spectrum 2 ongeluk altijd onjdcr het tapijt geschóten' Zaterdag 7 januari 2012 Er hangt die maandag ochtend een dikke mist over Nederland. Daarom belt Jan de Groot in alle vroegte zijn zoon Arend. Ze handelen in agrarische pro ducten en reizen daarvoor bijna dagelijks met de auto door het land. Deze keer moeten ze vanuit De Wijk in Drenthe naar de graanbeurs in Rotterdam, maar met een zicht van amper 100 meter vindt Jan het onverantwoord in de auto te stappen. „We gaan mooi met de trein." In Meppel pakken vader en zoon de snel trein Leeuwarden-Rotterdam. Ze gaan ach terin zitten, want dat vinden ze een veili ger idee. Maar in Utrecht 'keert' de trein en zitten ze voorin. Even later, tegen half tien, gaat de telefoon in huize De Groot. Henny, de vrouw van Arend, neemt op. Het is haar schoonzus. „Er is een vreselijk ongeluk gebeurd bij Harmeien", zegt ze. „En ik heb er een heel naar gevoel bij." Henny belt direct met de spoorwegen, maar krijgt geen antwoord. Ze probeert het nog eens en nog eens en nog eens. Zonder succes. Pas om zes uur 's avonds krijgt ze uitsluitsel 'van wat ik toen eigenlijk al vermoedde': haar man (28) en schoonvader (58) zijn omgekomen. Henny en Arend de Groot .zijn dan net vier jaar getrouwd en hebben twee doch ters. De oudste moet nog drie worden, de jongste is nog geen jaar. „Ze hebben hun vader nooit gekend", zegt Henny, inmiddels 73 jaar. „Alles wat ze van hem weten, hebben ze uit foto's en verhalen." Na het verlies van haar man en schoonvader bleef ze 25 jaar alleen. „De kinderen hebben me er doorheen getrok ken. Ze waren altijd om me heen en ik moest voor ze zorgen." Het moest zo wezen, zegt ze nu, op haar 73e. „Je kunt er niets aan doen, maar je wordt er wel hard van." Toen haar ouders in 1997 hun boerderij op een veiling verkochten, kreeg ze daar 'con nectie met een leuke man'. Inmiddels heet ze Henny Zinger. „Ik ben heel blij met hem, maar zoals het was voor de ramp, wordt het nooit meer. Mijn leven was nog maar net begonnen." De weilanden bij Harmeien zijn verlaten. Fraaie boerderijen, hier en daar wat fruit bomen en een enkel modderig paadje dat is afgesloten door een hek met een bord 'verboden toegang artikel 22 Spoorwegen wet, aanrijdings- en elektrocutiegevaar'. In de verte staan drie seinen op rood, er rijdt af en toe een trein langzaam voorbij, daar na is het weer volkomen stil. Zo ongeveer moet het geweest zijn op 8 ja nuari 1962. Tot om 19 minuten over 9 de sneltrein Leeuwarden-Rotterdam met een vaart van bijna 120 kilometer per uur op het kruispunt af dendert, terwijl van de an dere kant de stoptrein Rotterdam-Amster dam met zo'n 60 kilometer per uur hetzelf de punt bereikt. Jaap Veenstra en zijn verloofde Nel zitten in de sneltrein. Ze zijn op weg naar Rotter dam, waar Jaap zal aanmonsteren als ma troos voor een reis van een half jaar naar China en Japan. Nel heeft toevallig een snipperdag en Jaap vindt het wel gezellig als ze meegaat om hem uit te zwaaien. Vanuit Hilversum hebben ze de stoptrein naar Utrecht genomen, waar ze nog moes ten rennen om de sneltrein naar Rotter dam te halen. Daar vonden ze met moeite een plekje middenin in de wagon vlak ach ter de locomotief. Ze zijn goed en wel on derweg en zitten een beetje te dommelen. Een paar seconden later wordt Jaap wak ker in een weiland. De machinist van de locomotief heeft door de dichte mist een geel licht over het hoofd gezien. Vanaf dat punt had hij moe ten remmen. Dan zou de trein, die op dat moment zo'n 125 kilometer per uur rijdt, hebben stilgestaan bij het daaropvolgende rode licht. Nu echter is rood het eerste dat de machi nist ziet en daarom begint hij pas vanaf dat punt te remmen. Veel te laat om te voorkomen dat de locomotief van de snel trein de stoptrein ramt. De stoptrein valt om, de locomotief schuift door en verpul vert de voorste wagons van de stoptrein. Drie wagons achter de locomotief breken in tweeën. Jaap ligt bovenop een berg mensen van wie bijna niemand meer beweegt. Hij be gint te roepen: 'Nel, Nel waar ben je?!' Ze blijkt vlak bij hem te liggen. Ze mist een oor, heeft een gat in haar hoofd, haar bek ken steekt uit. En overal bloed. „Alleen het wit in haar ogen deed het nog." Anderhalf uur liggen ze daar, tussen enke le levenden en veel doden. „Ik kon geen lucifer meer optillen." Jaap wordt met een paar anderen op een boerenkar gehesen en belandt in een zie kenhuis in Woerden. Nel wordt op een brancard tussen de rugleuningen van een stadsbus gelegd en komt in het Utrechtse ziekenhuis Oog in Al terecht. Tegen het eind van de ochtend belt Jaaps vader naar de scheepvaartmaatschappij: Is Jaap er al? Het duurt tot zes uur voor hij weet dat zijn zoon nog leeft. De familie van Nel is dan nog steeds in paniek. Aan

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2012 | | pagina 62