spectrum 4 81 Ui Een kijkje in de Voordelta Leven in het dorre hout QJ 3 Zaterdag 7 januari 2012 Badderende steenloper. foto's Chiel Jacobusse Er stond donderdagochtend een stevige bries en de hemel was nu en dan zwaar bewolkt. Maar als tussendoor de zon zich even liet zien was het licht adembenemend mooi en het zicht pri ma. Echt zo'n dag om naar de Brouwersdam te gaan. Een bijzondere plek die een voor landrotten zeldzaam inkijkje biedt in het vogelleven van de Voordelta. De Brouwersdam is onder vogelaars een begrip. Je kan er niet komen of je komt wel collega-vogelaars tegen. Gelukkig is de dam zo lang dat je elkaar niet in de weg zit. Collega-vogelaars zijn juist goed voor af en toe een goeie tip over dingen die je anders over het hoofd zou zien. Eigenlijk waren we die ochtend vooral afgereisd voor twee dingen. In de eerste plaats de strandlopertjes die je hier heel dicht kunt benaderen. Meestal zijn er drie soorten aanwezig, maar de drieteenstrandloper is verreweg de meest talkrijke hier. Door zijn lichte veren kleed en zijn kenmerkende dribbelpasjes vlak voor de aanrollende golven is die nauwelijks over het hoofd te zien. De twee andere vaste gasten, de paarse en de ka- noetstrandloper zijn veel minder talrijk, maar even goed nauwelijks te missen. Maar dit keer zit het tegen. Er is in de verste verte geen strandloper te bekennen, en de enige steltloper die te vinden is, is de steenloper. Een stuk of vijf steenlopertjes zijn druk bezig met bad deren in de ondiepe plasjes op het asfalt. Dat wassen ge beurt buitengewoon grondig en dat wekt geen verwon dering als we zelf even later langs de vloedlijn lopen waar de steenlopers zich normaal gesproken ophouden. Het stuivende zand dringt overal dwars doorheen, dus ook voor ons wordt het vanavond badderen geblazen. Als er geen andere steltlopers te vinden zijn, wijden we ons direct maar aan het tweede doel van onze missie, het ontdekken van eenden en andere zwemvogels. Ze zijn een beetje de tegenpool van al die kleine steltloper- tjes, omdat ze zich in de regel juist heel ver van de dam verwijderd ophouden. Zonder verrekijker, of liever nog, een telescoop, begin je hier weinig. Een Franse vogelspotter heeft zijn tele scoop gericht op een grote groep eenden, die we met het blote oog nauwelijks kunnen zien. Met de kijker ontdekken we dat het om een heel bont gezelschap gaat van vele honderden eenden die over een grote op pervlakte verspreid zitten. Middelste zaagbekken zijn het talrijkst, maar ook brilduikers ontdekken we steeds meer. Een wat apart zittende groep eidereenden blijkt Kuifduiker ook een paar zwarte zee-eenden als verstekeling te her bergen. Dat is nou echt zo'n soort waarvoor je naar de ze plek toe gaat Dan wordt de aandacht getrokken door een zwemvogel die niet ver van ons af ineens opduikt Waarschijnlijk zat-ie hier al de hele tijd, maar hebben we hem niet op gemerkt door de hoge golven. Het is een zwartwit fuu tje, met een fel rood gekleurd oog. We zien dat de schei ding tussen zwart en wit op de kop dwars door het oog loopt, dus we hebben te maken met een kuifduiker. Ook dat kan je weer beschouwen als een echte Brou- wersdam-soort, waarvan we er in de loop van de och tend nog heel wat tegen komen. Langzaam verder rij dend ontwaren we vlak langs de dijkvoet opnieuw een zwartwitte vogel. Voor wie de zeekoet niet kent lijkt-ie tijdens het zwemmen wel wat op een kleine pinguïn. De vogel is helemaal niet schuw en laat zich rustig be kijken en fotograferen. Even verderop staan weer een paar vogelaars die een andere zeekoet ontdekt hebben. Voor ons wordt het tijd om huiswaarts te gaan. Maar net voor vertrek zien we nog een prachtige ruigpootbui- zerd die laag over het duinstruweel scheert. Naar de Brouwersdam ga je nooit voor niks... C tfe*. tel# 4 öc V ÏË- - fö z De eerste week van een nieuw jaar. Bomen en strui ken hebben hun bladeren laten vallen. Voor hen is er, na een seizoen van zorgen over nageslacht en voortbestaan van de soort, een rustperiode aangebro ken. Kale takken benadrukken de karakteristieke vormen van de verschillende soorten. Overigens wil dat niet zeggen dat er geen leven meer zit in het ogenschijnlijk dorre hout In de rust periode laten ze hun boeiende groeiwijze, beïnvloed door de omstandigheden, des te duidelijker zien. Aan sommigen is te zien dat ze zware stormen te verduren hebben gehad. Zij bui gen hun kruinen gewillig. Zij die de harde hand van de mens hebben ondervonden, staan er geslagen bij. Anderen lijken niet in het minst op natuurgeweld te hebben gereageerd, gezegend als ze zijn met bladeren die alle kanten op kunnen draaien en dus zo weinig mogelijk weerstand bieden. Er zijn er die veel kleine, maar ook stevige takken prijs hebben moeten geven. Maar ondanks al die tegenslag tonen velen toch hun levens kracht en zelfherstelbaarheid. Neergebogen keren ze zich aan de uiteinden weer omhoog, in patronen die vitaliteit uitstralen, vechtend om te overleven. Daarin vertonen ze een schoonheid welke geen enkel ander landschapselement kan evenaren. Het licht uit de ramen van een hofstede en de naar omhoog reiken de takken van struiken en bomen: we kunnen ze zien als sym bolen van hoop voor het nieuwe jaar.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 64