n spectrum Honderdduizenden vluchtelingen konden na de Koreaanse oorlog (1950-1953) nooit meer terug naar hun woonplaats in Noord-Korea. Nog steeds wachten bijna 80.000 mensen in Zuid-Korea op een ontmoeting met hun achtergebleven familieleden in het noorden. Zaterdag 14 januari 2012 -mt ik en mijn broer waren omgekomen in de oorlog. In de twee jaar die erop volgden, hebben we nog vijf, zes brie ven gewisseld. Maar het werd voor de Chinezen te riskant door te gaan met de illegale missies." Media berichtten over Zuid-Koreanen die soms duizen den euro's voor dergelijke opdrachten in China betalen, vaak zonder enig resultaat. Jang Seon-suk (74) uit Daejon had meer geluk. In 2009 werd zij opgebeld vanuit het Mi nisterie van Hereniging, dat in 1998 werd opgericht voor familiezaken met Noord-Korea. Het departement organi seert de reünies, samen met het Rode Kruis. „Het leek een droom toen het ministerie me opbelde met het goede nieuws." Jang liet haar grootouders, moeder en zusjes achter. Sa men met haar vader en oom vertrok ze in een vrachtwa gen naar het zuiden, om vervolgens 59 jaar niks meer te horen van haar familie. „Drie van mijn zes zusjes waren overleden. De zeven prinsesjes noemden ze ons. Van de drie herinnerde alleen de oudste me nog. Maar de jongste huilde het hardst toen we elkaar ontmoetten." Jang heeft dubbele gevoelens over de ontmoeting. De her enigingen vinden plaats in zwaar bewaakte complexen in Noord-Korea. Politieke onderwerpen zijn verboden. „Elke 2 meter stond er een Noord-Koreaanse bewaker. Als een standbeeld. Ik was geschokt toen ik arriveerde en kreeg ook nog eens een smerige blik toegeworpen van één van mijn zussen. Ze is een hoge ambtenaar, dus zal wel ver plicht zijn op me neer te kijken. Mijn andere zusjes zagen er slonzig uit, ook al waren ze in verplichte klederdracht. Ik kón op dat moment gewoon niet huilen." Voor de Noord-Koreanen staat er veel op het spel. Eén verkeerde opmerking en ze kunnen in een strafkamp wor den gegooid. De Noord-Koreanen zijn opgegroeid met het idee dat Zuid-Korea en de rest van de boze buitenwe reld armoedzaaiers zijn, slachtoffers van hun boosaardige leiders. „Er glipte wel eens wat kritisch over mijn lippen, maar dan schopten mijn zussen me onder de tafel. Ze heb ben natuurlijk instructies gehad. Ze zeiden telkens: 'Dank zij onze leider Kameraad Kim Jong-il eten en leven we goed!'. Ik zei: kom op, je kan amper rondkomen. Ik kreeg weer een schop", lacht Huh. „We mochten niet eens in dezelfde hotelkamer slapen. Zelfs toen we in de hotelka mer een klein momentje alleen hadden, veranderde hun houding niet. De kamers zaten vast vol afluisterappara tuur. Maar ik mag niet klagen. Ik ben erg dankbaar dat ik deze kans kreeg. Anderen die niet die kans kregen, zijn ja loers op me." Jang slaakt diepe züchten en heeft moeite niet te huilen als ze haar verhaal vertelt. „De Zuid-Koreanen vertrokken als eersten. We zwaaiden en riepen naar elkaar dat we moeten blijven leven tot de hereniging komt. Dat was de laatste keer dat we elkaar zagen. Er is geen enkele manier om contact te houden. Geen brieven, geen telefoontje, niks." reageren? spectrum@wegener.nl Noord-Koreaan se Min Soon Bi kan eindelijk de hand weer vast houden van haar jongere broer Min Soon-gi, die in Zuid-Korea woont, foto GPD door Bas Verbeek familiereünie

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 63