spectrum 14 Zaterdag 20 augustus 2011 Dat er nooit eerder onderzoek is gedaan naar het hoge sterftecijfer onder zwakzinnige jongens in Sint Joseph in Heel is weinig verbazingwekkend. Er heerste in de jaren vijftig in Limburg een typische, katholieke monocultuur die jaren stand heeft kunnen houden. door Caspar Ciilekens en Niki van der Naald Een burcht van naastenliefde'. Zo noemde de rector van Sint Anna de zwakzinnigeninstel ling in Heel in de jaren dertig van de vorige eeuw. Een vrouw, die er verpleegd werd, dacht er heel anders over. 'Het is juist zo'n strafko lonie. ]e kunt je niet vrij bewegen en gaan zoo graag je zou willen', zo haalt historica Annemieke Klijn een geanonimiseerde pu pil van de instelling aan in haar in 1995 ver schenen boek Tussen caritas en psychiatrie. Lotgevallen van zwakzinnigen in Limburg 1879-1952. Klijn beschrijft daarin ook de geschiedenis van Sint Joseph, die andere instelling voot zwakzinnigen in Heel. Haar geschiedschrij ving houdt op in 1952. In dat en de twee daaropvolgende jaren stierven in Sint Joseph juist 34 minderjarige jongens. Wat de oorzaak van dat opmerkelijke sterftecij fer was, hoopt het Openbaar Ministerie nu, zestig jaar na dato, alsnog uit te kun nen zoeken. Was het toeval dat de geschiedschrijving van Klijn juist ophoudt in de jaren van op vallend hoge sterfte op 'Sint Joep', zoals het zwakzinnigenoord nog steeds liefko zend door inwoners van Heel genoemd wordt? Klijn is niet bereikbaar voor com mentaar om daar, met de kennis van nu, op te reflecteren. Uit haar boek wordt echter wel duidelijk dat de broeders en zusters die de instellin gen voor zwakzinnigenzorg leidden über haupt weinig archiveringsdrift tentoon hebben gespreid. Iets dat alles te maken had met de heersende cultuur binnen dit soort religieuze zorginstellingen. Pottenkij kers waren niet gewenst en aan 'buitenaf hoefde geen verantwoording afgelegd te worden, vond men. Het bisdom vroeg er ook niet naar. 'De religieuzen waren uit sluitend verantwoording schuldig ten aan zien van zichzelf, dat wil zeggen ten aan zien van de Algemene Overste, die in be langrijke, zoals financiële zaken, het laatste woord had', schrijft Klijn. De meeste dossiers en archiefstukken zijn dan ook 'verdwenen'. Zo sprak Klijn onder anderen een broeder-archivaris die haar vertelde dat 'karrenvrachten archiefstuk ken zonder enige scrupule in de plomp wa ren gegooid en een gedeelte bij een brand in vlammen was opgegaan.' De voormali ge zusters van Sint Anna toonden zich in ieder geval bereid om dat beetje archief dat wél bewaard was openbaar te maken. Het onderzoek naar Sint Joseph verliep daarentegen niet van een leien dakje. 'De broeders verleenden na aanvankelijke aar zeling - er zou namelijk 'toch niets te vin den zijn' - alsnog toestemming. Het was inderdaad niet veel wat hier werd aange troffen. Zelfs de kloosterkronieken ontbra ken. Er bestond bij deze congregatie van oudsher weinig animo voor het ordente lijk en netjes bewaren van het archief, al dus de onderzoekster, die vervolgens be schrijft hoe ze tijdens het doornemen van de stukken ten behoeve van haar onder zoek in het huis van de broeder-archivaris geen enkel ogenblik alleen gelaten wordt. Sommige stukken worden zelfs helemaal niet uit handen gegeven. Ook het archief van de toenmalige Inspectie voor het Staatstoezicht op krankzinnigen en krank zinnigengestichten heeft voor Klijn geen In Noord-Brabant en Limburg had de kerk een speciale band met justitie en politie uitkomst geboden. Het bevatte slechts en kele snippers papier over Sint Joseph en Sint Anna. Conclusie: veel van wat zich binnen de muren van de zwakzinnigenoor den in Heel heeft afgespeeld, kan niet meer worden achterhaald. De onderzoek ster kreeg toegang tot dossiers van de pa tiënten en citeert uit inspectierapporten. Maar over abnormaal hoge aantallen sterf gevallen schrijft ze niet. Klijn: 'Zo bevin den zich in dit archief weinig inspectiever slagen over deze instellingen en ontbreken Sint Anna en Sint Joseph in alle statistie ken waarin het aantal verpleegden staan vermeld, alhoewel de religieuzen wettelijk verplicht waren deze cijfers door te geven. Alleen al uit het feit dat ze hoe dan ook on vindbaar zijn, kan echter al worden opge maakt dat Sint Anna en Sint Joseph geen prioriteit hadden in de ogen van deze In spectie.' Hebben de broeders al die tientallen jaren lang iets te verbergen gehad? Heeft hun te rughoudendheid om te documenteren te maken gehad met onoorbare zaken die zich afspeelden op Sint Joseph? „Je moet niet uitsluiten dat de 34 jongens als gevolg van een polio-epidemie zijn gestorven", zegt kerkhistoricus Peter Nissen. Polio kwam in de jaren vijftig vaak voor. Zeker in een instelling zoals Sint Joseph waar de mensen dicht op elkaar leefden, kan een dergelijke epidemie in korte tijd veel slacht offers hebben geëist. „Maar dan blijft het toch heel merkwaardig waarom er in de jaren vijftig geen onderzoek heeft plaatsge had naar het grote aantal sterfgevallen", zo stelt Nissen. Dat terwijl kerkelijke en over heidsinstanties op de hoogte waren van de onevenredige hoge sterfte in de zwakzinni geninstelling in de jaren 1952,1953 en 1954. Een aanzet tot verklaring heeft Nissen, pro fessor cultuurgeschiedenis van de religiosi teit aan de Radboud Universiteit in Nijme-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2011 | | pagina 64