spectrum 8 Schorrenplanten op de Rumoirtschorren Zeeuws abstract? Zaterdag 1 oktober 2011 Zeekraal. Lamsoor verschijnt als het schor wat hoger wordt. foto Chiel Jacobusse Engels slijkgras. De Rumoirtschorren ten noorden van Sint-Phi- lipsland vormen één van de mooiste schor- rengebieden van de Oosterschelde. Ze heb ben een erg gevarieerde begroeiing en dat komt doordat ze een ideale hoogteligging hebben. Schorren die laag liggen en heel vaak overspoelen zijn vaak begroeid met slechts een paar plantensoorten, die bestand zijn tegen frequente overspoeling. En hoog op gewassen schorren die bijna nooit meer overspoelen zijn ook eenvormig en arm aan verschillende planten soorten. De Rumoirtschorren (spreek uit Ruum oord) zitten mooi tussen die twee uitersten in en daarom is de begroeiing heel gevarieerd. Langs de dijkvoet is de bodemopbouw verstoord door dijkverzwaringen, maar desondanks zijn vrijwel alle schorrenplanten in die strook vlak langs de dijkvoet te vinden. Lamsoor, zeekraal en schorrekruid in over vloed, maar ook zulte, schorrezoutgras, gewoon kwel dergras en gerande schijnspurrie staan er overal. Een mooie gelegenheid om de soorten te leren kennen. Maar het wordt pas echt boeiend als je die werkstrook achter je laat en het landschap betreedt dat alleen door water, wind en stroming gevormd is. Daar staan de planten niet zo maar door elkaar gerangschikt, maar elk op zijn eigen typische standplaats; wie zich daarin ver diept valt niet zelden van de ene verbazing in de ande re. De laagste delen van het schor zijn begroeid met Engels slijkgras. Hier en daar vind je kommen waarin geen en kele andere plant groeit Dat Engels slijkgras vormt ech ter dichte matten die veel slib invangen en als het schor wat hoger wordt verschijnt weldra de zulte of zeeaster op het toneel. Dat is de plant waarvan de jonge bladeren als 'lamsoor' gegeten worden. Dat zorgt nog steeds voor veel verwarring, want de plant die in de plantengidsen met lamsoor wordt aangeduid, is een heel andere soort Die verschijnt pas als een schor zo hoog is opgewassen dat de variatie op haar grootst is. Samen met zeeweegbree en gewoon kweldergras vormt de lamsoor dan de dominante begroeiing in de kommen. Vlak langs de kreken liggen de oeverwallen, die de getij- dengeulen als een soort natuurlijke dijkjes flankeren. Daar vind je weer heel andere planten. De oevers van jonge kreken worden vaak bedolven onder een enorm pak ronddrijvende wieren, zoals zeesla en darmwier. Die raken bedolven onder zand en slik en beginnen dan te ontbinden. Daarbij komen veel voedingsstoffen vrij en zo ontstaan de omstandigheden waarin het schorren- kruid zich op zijn best voelt Bij wat oudere, meer door- luchte oeverwallen, wordt het schorrenkruid vervan gen door de gewone zoutmelde. Dat is in feite een soort ministruik, waarin vogels als de rietgors en de kneu vaak hun nestje bouwen. Nog weer later ver schijnt de zeealsem op de oeverwallen, samen met een wat blauwige vorm van het ook binnendijks voorko mende rood zwenkgras. De hoogste oeverwallen zijn begroeid met strandkweek, met hier en daar een pol spiesbladmelde. De flora van het schor is in het verleden uitgebreid be studeerd en beschreven, het bovenstaande patroon kun je in diverse studieboeken terugvinden. Maar om dat in het veld allemaal zelf te ontdekken is toch wel heel wat anders. Dan stuit je ook op verrassingen die niet in het boekje staan. Een uitbundig uitgegroeide strandbiet op een hoge oeverwal; een zone met erg veel heen op de plaats waar drangwater uit de dijkvoet naar buiten komt; een stuk met heel veel Engels gras; en dan nog een paar plekjes waar het melkkruid groeit. Dat had je eigenlijk op veel meer plekken verwacht Ach ja,, na tuur is nooit helemaal voorspelbaar en daarom blijft het altijd boeiend. Het beeld hiernaast zou bijna een abstracte afbeelding kunnen zijn ware het niet dat we onmiddellijk het patroon van basaltkeien aan de glooiing van de zee wering herkennen. Wat doet zo'n detail in een arti kel met de naam Zeelandschappelijk? De weergave beslaat hooguit enkele vierkante meters van een willekeurig stukje dijkglooiing. Het vertelt z'n eigen verhaal, dat van de spatzone, net even boven de vloedlijn. Daar groeien de korstmossen die onze kunstmatige rotskusten koloniseren. Getuigen van leven op een dode ondergrond. Dood? Beweging zit er inderdaad niet in, maar hun vorm is door de natuur op onnavolgbare wijze ge creëerd! Springlevende steenzetters hebben zich hier geweerd, om de achter de dijk liggende polder en al de daar voorkomen de levensvormen met hun werk een beschermd bestaan te ge ven. In de donkere diepten van spleten en groeven tussen de keien verzamelt zich het door de zee aangevoerde organische materiaal wat na vertering dient als voedselbron voor planten als zeealsem, gele hoornpapaver, zeekool, kamille. Maar ook dierlijk leven speelt zich er af. Om alle leven wat zich, in dat zo doods lijkende regelmatig gevormde patroon, aan de dijkvoet voordoet, te doorgronden is een mensenleven te kort Mijn vol gende gedachte: wie het kleine niet eert... Klein? Kan daarin niet het grote verborgen zijn? Mijn behoefte om een abstracte weergave van bovenstaande weer te geven is verdwenen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2011 | | pagina 96