io loverboys Tien jaar geleden deed de term 'loverboy' zijn intrede. Media, politiek en justitie doken bovenop het fenomeen van gladde jongens die meisjes de prostitutie inlokken. Maar wat is er bereikt? „Helemaal niks. We hebben de misstanden gelegaliseerd." vrijdag 14 oktober 2011 Als j e vr iendj e je pooier wordt door Maaike Boersma beeld Mark Reijntjens onselen van W I B prostituees bij gezinsvervan- gende tehui- zen', kopten de kranten iets meer dan tien jaar geleden. Bin nenkort bespreekt de Tweede Ka mer het ronselen van meisjes in jeugdzorginstellingen door lover- boys. Loverboy is een term die zo'n tien jaar geleden werd geïntroduceerd en het beeld opriep van mooie Ma rokkaanse jongens die naïeve, jon ge Nederlandse meisjes ronselden om in de prostitutie te werken. Een fenomeen dat al snel op uit zonderlijk veel media-aandacht kon rekenen. En nog steeds. Zoals het bericht eerder deze maand dat loverboys hun werkterrein hebben verschoven naar de dorpen. Een trend die overigens in 2001 ook de kranten al haalde. Wat is men de afgelopen tien jaar dan opgeschoten? Maria Genova lacht schamper. „Helemaal niks. We hebben de misstanden gelegali seerd." Na drie jaar research ver scheen onlangs haar boek Vrouw te koop, nadat ze vorig jaar ook al een boek schreef over mensenhan del: Man is stoer, vrouw is hoer. Ze werd overstroomd door mailtjes en telefoontjes van slachtoffers en politie. „Er ging een beerput open. Ik was helemaal niet van plan om nog een boek te schrijven over mensenhandel, maar na al die ge sprekken kon ik niet anders. Er moest een nieuw boek komen met al die schokkende verhalen die me waren toevertrouwd." Eén van de allergrootste proble men is dat de pakkans voor lover boys ontzettend laag is, zegt Ge- nova. „Dus wat let hen? Boven dien levert het heel wat meer op dan drugshandel." Maar hoe groot de problematiek echt is, is onduidelijk. De Rutger Nissogroep noemde ooit het aan tal van 1.500 slachtoffers per jaar, een getal dat vanwege gebrek aan recent onderzoek nog steeds als uitgangspunt wordt genomen. Critici, zoals criminoloog Frank Bovenkerk, beweren echter dat dit aantal schromelijk is overdreven. Bij het Coördinatiecentrum men senhandel (CoMensha) worden slachtoffers van mensenhandel aangemeld door de politie. In 2008 hadden zij 180 meldingen van slachtoffers van een loverboy. In 2009 waren dat er 120 en vorig jaar 210. „Het aantal dat bij ons geregis treerd staat, is niet het totaal aan tal slachtoffers in Nederland. De politie heeft als enige meldplicht, maar zelfs die melden niet alle slachtoffers", aldus CoMensha. Bovendien zijn de politiegegevens gebaseerd op aangiften en die doen de meeste slachtoffers niet. Sjoukje Drenth-Bruintjes begon zo'n zes jaar geleden met de bege leiding van meisjes uit het lover boycircuit. Per jaar komen er bij haar tussen de twintig en dertig 'Bovendien levert het heel wat meer op dan drugshandel' meisjes. Dat sommige critici zoals criminoloog Bovenkerk loverboys afdoen als 'hype', maakt haar boos. „Ik zie de realiteit dagelijks in mijn praktijk." Het mag dan onduidelijk zijn hoe veel meisjes slachtoffer zijn, de ver halen die ze voor de rechter en de politie vertellen zijn gruwelijk. De horrorverhalen die de kranten haalden, creëerden angst bij ouders en op scholen. Voorlich tingsprojecten schoten als padden stoelen uit de grond, ook in de vorm van films en theatervoorstel lingen. Genova vraagt zich hardop af wat al die voorlichting bereikt heeft. „Als er na alles wat er be kend is over loverboys nog steeds meiden zijn die in hun mooie praatjes trappen. Voorlichting, met name van de GGD's vinden meiden vaak saai en flauwekul. Verhalen van slachtoffers maken veel meer indruk." Het is angst, zegt slachtoffer Anouk (zie kader) over de reden waarom ze zo lang in de klauwen van haar loverboy bleef „Hij be dreigde mijn familie, mishandelde mij vreselijk." En juist die immense angst weer houdt meisjes ervan aangifte te doen. Volgens hulporganisatie Pret ty Woman die zich inzet voor slachtoffers, doet slechts 35 pro cent van de slachtoffers dat uitein delijk. Omdat ze bang zijn, maar ook omdat ze ondanks alles gevoe lens hebben voor de loverboy en zichzelf niet als slachtoffer zien. Maar geen aangiften betekent ook weinig rechtszaken. Hoeveel zaken er de afgelopen tien jaar precies zijn geweest is onduidelijk, maar de Raad voor de Rechtspraak heeft 69 zaken geregistreerd. Juriste Franca Damen onderzocht 59 zaken van de laatste vijfjaar. De opmerkelijkste conclusie was dat slechts twintig ervan leidden tot veroordeling. „Het grootste probleem is bewij zen dat het meisje onvrijwillig in de prostitutie werkte", aldus Damen. „In een kwart van de gevallen ging de dader daarom vrijuit. Bovendien geven slachtoffers vaak tegenstrij dige verklaringen. Dat kan komen uit liefde voor de da der of uit angst, waardoor ze hun aangifte intrekken." Die tegenstrijdige verklaringen zijn voor de rechters vaak reden om een verdachte op vrije voe ten te stellen. „De rechters begrij pen die speciale relatie tussen een slachtoffer en haar loverboy niet", aldus Damen. En als ze al veroordeeld worden, krijgen ze vrij lage straffen. „Onge veer 40 procent van de pooiers hoeft maar een jaar of nog minder te zitten", aldus Genova. „Slechts 11 procent krijgt vier jaar cel of lan ger, maar dat is meestal voor veel meer delicten en niet alleen voor mensenhandel." Loverboys staan dus snel weer op straat. „En dan begint het weer van voren af aan. De politie mag bovendien niet posten", zegt Ge nova, die veel gefrustreerde agen ten sprak. „Daarom moeten lover boys net als zedendelinquenten twee jaar worden gevolgd als ze vrijkomen. Het hele systeem moet op de schop. Nu zijn de pooiers de lachende derde."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2011 | | pagina 10