2
Iet de zijuajid
dinsdag 22 november 2011
De drang naar perfectie en veel, heel veel geduld.
Dat is wat nodig is voor het snijden van een heft
voor een Zeeuws paeremes. Het is een volks
kunst waarin je je ziel en zaligheid moet leggen.
Zelfstandig kunstschilder en beeldsnijder Frans
Dingemanse uit Nieuw en Sint Joosland sneed
honderden messen in de afgelopen dertig jaar.
Ooit gaf hij zelfs zijn vaste baan als tekenleraar
voor deze passie op.
In zijn atelier gaan de
deurtjes van het raritei
tenkabinet open. Frans
Dingemanse pakt een
snuifdoos op die past in
een kleine handpalm. Het
hebbedingetje is gemaakt uit coquillanoot en
fijntjes versierd met fruit, bloempjes en groen
ten. Achter een paar oude lakstempels ligt een
fraaie ivoren toverbal uit China. De sierlijk
gesneden bal is iets groter dan een golfbal en
bestaat uit tien verschillende losse schillen.
Monnikenwerk en verwant aan het werk van
Frans bij het snijden van paeremessen. „Een
kwestie van uitermate nauwkeurig werken",
stelt Frans. „Gaatjes boren en steeds voorzich
tig wat wegschrapen."
Frans snijdt al zo'n dertig jaar mesheften. Toen
hij in 1978 een paeremes in handen kreeg,
werd hij gegrepen door de sfeer die dat bij hem
opriep. Van boeren die werken op het land, zo
als zijn vader. Van de oogst en het leven op het
platteland. „Die ga ik ook maken", dacht hij
en pakte een plankje om te gaan oefenen. Een
stuk hout voor zijn allereerste mesheft was
snel gekocht bij meubelmaker Jan Verkeste in
Serooskerke. Hij maakte een replica van een
paeremes, gesneden door David Trielier uit
Domburg in de jaren vijftig.
Mannen in klederdracht droegen steevast een
mes in hun broekzak. Ze gebruikten het om
mee te werken, maar ook om mee te pron
ken want het heft van dit forse mes was rijk
versierd. De meeste mesheften zijn uit buxus
of palmhout gesneden. Dit is hard, slijtvast en
fijn van nerf
Mesheften hebben vanaf de achttiende eeuw
tot nu een ontwikkeling doorgemaakt. De
oudste exemplaren hebben nog geen bekro
ning en kooitje. Ook zijn ze rond in plaats van
ovaal. Pas in de negentiende eeuw verandert
de vorm en verschijnt ook het opengewerkte
deel. Langzaamaan krijgen de heften een
bekroning. In het begin is dat meestal een
leeuw. Rond i860 verschijnt het span paarden
op de messen. Vanaf die tijd heet zo'n mes
een paeremes. Vaak is aan de afbeeldingen
en symboliek op het mes te zien welk beroep
de eigenaar uitoefende of tot welk geloof hij
behoorde. „Deze was van een timmerman",
zegt Frans wijzend op de hamer en ander
gereedschap. „En dit mes is waarschijnlijk uit
Zuid-Beveland. Afkomstig van een katholiek."
In zijn hand ligt een mesheft met de afbeel
ding van Adam en Eva in het paradijs.
Een traditioneel Zeeuws paeremes heeft als
bekroning altijd twee paarden aan een bagge,
een voermand. Daaronder zit een openge
werkt gedeelte. Het kooitje. Hierin zit een bal
letje dat het zieltje wordt genoemd. Een een
duidige verklaring voor dit balletje kan Frans
niet geven. Wel een theorie. „Rammel er maar
eens mee. Dit mes is uit perenhout gesneden.
Dat ketsende balletje van dit mes klinkt anders
dan bij dit buxushouten mesheft."
Uiteraard is het ook om te laten zien wat je
in huis hebt als heftensnijder. Op dat gebied
heeft Frans alles gemaakt dat te verzinnen is.
Zo sneed hij in opdracht van een echtpaar een
afbeelding van de Griekse mythe Leda en de
zwaan. Ook maakte hij een heft met attributen
die verwijzen naar de hobby van de opdracht
gever, zoals een toonladder, een ballerina of
een muziekinstrument. En ja, ook een kooitje
met meerdere balletjes.
In de jaren zeventig en tachtig van de negen
tiende eeuw is een paeremes in de mode. Wat
een nieuw mes destijds kostte is niet bekend,
maar iedereen droeg er toen een. Ook de wat
armere jongens en boerenknechten. „Ik weet
dat een oom van me naar de markt in Middel
burg ging. Daar was een kraam met tweede
hands messen. Misschien kocht hij voor een
kwartje een mes."
Tegelijk met het verdwijnen van mannen in
klederdracht in de twintigste eeuw, komt ook
een eind aan het gebruik van een boerenzak-
mes. Van lieverlee blijven er steeds minder
heftensnijders over. Voor een aantal van
hen blijft er voldoende werk. Zij verkopen
hun messen aan toeristen en liefhebbers van
volkskunst.
Frans neemt inmiddels geen opdrachten meer
aan. Zijn grootste wens is om een boek te ma
ken over zijn levenswerk, voorzien van door
hemzelf geschilderde illustraties. „Om vast te
leggen voor de toekomst."
Elian van 't Westeinde
Een Zeeuws paeremes, oftewel een paardenmes ontleent zijn naam aan het span paarden dat
op de bekroning staat Boeren, knechten en andere ambachtslieden die in klederdracht liepen,
droegen het bij zich. Ze staken het forse mes in een smalle langwerpige zak in de zijnaad van
hun broek. Het rijk gedecoreerde mesheft bleef voor een deel zichtbaar.
Boerenzonen kregen het zakmes rond hun vijftiende. Een leeftijd waarop ze geacht werden
een span paarden te kunnen mennen. Het mes hoorde dan bij de uitrusting. Stel dat hij met
paarden en al in de sloot belandde, dan moest hij toch een mes hebben om de riemen door
te kunnen snijden? Of als er brand uitbrak in de schuur. Dan moest het vee worden bevrijd.
Natuurlijk werd zo'n mes ook tevoorschijn gehaald aan tafel om het spek of het brood mee te
snijden, bij het snoeien of om de initialen van je geliefde in een boom te kerven.
Kortom, zo'n zakmes kwam altijd van pas.
foto Lex de Meester