Laatste hoop op spectrum 10 Staatsgreep Zaterdag 14 januari 2012 Behalve kogels en granaten vlie gen er in Pakistan doorgaans ook Amerikaanse helikopters in de lucht, op zoek naar terro risten. Of onbemande vliegtuigjes, dro nes, van de Amerikanen, die op alles schieten dat een baard heeft en vijf keer per dag bidt. In het zuidwesten van het land dringen regelmatig Iraanse vlieg tuigen binnen, die jagen op anti-Ahma- dinejad-strijders. Aan de oostelijke grens is de lucht constant gevuld met Indiase straaljagers, die aartsvijand Paki stan in de gaten houden. Maar toen ik woensdag wakker werd in mijn appartement in Islamabad en mijn eerste kop thee met melk dronk, hing er iets in de lucht wat ik nog niet eer der had waargenomen. Twee Pa kistaanse vrienden kwamen langs. „Heb je het al gehoord", spraken ze opgewonden. „Er is enorme ruzie uitgebroken tus sen de burgerregering en het le ger. Er hangt een staatsgreep in de lucht" Onmiddellijk zetten we de tele visie aan. Volgens mij deed ie dereen dat, want er waren plot seling veel minder mensen op straat. Natuurlijk fietste de kar tonverzamelaar langzaam ver der. De maïskolvenpoffer op de hoek werkte onverstoorbaar door. Ook de man met een dan sende aap aan een touw, die el ke paar dagen langskomt, liep gewoon buiten. Maar goed, de ze heren hebben geen televisie. Dus dat telt niet mee. Terwijl bijna heel Pakistan voor de televisie zat, werd bekendgemaakt dat een cruciale legereenheid een nieu we commandant had gekregen. Alles wees er nu op, zo legden mijn Paki staanse vrienden uit, dat de militairen een greep naar de macht zouden doen. Dat zou dan voor de vierde keer zijn sinds Pakistan in 1947 onafhankelijk werd. „We zijn doodziek van ons eigen leger", legde de ene vriend uit. „Ze geven ons nooit een kans op democratische wijze problemen op te lossen." Maar de ander zei: „Je moet toegeven dat het leger de enige instantie is die niet corrupt is en goed functioneert Als de politici er niet zo'n rotzooi van maakten, hoefden de militairen niet steeds in te grijpen." Ik dacht: zouden er zo tanks over straat komen rijden? Of soldaten in jeeps, die op strategische kruispunten controle posten inrichten? Best spannend, dacht ik nog. Want ik heb al veel gezien - van rellen tot volledige oorlogen -, maar nog nooit een staatsgreep live meege maakt. Het leger zei dat de corrupte burgerre gering een schande is voor het land. De politici zeiden dat de legerleiding oneer lijk is en dat ze geen staatsgreep toe staan. Het volk werd ondertussen een beetje moe van de scheldpartijen op tv. „Dit kan nog wel een tijdje duren", oor deelden mijn bezoekers en zapten naar een muziekkanaal. Buiten begon het leven weer op gang te komen. Overal hoorde je het geluid van auto's en brommers, geen tanks of schreeuwende militairen. Bij mij viel, zoals gewoonlijk, de elektriciteit weer eens uit. Er was ook een paar uur geen water. „We zien wel waar deze politie ke crisis toe leidt", zeiden mijn vrien den toen ze weer vertrokken. Buiten pofte de maïskolvenpoffer door. Het is 1951 als de dan 16-jarige Huh Gap-seom darmklachten krijgt. Haar vader kent gelukkig een uit stekende dokter, een paar dorpen verderop in Hamgyeongnam, een noordelijke provincie in Noord-Ko- rea. Hij brengt haar er heen om een nacht te blijven bij de 'gastvrije buren van de dok ter. Het is de laatste keer dat Huh haar vader ooit ziet. De volgende ochtend wordt ze ruw gewekt. Even later zit ze op het dak van een overvolle trein. De oorlog tussen het communistische noorden en kapitalistische zuiden is in volle gang, de Amerikanen'hebben het Rode Le ger tot diep in het noorden kunnen verdringen. Als de scholiere van de trein springt, wacht er een Ameri kaans marineschip om haar samen met massa's vreem den naar Busan te varen, in het zuidoosten van Zuid-Korea. Als de Koreaanse oorlog ten einde komt met een wa penstilstand, is het Huh duidelijk dat een terugreis naar het noorden er niet meer inzit. De gesloten grens wordt sindsdien zwaar bewaakt, zelfs brieven en tele foonverkeer komen niet over. „Ik had al vaker evacua ties meegemaakt, dus ik dacht dat ik wel weer snel thuis zou zijn", vertelt de nu 77-jarige Huh. Niet dus. Als studiebol redde de tiener zichzelf goed in haar gedwongen woonplaats en ze werd al snel aange nomen op de universiteit. Van haar vader, broer en zus geen levensteken. Haar moeder was voor de oorlog al overleden. Wél vond ze een paar jaar later in Busan haar oudere broer, die zijn i-jarige kind bij zijn vlucht moest achterlaten. Vorig jaar overleed hij op 88-jarige leeftijd. „Hij heeft veel gehuild in de dagen voordat hij stierf" Sinds de voormalige Zuid-Koreaanse president Kim Dae-jung eind jaren negentig toenaderingsprogram ma's tot Noord-Korea startte, staat Huh - en tot zijn over lijden ook haar broer - op de wachtlijst voor een ontmoe ting met in het noorden achtergebleven familie. „Mijn broer en ik praatten vaak over ons ouderlijk huis, maar zelden kon hij zijn emoties over zijn achtergebleven zoon uiten", verzucht Huh. Er zijn inmiddels bijna 50.000 mensen op de wachtlijst overleden. Dat aantal stijgt steeds harder vanwege de ho ge leeftijd van de wachtenden. Sinds 2000 ontmoetten 13.484 Zuid-Koreanen tijdens 18 reünies 7.364 Noord-Ko- reaanse familieleden: zo'n 2.000 families. Zo'n 79.000 Zuid-Koreanen hopen nog op een weerzien. „Iedere keer als er een reünie wordt aangekondigd, kan ik niet slapen van de spanning. Dan fantaseer ik bijvoorbeeld over wel ke cadeaus ik zal kopen voor mijn neefje en zijn familie. Ik verwacht niks meer, maar ik heb nog steeds hoop." In de sterk op familie georiënteerde cultuur in Korea gaat het leed van de abrupte scheidingen diep. Soms houden de slachtoffers emotionele bijeenkomsten in Imjingak, vlak aan de grens bij Noord-Korea. Op feestdagen vereren familieleden daar naar Confucianistisch gebruik hun voor ouders. Ook Huh heeft heimwee en liet uit voorzorg zelfs haar grafsteen al maken. „Als ik overlijd voordat de twee Korea's worden herenigd, wil ik dat ik in het noorden naast mijn ouders word herbegraven. Ik heb het adres er op gezet. Ik wil dat iedereen weet dat ik mijn geboorte plaats mis." Maar Huh heeft al die tijd niet stilletjes af zitten wachten. Ze maakte carrière als academicus en reisde naar conferen ties over de hele wereld, waaronder in China, bondge noot van Noord-Korea. Met een concentratie in de grens regio wonen meer dan twee miljoen mensen van Kore aanse afkomst in China. Huh: „Toen ik daar in 1994 kwam, vroeg ik een wildvreemde Chinese Koreaan of hij een brief aan mijn familie zou kunnen doorgeven. Twee jaar later kreeg ik van iemand anders een brief overhan digd. Het was een reactie van mijn familie. Ze dachten dat Zuid-Koreaan Yun Sang-in (links) en zijn Noord-Koreaanse broer Yun Tae Young tijdens een eerdere reünie. foto GPD Nog steeds oorlog In 1945 werd Korea verlost van kolonisator Japan. Toen de Japanners na de Duit sers capituleerden, namen de Amerikanen en de Sov jets elk een helft van het Koreaanse schiereiland on der hun hoede. Twee jaar nadat die helften zich onafhankelijk verklaar den, vielen de communis ten in 1950 het zuiden bin nen. Zo'n 2,5 miljoen men sen kwamen om het leven, waaronder 120 Nederland se geallieerde soldaten. In 1953 eindigde de oorlog waar die was begonnen: bij de zwaar bewaakte 38e breedtegraad, die het schiereiland in tweeën deelt. Een vredesakkoord kwam er nooit en anno 2012 staat Zuid-Korea nog steeds onder oorlogscom mando van de Verenigde Staten. In april wordt dat comman do pas overgegeven aan de Zuid-Koreanen zelf. Met 28.000 soldaten blijft het Amerikaanse leger ech ter wel aanwezig om Zuid-Korea te steunen en waar nodig te beschermen tegen de buren. Zowel Noord- als Zuid-Korea streeft hereniging na onder eigen vlag.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 62