een paar uur. En
uiteindelijk met de Britse Queen Mary met
18.000 man aan boord naar Schotland.
Daar vverd hij opgeleid voorde motortor
pedoboten, snelle schepen die 's nachts
vanuit Dover mijnen legden en vijandelijke
schepen aanvielen, en ook werden ingezet
opD-Day.
„Je voer in een waterdicht pak, met een
stalen plaat voor en achter. Een stengun
voor de borst. Af en toe werd je rot
geschoten. Dan vlogen we met 40 mijl over
de mijnenvelden. Spannend? Daar had je
geen erg in. Alleen het moment dat ik aan
boord ging, dan knikten mijn knieën
even."
Na de oorlog bleef hij bij de marine, gaf les
aan de marconistenschool in Amsterdam.
Tot 1951, toen werd hij vanwege zijn been
afgekeurd. Inderdaad datzelfde been, dat
een jaar of vijf geleden werd afgezet. Na zijn
ontslag vond hij werk bij justitie, aanvanke
lijk als archiefbediende, later adjunct-